Hoe ziet de kaart van Noord-Nederland eruit door de ogen van een dier? Vergeet de mensenkaart en kijk met specialisten mee naar een ander land. Wilfred Alblas, lid van de Vlinderwerkgroep Drenthe en coauteur van de verspreidingsatlas Dagvlinders van Drenthe 2007-2015, over de wereld van de heivlinder.

In welke tuin zit er nou geen merel? Foeragerend op het gazon of nestelend in de klimop bij het keukenraam. Weinig soorten zijn zo aangepast aan mensen. Je zou bijna vergeten dat merels van oorsprong schuwe bosvogels zijn, die zich een eeuw geleden bij het minste of geringste gealarmeerd uit de voeten maakten.

In deze rubriek Anderland proberen we naar het landschap van Noord-Nederland te kijken door de ogen van een dier. Maar wat nou als dat dier zijn kijk op het landschap fundamenteel verandert en inspeelt op de zich daar voltrekkende veranderingen?

De merel onder de dagvlinders is het bont zandoogje. Niet zo lang geleden stond dit bekend als een echte bosvlinder. Het bont zandoogje kun je vinden langs bospaden, of plekken in het bos waar net wat zonlicht door de bladeren schijnt. Met zijn lichte vlekken op zijn donkerbruine vleugels is het perfect gecamoufleerd voor zulke half beschaduwde plekken. De mannetjes verschillen in de wijze waarop ze vrouwtjes tegemoet treden. Sommige verkiezen een vaste plek, van waar ze de omgeving scannen op passerende vrouwtjes. Andere patrouilleren door langs de bospaden te vliegen. Deze patrouillerende bont zandoogjes zijn vaak donkerder van kleur. Zo absorberen ze meer zonnewarmte, die ze nodig hebben om de donkere stukken bos door te kunnen vliegen.

De verspreiding over Noord-Nederland had eind vorige eeuw haar kern rond het punt waar de drie provincien elkaar ontmoeten. De soort vloog daar in het Groningse Westerkwartier en de Friese Wouden met hun houtsingels, de Stellingwerven en de aangrenzende bosrijke streken van Drenthe. Opmerkelijk genoeg ontbraken bont zandoogjes in een groot deel van Drenthe. Maar sinds een paar decennia zijn we getuige van hun transformatie van bos- tot tuinvlinder. De recent verschenen atlas Dagvlinders in Drenthe 2007-2015 laat dit mooi zien. Aan het einde van de vorige eeuw komt deze soort alleen voor in het uiterste noorden en westen van deze provincie. Vooral in de jaren 2005-2009 maken de zandoogjes het bont: razendsnel breiden ze hun verspreidingsgebied uit en bezetten onder andere randveendorpen als Spijkerboor en Zuidlaarderveen. Tussen 2010 en 2015 vliegen ze ook Oost-Drenthe onder de voet, en duiken ze op in Emmen en Klazienaveen. Met het open landschap van de veenkoloniën hadden de bont zandoogjes meer moeite, maar inmiddels zijn ook de lintdorpen Nieuw-Balinge, Eerste en Tweede Exloërmond, Valthermond en Nieuw Weerdinge gekoloniseerd.

Naar de oorzaak van deze grootschalige uitbreiding is het gissen. Duidelijk is dat de toename van verspreide bewoning, erfbeplantingen en ruilverkavelingsbosjes in een halve eeuw tijd het landschap veel geschikter hebben gemaakt. Wellicht hebben veranderingen in het klimaat de bont zandoogjes meegeholpen om deze al wat langer geschikte plekken ook daadwerkelijk te gaan bewonen. Het verspreidingsgebied en de aantallen vlinders nemen hierdoor toe, en daarmee de variatie in ‘karakters’. Hierdoor zijn er naast honkvaste bos-bontzandoogjes nu ook zich makkelijker tot in dorpen en steden verspreidende tuin-bontzandoogjes. Voor vlinderliefhebbers is dit een prima ontwikkeling. Bonte zandoogjes verschijnen, omdat ze meestal als pop overwinteren, al vroeg in het voorjaar (april). In een zomerseizoen vliegen ze in drie overlappende generaties, waardoor ze het hele halfjaar tot eind oktober te zien zijn. Van schaarse bossoort naar vaakst geziene vlinder: het kon minder. En de merel profiteert mee. Wie had dat een eeuw geleden gedacht: tuinmerels die rupsen van tuin-bontzandoogjes oppeuzelen!