In de serie 'Wie maakt Noord-Nederland?' ijverige Noorderlingen aan het woord over hun successen en ambities. Dit keer verkeerskundige Sjoerd Nota (1980).

Naam: Sjoerd Nota (Leeuwarden, 1980).

Functie: Verkeerskundige bij Ruimte voor iedereen, bureau voor verkeer en openbare ruimte.

Opleiding: Verkeerskunde NHL, Stedenbouwkundige techniek en ruimtelijke planning Hogeschool Windesheim Zwolle.

Goed geslaagd in Noord-Nederland: Het nieuwe Zaailand in Leeuwarden.

Zou graag aan de slag willen met: De entree van Grouw vanaf de snelweg. Grouw is een prachtig watersportdorp, maar daar zie je niets van door de rommelige entree.

Waar heeft Sjoerd Nota Noord-Nederland gemaakt?
– Damwoude, herinrichting dorpskern na aanleg Centrale As.
– Leeuwarden, Beursplein en stationsgebied.
– Sneek, Prins Hendrikkade.
– Gemeente Loppersum, advies herinrichting dorpskernen.
– Peins, herinrichting.
– Ter Apel, schoolomgeving Nederveen Capelstraat

Beursplein Leeuwarden

‘Op feestjes vertel ik soms liever niet dat ik een bijdrage heb geleverd aan de herinrichting van het Beursplein in Leeuwarden.’ Sjoerd Nota zucht. We zitten in zijn kantoor aan de Westersingel in Leeuwarden en kijken naar de plezierjachtjes die de hoofdstad van Friesland aandoen. Het is het droevig lot van de verkeerskundige: er valt altijd wel iets te klagen over je werk. Dat geldt zeker voor het Beursplein, waar de gedachte van shared space leidend was in het ontwerp. Fietsers, automobilisten, voetgangers: iedereen zoekt een eigen weg, niet gehinderd door borden en regels. De rotonde in het plein wordt linksom, rechtsom en recht door het midden genomen. Dat dat wennen is, is een understatement.

Hans Monderman

‘Hans Monderman (1945-2008) is mijn belangrijkste inspiratiebron. Monderman was verkeerskundige in Friesland en de bedenker van het shared space-concept. Met deze opvatting over zijn vak is hij de bekendste verkeerskundige ter wereld geworden. Shared space is een visie op verkeer en de openbare ruimte waarin je meer van uit de stedenbouwkundige en landschappelijke context kijkt hoe je het gedrag van mensen kunt beïnvloeden. Shared space staat ook voor deregulering, minder regels dus en minder verkeersborden. Het idee gaat uit van de eigen verantwoordelijkheid van mensen. Maar het is meer dan dat. Het heeft ook met een transitie van de openbare ruimte te maken, niet alleen met verkeer. Sinds de opkomst van het autoverkeer na de Tweede Wereldoorlog heeft de verkeerskunde zich steeds meer geïsoleerd van andere disciplines. Hier ontwikkelde ze een technisch instrumentarium dat van Nederland niet alleen het meest verkeersveilige land ter wereld maakte, maar ook een land waar de wegen er overal hetzelfde uit kwamen te zien. Aan die ontwikkeling zit een plafond. Fysieke maatregelen kunnen de verkeersveiligheid niet verder vergroten. We moeten nu kijken naar de menselijke maat en aansluiting zoeken bij de omgeving. Hoe kun je een dorp laten zien? Als je asfalt neerlegt gaan mensen hard rijden, leg je er vervolgens drempels neer, dan worden ze agressief. Monderman wist dat het anders kon.’

Rode Plein, Oosterwolde

‘Monderman deed dat in 1998 voor het eerst in Oosterwolde. De Brink was een druk kruispunt midden in het dorp, Monderman heeft er een plein van gemaakt. Door de rode straatstenen noemt iedereen het nu het Rode Plein. Dit is het eerste grootschalige project waarin hij zijn ideeën in de praktijk bracht. Pas later kwam de naam “shared space”.

‘Ik liep stage bij de gemeente Smallingerland. Monderman was daar toen verkeersveiligheidsadviseur. Op een dag zei hij tegen me: “Sjoerd, we gaan op pad”. We hebben toen de hele dag met de auto door het buitengebied gereden. Hij heeft me van alles laten zien. Dat heeft zoveel indruk op me gemaakt. Door hem ben ik op een heel andere manier tegen verkeer aan gaan kijken. Hij betrok er van alles bij: landschap, psychologie, cultuurhistorie – het speelveld werd zoveel groter. Dat vind ik inspirerend en daar heb ik, nu Hans er niet meer is, nog steeds veel aan. Hij vond dat we als verkeerskundigen door onze beperkte blik de openbare ruimte hadden kapotgemaakt. We moeten juist een bijdrage leveren aan een goede, fijne openbare ruimte. Hij was ook een lastige, eigenwijze man, zijn zienswijze stond haaks op die van vakgenoten, waardoor hij vaak botste met anderen. Als bestuurders of bewoners niet naar hem wilden luisteren, zei hij: “Prima, dan kom ik wel terug als jullie er wel aan toe zijn” en ging hij gewoon weg. Zulke dwarsdenkers heb je nodig om te kunnen veranderen.

‘In Leeuwarden heb ik bijgedragen aan de inrichting van het Beursplein als shared space-gebied. Daar is kritiek op. Mensen voelen zich soms onveilig, maar er gebeuren wel minder ongelukken. En de kwaliteit van de openbare ruimte en de leefbaarheid van het gebied is veel beter geworden. Het is een “menswereld” geworden met veel ruimte voor fietsers en voetgangers, in plaats van een “verkeerswereld”. Je ziet dat het bewustzijn over het belang van langzaam verkeer groeit. Voor de fietser is al langer aandacht, je ziet zelfs dat in sommige steden het aantal fietsers zo groot is dat het tegen grenzen aan gaat lopen. Maar ook de aandacht voor voetgangers en goede openbare ruimtes neemt toe.’

Zef Hemel

‘Zef Hemel is bijzonder hoogleraar grootstedelijke vraagstukken aan de Universiteit van Amsterdam. Hij pleit voor de compacte stad. Hij wil één grote Nederlandse metropool in de Randstad die kan concurreren met grote Europese steden als Parijs en Brussel. Wil je die stad laten functioneren, dan moet je verdichten, inbreiden in plaats van uitbreiden. Er moeten goede voorzieningen zijn en een goede infrastructuur, bijvoorbeeld met metro of lightrail. Ik denk dat je de ideeën van Hemel ook kunt toepassen op de steden hier: Emmen, Assen, Groningen en Leeuwarden. We moeten verkeerskundigen, stedenbouwers en planologen verleiden langetermijnvisies te maken voor de compacte stad. Focus op Groningen? Nee, dat denk ik niet. Je moet elkaar versterken. Je kunt bijvoorbeeld prima in Leeuwarden wonen en in Groningen werken, de plannen voor een nieuwe sneltrein maken dat alleen maar makkelijker. Wat ik interessant vind aan Hemel is dat hij eigenwijs en eigenzinnig is. Hij heeft een filosofische inslag en durft een punt op de horizon te zetten: daar moeten we naartoe. En zijn ideeën over verdichting van de stad hebben natuurlijk consequenties voor mijn vak. Voor auto’s is minder ruimte. We kunnen beter lopen en fietsen, en dat combineren met bijvoorbeeld een tram-, lightrail- of metronet. Hemels’ denkwijze leidt tot een ander soort planologie.’

Denemarken

‘De bestuurlijke cultuur in Nederland is nog te veel op de kleine schaal gericht. Dat zorgt voor veel onderlinge concurrentie en werkt heldere keuzes tegen voor planologie en de openbare ruimte. Neem bedrijventerreinen. Elk dorp heeft bijna z’n eigen bedrijventerrein, dat zou veel beter gecoördineerd moeten worden. Denemarken daarentegen zet in op regio’s rond de grote steden Kopenhagen, Aarhus en Odense in plaats van op het niveau van kleine gemeenten. ‘Kopenhagen is een geweldige stad. Denen lijken op Nederlanders, maar ze hebben meer ambitie. Ze vertellen het verhaal beter. Zo zijn ze gek op hun starchitecten en zeggen ze dat Kopenhagen de beste fietsstad ter wereld is. Nou, ik kan je uit eigen ervaring vertellen dat dat beslist niet zo is, maar ze zeggen het gewoon! In Nederland hebben we het veel beter voor elkaar voor fietsers. Groningen bijvoorbeeld, al krijgt die stad al te maken met fietsproblemen. Zwolle dan, dat is echt een fantastische fietsstad. Veel beter dan Kopenhagen, maar ze zijn veel te bescheiden in Zwolle. We kunnen wat betreft het “vertellen van het verhaal” veel van Denemarken leren.’

Jan Gehl

‘Dit is ook een inspiratiebron.’ Nota legt een dik boek op tafel: New City Spaces van de Deense architect en urban designer Jan Gehl. ‘Gehl doet onderzoek naar de openbare ruimte. Hij laat met veel voorbeelden zien waarom iets werkt of niet. Water in de openbare ruimte, dat werkt altijd. En terrassen of spelende kinderen, dat zijn indicatoren dat een ruimte goed is. Dat geeft mij als verkeerskundige wel houvast. Ik zie het in Leeuwarden, op het nieuwe Zaailand. Na de bouw van het Fries Museum is dat een heel ander plein geworden. Al die elementen van Gehl zie je er terug. Dat heeft Hosper (Bureau voor landschapsarchitectuur en stedenbouw, red.) goed gedaan. “De huiskamer van Friesland” wordt het plein nu genoemd.

‘Leeuwarden doet het in cultureel opzicht sowieso goed. De provincie heeft duidelijk voor de ontwikkeling van de hoofdstad gekozen. De uitverkiezing tot Culturele Hoofdstad van Europa in 2018 is daar een uitvloeisel van. De investeringen in de stad hebben een vliegwieleffect. Neem het nieuwe poppodium Neushoorn, de festivals Welcome to the Village en Explore the North: ze komen voort uit de stad, uit de samenwerking van mensen, van onder op. Het is de menselijke maat, en het gaat om verbinding, cultuur en duurzaamheid. Ik ben trots op Leeuwarden.’

Henk Veenstra

‘Hans Monderman was de denker, Henk Veenstra is de doener. Henk, eerst verkeersveiligheidsadviseur in Ooststellingwerf, later voor alle Friese gemeenten, kon de soms wat abstracte ideeën van Hans vertalen naar de praktijk. Henk houdt niet van dikke onderzoeksrapporten, maar vindt dat je in gesprek moet gaan met bewoners. Hij kan goed luisteren en hoort echt wat mensen zeggen. Zo heeft hij het plein in Siegerswoude gerealiseerd. Siegerswoude is een lintdorp in de gemeente Opsterland met een kruising waar veel ongevallen plaatsvonden. De oplossing was in eerste instantie om er een rotonde aan te leggen. Maar het dorp zei, geïnspireerd door de Rode Plein in Oosterwolde: “We willen een mooie openbare ruimte waar we elkaar kunnen ontmoeten.” Toen is er een plein ontworpen. De provinciale landschapsarchitecten vonden het niets, een plein in het buitengebied, maar het werkt goed en het dorp is er blij mee. Kortom, de filosofie heb ik van Hans geleerd, maar de praktische aanpak van Henk.’