Het landschap speelt een hoofdrol in de boeken van Auke Hulst. In zijn roman Kinderen van het Ruige Land was dat de streek van zijn jeugd bij Slochteren. In zijn laatste roman En ik herinner me Titus Broederland schept Hulst een apocalyptisch landschap waarin je zonder moeite een leeggepompt Groningen kunt herkennen.
‘Alleen voorlezen en vertellen over je werk is saai. Meestal combineer ik de literatuur met muziek.’ Na dit interview zal Auke Hulst optreden in Nes, als schrijver, maar ook als muzikant. Muziek maakt Auke Hulst solo en als voorman van de Nederlandstalige band De Meisjes. Naast romans schrijft hij recensies en is hij reisjournalist en essayist voor onder meer NRC Handelsblad, De Groene Amsterdammer en De Standaard. Ook schreef hij voor Vrij Nederland.
In zijn romans speelt het landschap een prominente rol. De leegte van Groningen is nooit ver weg. Misschien niet zo vreemd als je bent geboren in Hoogezand-Sappemeer en opgegroeid op Denemarken, een buurtschap zo ongeveer boven op de gasbel van Slochteren. ‘We zeggen “op Denemarken”’, benadrukt Hulst.
Auke Hulst (1975) debuteert in 2006 met Jij en ik en alles daartussenin, maar breekt door met de roman Kinderen van het Ruige Land (2012). In dit boek groeien vier kinderen op geïsoleerd van familie en het even verderop liggende dorp. Hun vader is overleden en moeder verwaarloost de kinderen. Zij heeft genoeg aan zichzelf.
En ik herinner me Titus Broederland (2016) is het verhaal van tweelingbroers die voor duivelskinderen worden aangezien. Ze groeien met alleen hun vader op in een vervallen huis in een afgelegen bos, tot een ramp hen van huis verdrijft. Dan begint een zwerftocht door een desolaat landschap waar alles draait om religieus fanatisme en grondstoffen. In deze harde, kille wereld accepteert niemand de broers en komt hun onderlinge relatie steeds meer onder druk te staan, onder andere door de discrepantie tussen hun herinneringen. Uiteindelijk verliezen de broers ook elkaar definitief uit het oog.
Welk landschap hebt u voor ogen als u schrijft?
‘Dat is een mengvorm van verschillende landschappen. Ik ken het Groninger platteland, omdat ik er ben opgegroeid, maar ik heb ook veel door Amerika gereisd. De leegte van bepaalde streken daar, het feit dat je enorme afstanden kunt reizen zonder iemand te ontmoeten, dat boeit me. Het is een filmisch, een meditatief landschap. De leegte werpt je terug op jezelf. Ze voelt vertrouwd, omdat ze een uitvergrote versie is van wat je kent.
‘Vorig jaar heb ik in m’n eentje door een deel van Amerika gereisd. Ik wilde afstand nemen van En ik herinner me Titus Broederland waar ik op dat moment aan werkte. Ik had het manuscript bewust thuisgelaten. Het boek was al in een vergevorderd stadium. Het kostte me moeite het los te laten. Ik ben een control freak, moest mezelf dwingen om er afstand van te nemen. Als ik lang alleen door een leeg landschap reis, moet ik oppassen dat mijn gedachten niet de verkeerde kant op gaan. Dat ik niet somber word.
‘Dat is ook de reden dat ik in Amsterdam woon. Ik heb een neiging tot somberheid. Ik werk thuis, alleen. Als ik op het platteland zou wonen zonder mensen om me heen, zou ik in somberheid kunnen vervallen. Daar heb ik in de stad geen last van. Daar heb ik niet alleen mensen, maar ook een boekhandel en een bioscoop in de buurt. Maar ik voel geen enkele aandrang om over de stad te schrijven. Amsterdam, mijn huidige woonplaats, is als schrijver niet belangrijk voor mij. De stad stimuleert mijn creativiteit niet. Dat doet het Amerikaanse en Groninger landschap wel. Ik had mijn boeken niet kunnen schrijven als ik in Amsterdam was opgegroeid. Dan had ik een heel andere jeugd gehad.’
Hoe autobiografisch is uw werk?
‘Kinderen van het Ruige Land is voor 95 procent autobiografisch. Het is de werkelijkheid waarin ik ben opgegroeid. Ik heb wat namen veranderd om mensen uit de wind te houden. En ik herinner me Titus Broederland is ook in belangrijke mate gebaseerd op wat ik zelf heb meegemaakt.’
Op welke wijze heeft het landschap waarin u bent opgegroeid u gevormd?
‘In eerste instantie is het landschap een deel van je. Als je een akelige jeugd hebt gehad dan kleurt dat ook je kijk op het landschap. Het heeft lang geduurd voordat ik het landschap waarin ik ben opgegroeid kon gaan waarderen. Maar je krijgt door de jaren heen steeds meer afstand tot je eigen geschiedenis en daardoor kun je ook zuiverder, objectiever, naar de omgeving kijken waar je hebt gewoond. Het is dubbel. Ik heb nog altijd gemengde gevoelens bij waar ik mijn kinderjaren heb doorgebracht. Het huis waar we woonden was gebouwd door mijn vader. De mensen die er nu wonen zijn voor mij toch een beetje bezetters die er niet horen. Alles is opgeknapt. Wij hadden daar rond het huis alles laten groeien. Het was een paradijsje met een donkere kant. Dat zat vooral in het gegeven dat we er in onveiligheid opgroeiden. Tegelijkertijd kon alles en waren we vrij. Dat is de andere kant. Als je dan vertrekt blijven de vervelende omstandigheden aan dat landschap verbonden. Je moet door de jaren heen de donkere lagen eraf pellen.’
Geldt dat ook voor En ik herinner me Titus Broederland?
‘Dat is anders. Je moet je niet afvragen waar het verhaal zich afspeelt. Dat landschap is gewoon zichzelf. Dat boek heeft iets van een road novel. Eindeloos onderweg zijn. Dat kan niet in Groningen.’
Het land waar de broers doorheen trekken heeft iets beklemmends, iets benauwds.
‘Voor de beide broers is de buitenwereld gevaarlijk. Ik heb een sfeer willen creëren waarin dat tot uiting komt. Als ze de buitenwereld intrekken stellen ze hun leven in de waagschaal. Ik heb een soort mythische wereld willen creëren. Ik vind trouwens dat het Groningerland en bepaalde delen van Amerika, naast de leegte, nog wel iets gemeenschappelijks hebben. Op de een of andere manier hangt er een licht dreigende sfeer. Er kunnen dingen gebeuren die niet gebeuren in het meer aangeharkte deel van het land. Het is net of er steeds iets in de lucht hangt. Die sfeer had ik nodig voor mijn laatste boek.’
Er zitten meer elementen in het boek die sterk aan Groningen doen denken. Aan de aardbevingenproblematiek met name.
‘Dat klopt. Daar kun je niet omheen. Als ik aan het landschap van mijn jeugd denk, denk ik aan gaswinningslocaties. Daar zag ik nooit mensen. Ze leken los te staan van het landschap, van de omgeving. Het leek alsof buitenaardse wezens ze daar hadden neergegooid. Er was wel altijd geraas, het affakkelen zorgde voor lichtvervuiling, het waren installaties die mij intrigeerden. In En ik herinner me Titus Broederland refereer ik aan die gasinstallaties. Daarin heb ik het ook over “aardbloed” en “bloedpijpen” die overal in het landschap te vinden zijn. Als kind heb ik veel sciencefiction gelezen. Misschien heb ik daarom wel iets met die gaswinningsinstallaties. Ik vind ze namelijk helemaal niet uitgesproken lelijk. Dat geldt trouwens ook voor windmolens. Die vind ik zelfs mooi. Maar dat mag natuurlijk helemaal niet.’
U hebt het ook over een ‘zinkgat’.
‘Ja, dat is een enorm gat in de bodem. De aarde splijt open en slokt alles op. Dat begint met het huis waar de tweeling woont. Dat verdwijnt in de aarde, zoals dat gat later veel meer verzwelgt. De dreiging van de steeds maar groeiende afgrond zorgt ervoor dat iedereen vlucht en er een apocalyptische sfeer ontstaat. Waar het om gaat is dat je niet straffeloos de aarde kunt leegpompen. Op een zeker moment wordt de rekening gepresenteerd. Natuurlijk heb ik het dan ook over recente ontwikkelingen in Groningen. Deze provincie is altijd als een wingewest behandeld. Ik vergelijk Groningen wel eens met Amsterdam. Toen daar door de aanleg van een metrolijn een paar dure panden verzakten, was iedereen in rep en roer. Over wat er in Groningen gebeurt, hoor je in Amsterdam niemand. De randstedeling heeft geen idee voor welk gigantisch bedrag er in Groningen gas uit de bodem is gehaald en welke schade dat heeft veroorzaakt. Ik heb de aardbevingsproblematiek in En ik herinner me Titus Broederland een plek gegeven zonder dat al te nadrukkelijk te doen, want het moest geen politiek boek worden. Het gaat mij vooral om de relatie tussen de beide broers en de ontwikkeling daarvan. De herinnering speelt daarbij een belangrijke rol.’
Het is niet alleen de gaswinning die in uw laatste boek aan Groningen doet denken.
‘Er zitten inderdaad meer verwijzingen in. Sporen van mijn Groninger wortels zou je kunnen zeggen. Net als de boeren in het boek drinken de broers regelmatig “fladderak” en dat is een borrel die je onmiddellijk met Groningen associeert. Ik heb het ook over “bokkebladen”. Zo worden in het Noorden huis-aan-huisbladen genoemd. Mijn vader was journalist en maakte het Slochterense Bokkeblad. Het was de officiële naam van dat blad. Volgens mij bestaat het nog steeds. Ik heb ook wel wat Groninger uitdrukkingen gebruikt. Vernederlandst vooral. Dat maakt het voor Groningers herkenbaar en voor niet-Groningers een beetje exotisch.
‘Ik ben ook een Groninger. Na mijn zeventiende heb ik in de stad Groningen gewoond. De verschillen tussen Amsterdammers en Groningers zijn groot. In Amsterdam is veel poeha. Veel zelffelicitatie. Groningers zijn gelijkmatiger. Nuchterder. Dat herken ik bij mezelf. We zijn wat meer op onze hoede. Wat moeilijker te doorgronden. In Amsterdam lopen veel mensen te koop met prestaties die niet eens zo bijzonder zijn.’
Hoe kijkt u tegenwoordig naar het Groningerland?
‘Het valt mij op dat, in tegenstelling tot wat veel mensen denken, Groningen toch behoorlijk divers is. Ik heb niet zoveel met het Hogeland. Dat is me te plat, te leeg. Westerwolde spreekt me meer aan. Ik denk dat dat te maken heeft met het feit dat ik ben opgegroeid tussen bomen. Als ergens geen bomen zijn voel ik me minder op mijn gemak. De omgeving waar ik ben opgegroeid is ook relatief rijk aan bomen. Het is prima dat hier nu aan natuurontwikkeling wordt gedaan in een gebied waar eerst zwaar gesubsidieerde akkerbouw was. Het wordt alleen maar mooier.’
Begin maart verscheen op initiatief van Auke Hulst Als dit zo doorgaat, een bundel verhalen van schrijvers die reageren op populisme en trumpisme. Met medewerking van onder anderen Hanna Bervoets, Daan Heerma van Voss, A.F.Th. van der Heijden, Nelleke Noordervliet, Gustaaf Peek, P.F. Thomése en Frank Westerman. Uitgeverij Ambo | Anthos. € 18,99. Auke Hulst schreef voor de bundel Het Normalisatiebureau. U kunt dit hoofdstuk uit het boek hier lezen.
Dit interview is afkomstig uit NB#2 2017. Hier vindt u meer over de inhoud van dit nummer. En hier kunt u lid worden van onze club!