Zinderend en ontroerend, die combinatie van emoties maakte de Jan Abrahamse-lezing tot een echt eerbetoon aan de naamgever. Twee sprekers, Adriaan Geuze en Maarten Hajer, bewogen zich ieder op hun eigen manier door het noordelijke landschap en gaven aan waar schoonheid zit en waar volgens hen een waardevolle toekomst ligt.

De sprekers, Adriaan Geuze en Maarten Hajer, lieten het publiek eerst waden door ontwaterde veenkoepels, afgegraven terpen, de 20e eeuwse ruilverkavelingen en verre musea. Hun beide lezingen waren als een voorstelling die je confronteert met de idiotie van het huidige leven.
Jan Abrahamse was 43 jaar geleden de oprichter van tijdschrift Noorderbreedte. Hij hield van ruig en oprecht en zocht onverwachte routes om het landschap te koesteren. Het betoog van Adriaan Geuze zou hem zeker hebben aangesproken. Het kwam recht uit Geuzes hart en hij spuwde het bijna de zaal in. ‘In Nederland valt het landschap niet mee. In Friesland wel.’ Compact en geladen gaf hij nog even aan wat landschap is: ‘Bach, Rembrandt, je schoonmoeder, landschap is ALLES.’ En Friesland heeft het goed getroffen. Geuze sprak bewonderend over de Friezen. De vakbekwaamheid waarmee terpen zijn opgeworpen om aan de rand van de zee te kunnen leven. En dan het volgende kunststuk: de ontginning van het veen.
Er liggen 1100 terpen in het waddengebied van Wieringen tot de Dollard. Een prachtig landschap. ‘En wat doen de Friezen? Die ambitieuze landmakers?’ Geuze buigt zich dichter naar de microfoon om extra te versterken wat hem zo raakt: ‘Ze graven de terpen af.’
De landschapsarchitect die over de hele wereld veel eer inlegt, ziet overal de enorme impact van de mens op het landschap. Hij weet wel wat de Friezen moeten doen: niet blijven haken in klachten over kieviten, maar omarm de terpen, maak hun ligging aan de zee beter zichtbaar. Zoals in Toscane dorpjes in de heuvels liggen. Het Boutique landschap, noemt hij dat. ‘Je gaat niet naar Sienna, maar naar Toscane. Bescherm niet alleen de Waddenzee , neem ook het kustland daarin op.’
Hoe bereik je dat? Weer buigt hij zich naar de microfoon: ‘planning’. Planning is nodig. Hij roept niet voor niets zo hard. Het rijk is gestopt met regionale planning. En de provincies doen het niet, constateert hij. En zo werken we in de 20e en 21e eeuw dat prachtige landschap, de erfenis van eeuwen ambitievol landmaken, onder de grond.
Het advies van Geuze is simpel: ‘Beperk de fabrieksdozen in de ene hoek (‘bijvoorbeeld Heerenveen’), de glastuinbouw in een andere.’ Plan de overlast van het moderne leven in het landschap zodat er ruimte overblijft voor zaken die het hart beroeren. Natuurlijk is zonnenergie nodig. ‘Ik heb in een drone boven die fabriekshallen in Heerenveen gevlogen. Wat denk je? Geen zonnepaneel te zien. Flikker op met je zonneweides. Het bestuur kan morgen komen met een dakenwet. Eerst alle daken vol leggen.’

Maarten Hajer sprak ook gedreven en vol passie, maar hij tapte uit een heel ander vaatje. Hajer heeft afgelopen jaar als curator van Places of Hope met veel anderen routes gezocht om onze omgang met het landschap uit de huidige verkramping te halen. Hij vraagt zich af: Hoe krijgen we weer zin in de toekomst? Rustig en analytisch schetste hij hoe landschap in de greep is geraakt van politiek, belangenconflicten en regels. En hoe dat onwrikbaar is geworden. ‘Niet technocraten zullen onze veranderkracht vergroten, maar kunst. Onze hoop zit bij mensen die om een hoekje kunnen denken’, gaf hij zijn conclusie.
Hajer liet onderzoeken waar mensen weer zin van krijgen in de toekomst. ‘Natuur. Mensen krijgen hoop van natuur. Niet biodiversiteit of klimaat of de wolf.’ Het landschap van de toekomst steunt op waarden. ‘En dus moet je met elkaar in gesprek over welke waarden. Landschap is een mentale kwestie geworden.’ Maar waar voer je zo’n gesprek. Hajer spreekt zacht maar zijn woorden zijn genadeloos: ‘Wanneer politici zich over landschap buigen, komen we terecht in dat belangenconflict. Daarom moeten we het gesprek over die waarden daar niet daar voeren maar elders. In andere ruimten, soft places. Plekken waar je kunt luisteren naar elkaar.’