Kees Faber uit Groningen heeft met zijn vrouw een bed and breakfast. Als hij zijn gasten in het kort wil vertellen wat Herenboeren is, zegt hij het volgende: ‘Een groep burgers – vijfhonderd personen, tweehonderd gezinnen – die geld inlegt om land te pachten en een boer in te huren. Je bepaalt samen wat je gaat verbouwen. Elke week haal je een tas met groente, fruit, eieren en een beetje vlees, van je eigen boerderij.’
Dat is het idee. Een burgerboerderij van stedelingen, met een boer in loondienst. Een coöperatieve megamoestuin mét levende have, op fietsafstand van de bebouwde kom, waar de eigenaren zien wat ze op hun bord krijgen. Korter krijg je de keten niet. Voor duizend euro per persoon of tweeduizend per gezin ben je lid. Meehelpen op de boerderij mag, maar hoeft niet.
Schaarse grond
Er zijn in Nederland al negen Herenboeren-boerderijen in bedrijf, en nog eens twintig in oprichting. Vestiging Groningen i.o. heeft al 130 leden, maar nog geen land en geen boer. Ze zoekt 20 hectare dicht bij de stad. Dat is moeilijk: grond is schaars (waarom zou een boer van goede grond af willen?) en gemeenten zoeken ruimte voor woningbouw, windmolens en zonneparken. Bestuurders denken bij vergroening aan minder boeren, niet aan meer.

We zitten aan Fabers keukentafel, met Karlien Meijer. De voorzitter van Herenboeren Groningen groeide op op een boerderij op het Hogeland en woont met haar jonge gezin in de Groninger stadswijk Helpman. Al is het boerenbedrijf daar verder weg, de wens weer ‘dichter bij je voedsel te staan’ bleef en werd zelfs steeds sterker.
De van de eindgebruiker losgezongen voedselketen heeft verderfelijke elementen, vindt Meijer. Landbouwproducten uit Afrika of Zuid-Amerika hier, terwijl onze achtertuin produceert voor ver weg. ‘Het transport en de verpakking zijn we kwijt’, zegt Meijer. Het gif en de kunstmest ook, plus de ongelukkige bijkomstigheid dat in het streven naar kostenreductie allerlei elementen in de keten worden afgeknepen.
En hoe vind je een boer? ‘Die moet een duizendpoot zijn’, stelt Faber. ‘Het gaat om een zeer gemengd bedrijf.’ Een Herenboerderij teelt wel vijftig soorten groente en vijftien soorten fruit, heeft koeien, varkens, kippen. De boer moet overal verstand van hebben, of krijgen, op de Herenboeren Academie.
Faber: ‘Hij of zij moet met mensen kunnen omgaan, want de boer is ook lid van de coöperatie.’ Een sociale superboer kortom, die niet met handen en voeten gebonden is aan een lopend boerenbedrijf en een hypotheek, en bereid is ‘het avontuur aan te gaan’.
‘EEN KANS OM BOER TE WORDEN, ZONDER ENORME INVESTERING’
‘Het is ook een kans om boer te worden, zonder dat een enorme investering nodig is’, zegt Meijer. Faber: ‘Een boer die gevarieerd en zonder bestrijdingsmiddelen wil werken. Een boer van deze tijd.’ Een boer zonder boerderij in de vorm van een boerenwoning en een boerenschuur, een boer die bij wijze van spreken op de fiets naar zijn werk gaat. De boer die ze zoeken bestaat, zegt Faber. Meijer: ‘Zodra we land in zicht hebben, zetten we een vacature uit.’
‘Geen winteraardbeien’
Op een veld langs de A28, ter hoogte van de afslag Assen-Noord, staan kisten met biologisch pootgoed opgestapeld. De komende weken gaan 13 duizend plantjes de grond in, waarvan vijfhonderd Assenaren vanaf de zomer moeten eten. Het wordt de eerste zaai-, groei- en oogstcyclus van Herenboeren Assen. De Drentse vestiging is een paar stappen verder dan de Groningse geestverwanten; er is land, er is een boer, ze is echt begonnen.
‘Dit is ons land’, wijst Mariska Pater van Herenboeren Assen. ‘Twintig hectare, tot aan die bomenrand daar. Dit stuk is tien hectare weiland, voor de koeien. Die meneer daar, een van onze vrijwilligers, loopt op de achtergrens. Daarachter staat onze fruitboomgaard en komt de tunnelkas.’ Langs de paden is hoogstamfruit aangeplant, er komen bessenstruiken, een varkensverblijf met modderpoel, een kippenren met uitloop.
We staan ‘op’ Rhee, een historisch buurtschap. Herenboeren pacht de grond van de gemeente Assen. Om een aaneengesloten terrein van twintig hectare te krijgen, moest de pacht van een paar andere, reguliere boeren worden opgezegd. Die waren het daar niet mee eens. De burgerboerderij wordt kritisch gevolgd, zoals bleek toen Herenboeren tegen de regels in na 1 november een stuk grasland omploegde en lokale media gretig verslag deden van de overtreding. Een burgergroep die het op eeuwenoud boerenland anders wil dan de omringende boeren – beter, groener – weet de blikken op zich gericht.
Herenboeren gaat weer volgens de seizoenen eten. ‘In de winter kool van het land’, zegt Pater. ‘Spruiten, boerenkool, rodekool. In het voorjaar de eerste frisse bladgroentes, de winterpostelein, andijvie, sla, snijbiet. Radijsjes. Bessen in de zomer, fruit in het najaar.’
‘Terug naar de basis’, zegt Henk Boer, de boer van Herenboeren Assen. ‘Ik hoef geen appels uit Nieuw-Zeeland en boontjes uit Tunesië. Of winteraardbeien. Je groente en fruit uit je eigen buurt halen, zoals het in de buurt groeit, daar gaat het mij om.’ Boer is de kleinzoon van boeren, aan beide kanten. Hij wilde zelf ook boer worden, maar het liep anders. Hij was hovenier, werkte in het bedrijfsleven. Maar het boerenbestaan bleef trekken.
Je moet je kandidaat stellen als boer. Solliciteren, eigenlijk. Je moet naar de Herenboeren Academie, in de leer bij andere Herenboerderijen. Je hebt ze in Brabant, het Groene Hart, in Ede, Nijmegen, Soest, Vlaardingen. Het aantal groeit snel. Pater: ‘Het kan best dat je over twee, drie jaar in Nederland twintig of dertig Herenboerderijen hebt.’
Een boer in loondienst, dat is uniek, zegt Boer. ‘Ik heb niet de kopzorgen die traditionele boeren hebben.’ Het productierisico ligt bij de coöperatie, niet bij de boer. Pater: ‘Als je bedrijf in eigendom van de familie is, is het anders. Als je een lening bij de bank hebt, heeft die bank zeggenschap over jouw bedrijfsvoering. Wij hebben die afhankelijkheid niet, omdat wij met de leden zelf het startkapitaal bij elkaar hebben gebracht. We hoeven niet te kiezen waar we wat aan kunnen verdienen, alleen wat we willen eten. We kunnen altijd kiezen voor de kwaliteit van de grond, wat het beste is voor de natuur. Dan zijn de bloemkolen soms maar wat minder groot.’
Hoe kun je uitrekenen hoeveel bloemkolen vijfhonderd mensen per jaar nodig hebben? ‘We hebben een teeltplan,’ zegt Boer, ‘gevuld met wat een gemiddeld iemand per keer aan bloemkool eet. Aan de hand van het aantal monden gaan we zaaien of planten. We verbouwen meestal wat meer, zodat we wat marge hebben.’
‘IK HEB NIET DE KOPZORGEN DIE TRADITIONELE BOEREN HEBBEN’
Het groentepakket wordt samengesteld op basis van een ledenenquête. Ideeën zijn welkom. Boer: ‘Heb je een vergeten groente die je graag geteeld wilt hebben, dan gooi je dat in de vergadering. Als je genoeg mensen meekrijgt, gaan we het telen. Zo werkt dat. Er zijn twee tasjes: met vlees en vegetarisch. Het vegetarische is enkele euro’s goedkoper. ‘We kunnen niet zonder vlees,’ stelt Boer, ‘want we hebben die beesten nodig voor onze kringloop’.
De leden zijn ‘mensen zoals jij en ik’, zegt Pater. ‘Inwoners van Assen. Mensen die zich bewust zijn waar ze mee bezig zijn. Die graag iets goeds willen doen. Mensen die geen vertrouwen meer hebben in het voedsel dat in de winkel ligt. Ik baal van de enorme voedselschandalen die je tegenkomt.’ Zoals? ‘Biologische knoflook die via Cuba is gereisd en daar in een badje met bleekwater heeft gelegen, noem het maar op.’
Pater vertrouwt de kwalificatie ‘biologisch’ niet meer. ‘Laat ik het zo zeggen: ik heb er meer vertrouwen in dat als ik straks hier mijn boontjes ophaal, dat boontjes zijn waarvan ik zeker weet dat Henk er niet met de gifspuit overheen is geweest.’
Elitair?
Terug naar de keukentafel in Groningen. Herenboeren Assen ligt anderhalf jaar op hen voor, zeggen Karlien Meijer en Kees Faber. Het initiatief in Groningen heeft nu nog vooral het mooie plan en de goede intenties. Ideologisch zit het op één lijn met Assen en alle andere Herenboeren. Dichtbij, duurzaam, volgens de seizoenen. Zien waar je eten vandaan komt.
Bijzonder aan Herenboeren is dat het initiatief voor landbouwvernieuwing niet van het platteland komt, maar uit de stad. Het zijn stedelingen die aan de stadsgrenzen boeren (Henk Boer uit Assen kwam van het platteland bij Roden, verzekerde hij). Zijn Herenboeren clubs voor elitaire, rijke, witte Nederlanders, die land kopen en een boer inhuren?
‘Het is maar hoe je het bekijkt’, zegt Meijer. ‘We zijn het gewend dat voedsel goedkoop is, zijn het verleerd om een reële prijs te betalen en verschillende onderdelen van de keten lijden eronder. Boeren worden uitgemolken en de grond raakt uitgeput. Dat is geen goede zaak.’
Faber: ‘Je doet een eenmalige investering van tweeduizend euro, en dat aandeel kun je weer verkopen als je stopt. Dat geld ben je niet kwijt. Daarna betaal je iets meer dan een tientje voor een tas vol groente, fruit, vlees en eieren. Dat is zeker niet meer dan in de biologische winkel.’
Over vijf jaar, zegt Faber, moet Herenboeren Groningen ‘fruitbomen en notenbomen hebben staan. Er zijn stroken met groentes, koeien lopen in kruidenrijk gras, er lopen varkens, kippen in mobiele units, vanwege de wisselteelt.’ Een boerenparadijsje voor bewuste burgers wordt het, op fietsafstand van de stad. ‘We kijken er echt naar uit.’
