Lân fan taal vormde een hoofdonderdeel van LF2018. In het talenpaviljoen MeM stond elke week een taal in de schijnwerpers. Onze verslaggever Tsjomme Dijkstra signaleert in zijn beschouwing dat taal en cultuur zowel kunnen binden als scheiden. Hij laat de lezer (nader) kennismaken met het Bildts uit Friesland en Asturisch uit Spanje.

Toen Leeuwarden en Friesland de strijd om de titel Culturele Hoofdstad hadden gewonnen, lag het in de rede dat de rijke taalvariatie van Friesland een rol zou vervullen in het LF2018-programma. Maar hoe maak je rond het thema taal een programma dat een groot publiek kan bekoren? En hoe zorg je voor een logische verbinding tussen programma-onderdelen, zodat het thema niet onbeduidend blijft?

In de geest van het hoofdthema van het jaar, iepen mienskip – het idee een open, inclusieve gemeenschap te vormen in de Culturele Hoofdstad – riepen de organisatoren een gebied te Leeuwarden uit tot een vrijstaat voor talen. In en rond de Prinsentuin zou een ontmoetingsplek ontstaan voor iedereen. Het programma dat zich (grotendeels) in dit Lân fan taal zou afspelen, omvatte kunstinstallaties, tientallen lezingen, voorstellingen, workshops en vele andere activiteiten voor alle leeftijdsgroepen. Sprekers van verschillende talen zouden daarbij volop de mogelijkheid krijgen om elkaar tegen te komen en in gesprek te raken.

Een aantal in visueel opzicht opvallende onderdelen uit het talenprogramma viel vrijwel onmiddellijk in de smaak aan het begin van het culturele jaar. Zoals de op de Oldehove geprojecteerde videokunstwerken rond taal en de vernuftige (Stads-)Friese teksten die plotseling op daken van gebouwen verschenen, van het project Sichtberens. En er was in Friesland dit jaar geen voorstelling waarin het thema meertaligheid niet ook op de een of andere manier aan bod kwam. Taal stond in het hoofdstadjaar kortom volop in de aandacht.

Het dagelijks leven biedt in onze tijd, waarin grenzen vervagen, volop inspiratie voor discussie, theater en andere vormen van kunst die kunnen bijdragen aan contact en herkenning over en weer tussen mensen uit verschillende landen. Zoals rond het thema meertaligheid. En dat was terug te zien in talloze activiteiten, bijvoorbeeld de debatten tijdens Iepen Up. Ook het talenprogramma heeft gewis waardevolle internationale contacten opgeleverd, tussen cultuurliefhebbers, kunstenaars, minderheidstaalsprekers. Maar of dat bij de Friezen massaal voor een ongekende belangstelling voor vreemde invloeden en contacten over de landsgrenzen heen heeft gezorgd, valt te bezien.

Het is ook de vraag of mensen uit alle regio’s van Friesland zich betrokken bij en vertegenwoordigd gevoeld hebben door de organisatie van Culturele Hoofdstad en activiteiten met Europese uitwisselingen. Tijdens de evaluatie komt dat geheid aan de orde. De erfgoedstichting van Hindeloopen uitte in november al haar teleurstelling over het feit dat de Hylper taal in de programmering van het talenpaviljoen MeM niet aan bod gekomen is. En heeft ‘LF2018’ de stadscultuur in Friesland en de meer traditionele Friese cultuur van het platteland genoeg bij elkaar kunnen brengen?

De gemeenschapszin van Friesland waar dit jaar de nadruk op lag, is sterk verbonden met de trouw van mensen aan de eigen taal en de zorgvuldige omgang met tradities. Maar de bescherming van het eigene kan een open houding richting andersdenkenden ook in de weg staan. Dat blijkt uit opiniestukken en ingezonden brieven in kranten en berichten op sociale media over Culturele Hoofdstad en actuele kwesties waar het culturele jaar bij wordt betrokken. De rechtszaak tegen de ‘blokkeer-Friezen’ liet weliswaar verdeeldheid zien over de omgang met bestaande tradities, maar daarbij was de opvatting dat Friezen hun provincie moeten beschermen tegen dwingende bemoeienis van buitenstaanders zeker het luidst hoorbaar. Laten we in elk geval de hoop hebben dat het culturele jaar Friezen ook inzichten en inspiratie heeft geboden om in de toekomst te verbinden en via vernieuwende, creatieve wegen met de ander van gedachten te wisselen.

‘’n Bilkert blyft ’n Bilkert’

‘Laat de lettergrepen klinke, de taal fan ach en wee, swelge en ferdrinke in ’n literêre see’, zong de muzikant Jan de Vries uit Oudebildtzijl tijdens zijn optreden in april tijdens de Bildtse week in het talenpaviljoen. Hij schreef een lied speciaal over het Lân fan Taal, begeesterd door zijn liefde en trots voor de Bildtse taal.

Het Bildt organiseerde in het Culturele Hoofdstad-jaar als aardappelhoofdkwartier van Friesland de derde editie van de Bildtse aardappelweek, met het thema: Potatoes Go Wild. Scoren deed de streek met figuren van kunstenaar M.C. Escher die in graanvelden waren gevormd en mooie beelden opleverden.

De Vries deed ook mee aan een grote buitendijkse theatervoorstelling en speelde een aantal liedjes bij de opening van het jaar. Hij was zeer onder de indruk van de animo in zijn streek om de Bildtse cultuur in 2018 in de kijker te zetten. Volgens hem was er dit jaar veel meer activiteit rond de Bildtse taal en cultuur. ‘Sâgst dat die trots onder de mînsen d’r is en ok blyft, ’n Bilkert blyft ’n Bilkert.’

Vorig jaar werd de gemeente Het Bildt opgeheven, om op te gaan in de nieuwe gemeente Waadhoeke. Onder de inwoners was veel weerstand tegen de herindeling. Maar die zorgde volgens De Vries juist voor meer betrokkenheid van de hechte gemeenschap bij Culturele Hoofdstad. ‘Een kat in het nauw maakt rare sprongen, dat idee had ik wel ’n bitsy. Bliksem, de boel wort opheven en elkeneen staat op skerp.’ Met zijn allerlaatste besluit legde de raad het Bildt als naam van de streek vast. Een aanvraag van de gemeente om de taal officieel te erkennen, wees de regering af.

De Vries verwacht dat de herindeling op de taalsituatie niet direct veel invloed heeft. Maar in een verdere toekomst denkt hij dat de Bildtse taal, met nu nog een paar duizend sprekers, het loodje moet leggen. ‘Maar ’t Frys ok. ’t Sil minder worre. Ik fyn ’t leuk om te brúkken. Je motte d’r, dink ik, fan alles an doen om ’t te behouwen, maar niet met hangen en wurgen. Om levendig te houwen is ’t belangryk dat d’r soawel in skreven as songen wort as ândere kûnstforms. En soa sien ik dat ’t nag leeft.’

De muzikant ziet zijn streek veranderen door invloeden van buiten. De korte lijntjes naar de politiek zijn verdwenen, de afstand tussen burger en politiek zal dus groter worden. Zelf leerde hij toen hij in Leeuwarden naar de middelbare school ging pas goed Nederlands en Fries. ‘Nou siest dat d’r amper meer Bildts praten wort op ’t skoalplain. ’n Paar kines nag.’ En er komen kunstenaars en mensen uit het Westen op het Bildt wonen. ‘Maar foor de leefberhyd is dat ok wel goed, dink ik.’

Tegelijk gebeurt er ook nog een heleboel in de Bildtse taal en met de geschiedenis: er worden taalcursussen gegeven, er zijn kinderboeken in het Bildts en er is nog steeds een Bildtse krant. ‘At ik sien wat d’r in ’t Bildts útkomt, is dat wel besonder. En siest dat myn generasy ’t ok overnimt.’ Positief acht hij bovendien dat het door social media makkelijker is de Bildtse taal te gebruiken.

Met zijn band Feetwarmers speelde De Vries eerst Engels repertoire. Toen ze bij de viering van 500 jaar het Bildt in 2005  – in 1505 werd het gebied ingedijkt  – een aantal nummers in de eigen taal gezongen hadden, gingen ze definitief op Bildts over. ‘Later ontdekst dochs dat ’t Bildts ’n hele mooie taal is en dat mînsen dat waardere, ’t staat feul dichterbij.’ Bovendien, liedteksten lenen zich er prachtig voor om mooie woorden te gebruiken die uit de mondelinge taal zijn verdwenen, vindt hij.

Aan de taalweken heeft De Vries een goed gevoel overgehouden. ‘Krijst ’n bepaalde steun fannander. D’r binne soafeul talen en dialekten die ’t nag brúkt worre en wer ’t mînsen groats op binne. Ok mînsen út Limburg hewwe der weest. Dat is frij feer fort en dochs is elkeneen beraid weest deran met te werken en syn taal te promoaten.’

Lees hier het uitgebreidere vraaggesprek met Jan de Vries.

Spaanse angst voor Asturisch

De Asturische volksmuzikanten Vérval en Flavia verhuisden twee jaar geleden naar Leeuwarden. Met de groep Xera (Raíz) touren ze al jaren door Europa. Vérval: ‘Sinds 2010 onderhielden we contacten in Friesland, toen waren we bij een paar optredens. We vinden het goed hoe mensen er voor kleine talen zorgen.’ De muzikanten proberen in de globaliserende tijd (‘waarin culturele symbolen steeds stereotyper zijn’) hun authenticiteit te bewaren. Hun groepsnaam heeft daar mee te maken, want Xera betekent ‘jouw taak’, legt Vérval uit. ‘Dat sloeg in Asturië op een boer die naar de berg gaat om voor de dieren te zorgen.’ Raíz is wortel. ‘Xera-Raíz is een minimalistische muzikale vorm van de oorspronkelijke Xera, waar we grotere podiumprojecten mee deden. De akoestische versie. Daarvoor kwamen we naar Leeuwarden.’

De muziek is geworteld in Asturische tradities en geschiedenis. In het verleden was de noordelijke kust van Spanje door het Cantabrisch Gebergte sterk geïsoleerd van de rest van het land. Vérval: ‘Er was beter contact met andere mensen via de zee dan via de bergen. Dat zorgde voor andere invloeden. Daardoor hebben we in Asturië en Galicië een ander klimaat en andere cultuur dan de rest van Spanje, met aparte tradities, dansen, eten en muziek.’ Het voelde voor de muzikanten bijzonder om hier in de Asturische week andere mensen kennis mee te laten maken. ‘We hebben geprobeerd iedereen een indruk van ons land en onze cultuur te geven. Er was veel interesse voor onze muziek, taal en natuur. Er waren ook veel mensen uit Duitsland die vragen stelden. Het is een mooi en noodzakelijk proces dat kleine taalgemeenschappen bij elkaar komen.’

Het aantal sprekers van Asturische dialecten wordt geschat op ongeveer 450 duizend. Het Mirandees in Portugal is officieel erkend. Vérval: ‘De Asturische en Spaanse overheden willen wel enige bescherming voor de taal, maar geen officiële status omdat ze dat gevaarlijk vinden. Ze denken dat het in de toekomst nog een probleem kan worden voor de regering en ze vinden dat er genoeg problemen met nationalisme in Spanje zijn.’

Volgens hem is de taalsituatie nu echter wel totaal anders dan in de tijd van de Spaanse dictatuur. ‘Veertig jaar geleden dachten mensen dat ze niet goed spraken, ook omdat ze niet naar school konden gaan. De jeugd wordt nu opgevoed met het idee dat de Asturische taal spreken geen fout is, dat ze niet bang hoeven te zijn en het recht hebben om hun moedertaal te leren en te spreken.’ De ‘herwaardering’ voor de taal heeft ook z’n weerslag gehad op de literatuur en cultuur. ‘Er zijn tegenwoordig meer dan honderdvijftig Asturische muziekgroepen die in de Asturische taal zingen.’

Op het gebied van bescherming voor de taal en steun via samenwerking kan er veel beter, meent Vérval. ‘De taalgebruikers moeten ondersteuning krijgen om de Asturische cultuur en geschiedenis niet te vergeten en verliezen. Er zijn individuen die veel voor de taal doen, maar de regering en belangrijkste politieke en maatschappelijke organisaties lopen twee stappen achter. We kunnen de Asturische taal niet vergelijken met andere talen qua geld of subsidies. Dat maakt dat de weg moeilijk wordt.’

Lees het uitgebreidere interview met de Asturische muzikanten hier.