Begin
1700 dreigden de zilver- en ijzermijnen rond Freiberg in het Saksische
Ertsgebergte tot stilstand te komen. Er was bijna geen hout meer om erts te
smelten en mijngangen te stutten. Hele wouden waren al kaal gekapt zonder dat
er voldoende nieuwe bomen waren aangeplant.
Onder die prangende omstandigheden begon Hans Carl von Carlowitz als
toezichthouder bij de mijnen. En wat deed hij? Hij schreef een boek. Het heette
Sylvicultura Oeconomica en verscheen in 1713.
Het bood een grondige analyse en aanpak van de houtcrisis bij de mijnindustrie maar
het wees ook op het gebruik van onzuinige houtkachels en het overmatig gebruik
van hout in de woningbouw. Het beoogde een zodanig bosbeheer te bewerkstelligen
‘daß es eine
continuierliche beständige und nachhaltende Nutzung gebe’ (dat het een doorgaand,
zeker en duurzaam gebruik oplevert).
In
1987, bijna driehonderd jaar na het verschijnen van Sylvicultura Oeconomica, publiceerde de Brundtland Commissie het
rapport Our Common Future. Dat ging over alle
maatschappelijke activiteiten. Het rapport definieerde sustainable development als ‘een
ontwikkeling die tegemoetkomt aan de noden van het heden, zonder de
mogelijkheden van toekomstige generaties om in hun behoeften te voorzien in
gevaar te brengen’.
Wij vertalen ‘sustainable’ meestal met ‘duurzaam’. In Zuid-Afrika gebruikt
men het woord ‘volhoudbaar’. Net als het Engelse ‘sustainable’ sluit dat veel beter
aan bij de betekenis die Von Carlowitz hechtte aan ‘nachhaltend’ dan het Nederlandse ‘duurzaam’. Nachhaltend betekent immers
letterlijk zodanig handelen dat je nog iets achter de hand houdt voor later. In
woordenboeken Duits-Nederlands wordt ‘nachhaltend’ nu vertaald met ‘duurzaam’. Dat laatste woord duidt op iets wat van zichzelf een bestendig
of langdurig karakter heeft. Met uitzondering van voorwerpen als diamanten en
gouden sieraden is echter bijna alles om ons heen alleen al door verwering en veroudering
aan verval onderhevig.
Daarom is het actievere ‘volhoudbaarheid’ geschikter dan het passievere ‘duurzaamheid’. Wil iets immers kunnen voortbestaan dan moet je er
voortdurend onderhoud aan plegen en vaak ook energie, water en andere
materialen aan toevoegen. Dat geldt net zo goed voor de natuur en alles wat ze
voortbrengt als voor industriele en andere producten van menselijke oorsprong.
Toch is er een groot verschil. De natuur heeft binnen zekere grenzen een
zelfhelend vermogen. Ze kan zichzelf voortdurend herstellen en vernieuwen. Dat
gebeurt binnen kringlopen waarin opbouw en afbraak aan elkaar gekoppeld zijn.
Maar de opbouw- en afbraaksnelheid kan in de natuur enorm verschillen. Zo zijn
zachte weefsels van dode dieren in een woestijn veel sneller verdwenen dan hun
skeletten. Natuurlijke kringlopen worden aangedreven door zonne-energie en
uitgevoerd in een verfijnd samenspel van organismen, varierend van bacterien en
algen tot planten en zoogdieren. Dit alles gaat zonder regie van buitenaf en
dat al miljarden jaren achtereen. Maar het belangrijkste is dat de natuur de
grenzen van de planeet niet overschrijdt. Groei en voortplanting van alle
organismen komen uiteindelijk tot stilstand doordat een of meer noodzakelijke
randvoorwaarden zoals ruimte, energie of water niet langer beschikbaar zijn.
En wat doen mensen? Sinds het begin van de industriele revolutie zetten we veel
grondstoffen uit de levende natuur en de bodem om tot producten voor eenmalig
gebruik, zoals geneesmiddelen, bestrijdingsmiddelen en brandstoffen. Die breken
vaak niet of slecht af en hun restproducten hopen zich dus op in de natuur. Zo
bevatten alle rivieren in de wereld nu antibiotica en loopt het
kooldioxidegehalte in de atmosfeer op. Producten die niet in kringlopen passen
en die lang meegaan, hergebruiken we vaak niet, zelfs als dat goed zou kunnen.
Denk aan plastic voorwerpen, auto’s, koelkasten en
batterijen. Uitputting van grondstoffen en het ontstaan van plasticsoep zijn
het gevolg. We leven met steeds meer mensen die steeds meer consumeren op een
eindige planeet, samen met miljoenen andere soorten. Zonder meer daarmee
doorgaan kan niet en driehonderd jaar wachten op het volgende revolutionaire boek
al helemaal niet. Daarom moeten wij onze productie- en consumptiepatronen en
niet te vergeten ons eigen reproductief gedrag zo snel mogelijk aanpassen aan de
beginselen en randvoorwaarden van de natuur. Met haar miljardenjarig succesvol
bestaan toont de natuur ons immers dat volhoudbaarheid het langst duurt.
Ton Schoot Uiterkamp is emeritus hoogleraar milieukunde. Hij heeft een lange staat van dienst (onder meer aan de RUG) en was nauw betrokken bij Noorderbreedte. In de serie ‘De Graadmeters’ beantwoordde hij bijvoorbeeld lezersvragen over het klimaat. Op noorderbreedte.nl vind je alle afleveringen terug.