Het centrum van Leeuwarden is komend jaar een ‘vrijstaat’ voor taal. Op het Oldehoofsterkerkhof, het hart van het Lân fan taal, verrijst het taalbelevingscentrum OBE, een nieuw en blijvend gebouw. De taalexpositie, met een tribune aan de buitenkant, is genoemd naar de Friese dichter Obe Postma (1868-1963). De Prinsentuin wordt de Talentuin, waar kinderen uit verschillende doelgroepen met taal bezig kunnen zijn. Ook staat daar het Talenpaviljoen (in de vorm van vrouwenfiguren, als verwijzing naar de moedertaal), waarin talen zich een week presenteren. Vanaf de laatste week van maart komen Nederlandse streektalen en dialecten aan de beurt. Tussen half juni en half augustus volgen Europese talen, met het Platduits van Oost-Friesland, Friulisch, uit Noord-Italië, maar ook Spaans en het Manx van het Britse Isle of Man, en tot slot tot in oktober talen uit Leeuwarden. Al vanaf november 2017 zijn er elke laatste donderdag van de maand ook taaltoeren in Leeuwarden, waarbij je met een gids de krochten van de (straat)taal verkent en kennismaakt met dichters, kunstenaars, wetenschappers en inwoners van Leeuwarden.
Taalontmoetingen in Talentuin: ‘Wi wordt us seker flink verstahn’
Een kaart van taalgemeenschappen binnen Europa lijkt op z’n minst zo’n bonte lappendeken als een kaart van de landen van het continent, zoveel zijn er. Niet elke taal is een hoofdtaal in een land. Sommige talen zijn de officiële taal van meer landen. Ook talen en taalgemeenschappen zijn dus met grenzen verbonden. Maar die lopen niet alleen zichtbaar over het continent. Iedereen zal weleens tegen een taalbarrière aanlopen als hij een andere taalgemeenschap binnentreedt. Een taal delen draagt bij aan de verbondenheid van gemeenschappen: via taal drukken mensen uit wie ze zijn, wat hen bindt en wat hen anders maakt dan andere groepen. Het idioom van talen is rijk aan woorden en begrippen die een bepaalde cultuur vertegenwoordigen.
Vaak wordt de omvang van een gemeenschap gekoppeld aan het aantal sprekers van een taal. ‘Je motte of ’t klainste hewwe of it groatste hewwe, dan binne je wat’, zei de Bildtse streekhistoricus Aldert Cuperus in een pas op televisie vertoonde documentaire van Omrop Fryslân over het kleine aantal sprekers van de Bildtse taal – naar schatting nog zo’n zesduizend. De Friese gemeente Het Bildt gaat in 2018 door fusie op in de gemeente Waadhoeke. Betere bescherming van het Bildts door erkenning als kleinste minderheidstaal van Europa, lijkt Cuperus wel wat.
Leeuwarden wil komend jaar, als Culturele Hoofdstad van Europa 2018, bezoekers laten kennismaken met andere taalgemeenschappen van Europa. Via het internationale samenwerkingsproject Lân fan taal zet de stad activiteiten rond meertaligheid op. Het publiek kan daarvan leren welke zaken er spelen in andere regio’s (dan Friesland) waar meer talen gesproken worden, terwijl regio’s de kans krijgen zich te tonen aan een ander geïnteresseerd publiek en ter inspiratie en lering naar elkaar te kijken. Vele Europese taalgemeenschappen en ook gemeenschappen uit eigen land die graag in contact komen met andere gemeenschappen, zullen zich elk een week presenteren in het Talenpaviljoen in de Prinsentuin in Leeuwarden.
Zangeres en theatermaakster Annie Heger (34) is de ambassadeur van de Ostfriesisische Landschaft, de regio Oost-Friesland. Zij vertelt in de taal die ze volgend jaar meebrengt, het Platduits, hoe ze het vindt om haar regio, thuisland en taal te vertegenwoordigen.
Annie Heger, wat zijn uw verwachtingen van de deelname aan dit project? En van de presentatie in Leeuwarden, waar de moedertalen volgens de organisatie volgende zomer ‘floreren’?
‘Ik will de Besökers wiesen, dat Plattdüütsk an’t Leven is. Plattdüütsk is een Spraak, de so vööl verscheden Minschen vereent, so vööl “Plattaktivisten”, de för hör Modertaal brannen doont [gepassioneerd zijn over hun moedertaal]. De Spraak is so kakelbunt as ok de Lüüd [mensen], de Platt proot … oder snackt. Ik will wiesen, wo mooi se is un ok de unbegrenzten Mööglichkeiten, de se mitbrengen deit. Plattdüütsk is eenfach een unupgereegt un unarrogant Spraak, de sik nix up hör sülvst inbilden deit [niet hoog van de toren blaast]. In kieen anner Spraak kannst so goot ok eenfach maal nix seggen un still swiegen. Ik frei mi up all de anner Modertalen, -spraken un Dialekten in Leeuwarden. Wi wordt us seker flink verstahn [we zullen zeker gemakkelijk met elkaar in contact raken]!’
Waar loopt u tegen aan?
´De Tiet is een Faktor, de die Kreativität natürelk begrenzen kann. Un wi mutten Ofscheed nehmen van een künstlerischen Perfektioonismus, nehm ik an. Man dat is, waarum dat doch geiht: Een Frömden treffen, de Saken finnen, de een gemeensaam delen deit oder wo man sik ergänzen [aanvullen] kann un denn wat entwickeln, dat ok weert is een Publikum wiest to worden [een publiek te trekken].’
Wat voor programma maakt u voor de bezoekers van het Talenpaviljoen?
‘Ik will singen, lüstig wesen un jo een paar alternativ Fakten över Oostfreesland mit up’n Weg geven. Ik kiek nich nett akraat so ut as een Wicht ut Oostfreesland, ik bün wohrraftig nich knapp van Woorden [niet verlegen om woorden], ok wenn dat een över all us Oostfreesen denken deit, dat wi nich so proterg [spraakzaam] un mennigmaal sogaar muulsk [knorrig] sünd. Aver ik bün süchtig na Oostfreesentee [thee] un ik bün verrückt na “Boßeln”, een leep bekannten Sportaart [populaire sport], de faken mit Eckenun Lattensupen [schnaps drinken] ergänzt word. Ik will eenfach, dat de Besökers een bietje de oostfreesk Humor beleven un de Leevde van de Oostfreesen för hör Kuntrei [regio].’
Op welke manier kan het publiek daar een bijdrage aan leveren?
‘So lang as dat Publikum Spaaß hett, tolustern deit un mi villicht wat mitbringen deit – een feinen Mettwurst oder belgisch Zuckerlaa – denn worden se een oostfreesk Füürwark beleven.’
Bent u ook in het Platduits opgevoed? En meertalig?
‘Mien Ollen hebbt mi nich tweesprakig uptrucken, man elkeen um mi to hett ja Platt proot. Mien Moder, mien Grootollen, mien Tant… ik würr ehrder seggen, dat ik plattdüütsk soziaaliseert worden bün. Un irgendwennehr hebb ik denn ok up Platt antwoordt un vööl up Plaat leest. De Spraak is al immer in mien Hart west un muss eenfach hoch to de Tung jumpen.’
Welke invloed heeft een minderheidstaal spreken of in meer talen opgevoed worden op uw ontwikkeling?
‘Een Spraak kann di een Heimaat geven. Waar ok immer wi sünd, wi draagt us Spraak immer mit un dat helpt us, um Wuddeln [wortels] to hebben. Un dat is doch so wichtig in disse Welt, in de wi leven.’
Wat delen de Nederlandse en Duitse Friezen nog met elkaar?
‘Wi delen Traditionen, Rezepten un natürelk de Küst. Man wi delen ok de Mentalität van een Minnerheet, de immer weer an sien Sichtbaarkeet arbeiden mutt un ok an sien Lokaalpatriotismus. Daarmit wi so up de een Kant villicht de Solidarität van de Rest van d’Welt sekern un up de anner Kant us Traditionen un Spraken bewahren.’
Wat is u het meeste waard van Oost-Friesland (van de taalsituatie, cultuur, regio, of de aard van de mensen)?
‘De Landskup word sik verännern, wi köönt dat villicht nich uphollen. De Klimawannel word vööl vernelen un kött maken in Tokunft un wi köönt nich vööl daartegen doon. Man wi köönt us Spraak redden, daarum denk ik, dat dat Düürste, wat wi hebbt, us Schatt.’
‘Het culturele parlement van Oost-Friesland’
De Ostfriesische Landschaft (‘Oostfreeske Landskupp’ in het Platt) is de partner voor Lân fan taal. Hij draagt de bevoegdheid over culturele
zaken in de districten Lier, Auwerk, Emden en Wittmund in Nedersaksen en wordt zodoende ook wel het culturele parlement van Oost-Friesland genoemd. Het Plattdüütskbüro gaat over het Platduits. Het bureau zet zich voor de taal in met schoolprojecten, taalprijzen aan kleuterscholen, basisscholen en sportverenigingen. Ook organiseert het met mediapartners in september de Plattdeutsche taalmaand. Er zijn dan lezingen en concerten, acties op scholen en op de werkvloer. Tevens verschijnen er (YouTube-) video’s in de taal. Verder is het Plattdüütskbüro betrokken bij werkkringen over tweetalig onderwijs op de basisschool en de middelbare school. Het bureau wil buiten de deelstaat graag meer internationaal samenwerken. Culturele Hoofdstad biedt daarvoor een mooi internationaal podium, zegt Grietje Kammler, de leidster van het bureau. Zij hoopt er met meer culturele instellingen in contact te komen, en met mensen uit de onderwijswereld, met wie ze misschien gezamenlijk onderwijsmateriaal kan ontwikkelen.
De Ostfriesische Landschaft zal volgend jaar zowel de regio als de historie van de regio presenteren, vertelt Kammler. ‘In dat Zentrum van de Sprakenpavillon sall en Symbool van disse Regioon utstellt worden. För Oostfreesland is dat de Upstalsboom. De Upstalsboom word över en groot Boominstallatioon wiest. Daarmit disse Boom mit dat Thema “Spraken” verbunnen word, sall dat de Mögelkheid geven, Kaarten an disse Boom antobrengen, up de de Besökers Seggwoorden ut hör Regionen upschrieven könen. So gifft dat an dat Enn van de Week en groot Sammlung van Seggwoorden ut Europa un de Welt. Ok könen de Besökers an de Teezeremonie deelnehmen un van hör egen Kultuur vertellen un seggen, wat bi hör villicht anners is. Un de Besökers sallen ok de oostfreeske Kultuur kennenlehren.’
Verder presenteert de Landschaft zijn eigen werk. ‘Produkten un Materiaal as Boken, Spölen, Postkaarten, Poster usw., de sük um de Regionaalspraak an sük dreihen, man ok mit de Regioon Oostfreesland befaten, sallen utleggt worden. Man de Oostfreeske Landskupp much ok hör Regionaalspraak Plattdüütsk präsenteren: In de Sprakenpavillon sallen de Besökers ok de plattdüütske Spraak beleven. Binnen sallen de Schiller heel un daal up Platt wesen, butendeem sallen Woorden an de Pavillon anbrocht worden. Un besökers sallen Plattdüütsk neet blot lesen, se sallen ok de besünner Klang van disse Spraak hören. Daarför lesen up de een Kant Autoren un anner Lüü över een Dag verdeelt immer weer lüttje Utsneden ut hör Texten. Up de anner Kant is Annie Heger as Künstlerske mit hör Musikkabarett “Watt ´n Skandaal!” to sehn un to hören.’
‘Platt’ en Fries
Grietje Kammler: ‘Platt un Freesk hebben deelwies desülvige Spraakgeschicht un desülvige Egenheiden. Beid Spraken hebben to ‘n Bispill neet de tweede “Lautverschiebung”mitmaakt, wat bedüddt, dat se up de glieke Spraakstand bleven sünd. Dat kummt natürelk ok daarvan, dat se geografisk up een Ebene liggen, so dat se sük van de Spraken, de wieder in d’ Süden liggen, düdelk unnerscheden. Dat Wiederleven van de Spraken haangt daarvan of, dat dat Minsken gifft, de de Spraak proten un daarmit lebennig hollen un ok wiedergeven könen. Man dat hangt ok daarvan of, dat disse Minsken sük aktiv för hör insetten, wat för dat Ansehn van disse Spraken doon un wiesen, dat man sük mit disse Spraken genauso bewoorden kann as mit en Standardspraak. En besünner Unnerscheed tüsken beid Spraken is allerdings, dat man sük al vööl langer in Westfreesland för Freesk insett un sük de Spraak ok an de Scholen etabliert hett. In Oostfreesland kunn dat Ansehn för Platt eerst siet en paar Jahren verbetert worden. En Schoolfack för Platt gifft dat to ’n Bispill leider immer noch neet in Nedersassen, ok wenn en Bült van de Scholen wat mit Platt maken.’
Dit artikel staat in NB#BesteBuren 2018.