Noorderbreedte-stagiair en natuurantropoloog Robin Kramer is een hobbytuinder zonder tuin. Zijn ontdekkingstocht naar tuinieren in de stad volg je hier. In deze tweede blog lees je over hoe grauwe gebouwen het winnen van het groen, en waarom dat zo zonde is.

De binnenstad lijkt een steeds onderhoudsarme plek te worden. Alsof het stedelijk leefgebied een kinderplacemat is dat met een nat doekje makkelijk en snel schoongemaakt moet kunnen worden. Voor dramatisch effect presenteer ik hier drie plekken in de binnenstad waar grauwe gebouwen het hebben gewonnen van het groen:

  1. Het was april toen het me opviel, de Heerestraat werd versierd met veertien doffe gladde stammetjes. De kale esdoorn waar ik vanuit mijn tijdelijke schrijverswerkplaats op uitkijk lijkt nooit meer te bloeien.
  2. Een paar weken later maakte ik een wandelingetje langs de der Aa-kerk in Groningen. Twee mensen zaten op de recent geplaatste mensvriendelijke tuinbakken, voeten in het grind, ijsje in de hand. Voorheen was het een parkje met bomen, waarvan er een aantal zijn weggehaald vanwege de valgevaarlijkheid. Tegen de kerk aan groeit wat groen tussen lege blikjes energydrink en plasticverpakkingen van frikandelbroodjes. De plantsoendienst maait deze soms met hun tuingerei aan flarden waardoor er stukken klein metaal en plastic achterblijven.    
  3. Op de weg terug liep ik langs het nieuwe Forumplein, of ook wel: een woestijn van polychrome bakstenen. Afgezien van mijn hekel aan dit type baksteen, mis ik groen op het plein. Groen om onder te zitten, een beetje variatie in kleur te bieden (heb je ook niet al die stenen nodig) en om het plein niet in een hittewoestijn te veranderen in de zomer.

Al maanden loop ik rond met een gevoel van ongenoegen. Gelukkig had ik deze maand het genoegen om van inspirerende mensen te leren om te gaan met dit gemis.

‘Gebouwen groeien niet, groen wel’

Tuinder Jesse Ludolphy kijkt naar een klein balkontuintje in de straat en merkt op dat hij alle tuintjes hier kent, ze maken voor hem deel uit van de stad. Als tuinder werkt Jesse vanuit het principe dat er geen afval bestaat in de natuur. Jong gesnoeide takken weeft hij tot een klein muurtje of een tuinrand en vrijwel al het andere valt te composteren. In een enkel geval neemt Jesse een boompje of struik mee, als de tuineigenaar ervan af wil.

Bevlogen vertelt Jesse hoe hij met een boompje onder de snelbinders door de binnenstad fietste. Hij zag zijn kans schoon om iets te veranderen aan de omgeving en plantte het boompje aan de rand van het Martinikerkhof. Eenmaal kon Jesse nog terugkomen om het boompje van wat ondersteuning en water te voorzien, daarna was het weggehaald door de gemeente.

Het gemeentelijk stadsgroen dient volgens Jesse maar één doel: groen zijn. ‘Het is allemaal erg bedacht en gecontroleerd’, zegt Jesse. ‘Dat is jammer, want er wordt niet gekeken naar wat stadsgroen nog meer kan zijn.’ Hij pleit voor stadsgroen dat uitgaat van de natuur in plaats van rendementsdenken. ‘Het is belangrijk dat de stad leeft. Gebouwen groeien niet, groen wel’.

Hij wil graag een collectief van jongeren beginnen die samenwerken om het stadsgroen te verfraaien. Het liefst zou hij de omgeving wat laten verwilderen zodat er tijd is om diverser groen de kans te geven. Net als het beleid van de gemeente om minder te maaien: gecontroleerd verwilderen. ‘Zo is er werkgelegenheid voor jongeren, kunnen ze hun creativiteit kwijt en worden ze meer deel van hun omgeving.’

Wat fijn om met gelijkgezinden te praten! Terwijl Jesse met vrolijke tred het café verlaat, denk ik bij mezelf: ik hoop dat zijn collectief langer mag blijven dan de boom die hij plantte aan het kerkhof.

Tuin in de stad

Een heel ander soort collectief vond ik in het Westpark aan het uiteinde van de stad. Hier maken Frans Kerver en Vivian van ’t Hoenderdaal deel uit van Tuin in de stad, een initiatief van een enthousiaste groep mensen die samenkomen om te tuinieren en samen een plek te creëren voor ontmoeting.

‘We zijn absoluut geen zorgboerderij en dat willen we ook helemaal niet zijn’, vertelt Vivian stellig. Ze doen hier niet aan formele vergaderingen en werkgroepjes, alles gebeurd in direct contact. Iedereen hier doet vooral wat hij of zij zelf leuk vindt, in afstemming met de andere tuinders. Frans vertelt met een glimlach: ‘Het is een informele plek waar je het met elkaar moet zien te rooien. Er is geen formele structuur en dat levert wel eens frictie op, maar ook dat hoort bij een gemeenschap.’

Na een rondleiding over het terrein klets ik wat na met de mensen die op de tuin zijn. We zitten op een zonnige dag in de schaduw van het zelfgebouwde lemen huis. Vivian vertelt dat het idee is begonnen toen zij een oud tuincentrum aan de Friesestraatweg van de gemeente huurde. Ze knapte eigenhandig het terrein op en maakte er een tuin waarvan ze de bloemen doorverkocht aan buurtgenoten. Binnen een mum van tijd waren er allerlei geïnteresseerden die wilde helpen.

Inmiddels zijn ze verhuisd naar het Westpark en zijn er tal van initiatieven op het terrein. Frans vind dat het een open plek moet zijn waar iedereen kan doen wat hij of zij wil en waar mensen elkaar helpen: ‘Ik wil niet dat de tuin onder een bepaalde categorie valt, het moet vooral een leuke plek zijn.’

De tuin biedt de mogelijkheid om onder de mensen te zijn. Grappend vertellen Frans en Vivian dat het soms ook in de soep loopt en dat belangen verschillen. Zo wilde een man het liefst de hele tuin vol wilde bloemen en distels zien, maar was er toen mot met de dame van de zelfoogsttuin. Samen kwamen ze tot een akkoord, want een bordes wilde bloemen is ook goed voor de groenteteelt. Ook dat is wat een gemeenschap is: compromissen sluiten.

Soep en saamhorigheid

Tuinieren in de stad en betrokken zijn bij het stadsgroen is een manier om te engageren met je omgeving. Het brengt mensen tot nadenken over hoeveel ze zich betrokken voelen met de plek waar ze wonen. Het geeft energie om er een eigen draai aan te geven.

Dat tuinders het als gemeenschap samen moeten zien te rooien voelt als iets dat niet meer van deze tijd is. Iets waar we als stedelingen ons makkelijk van kunnen schuwen, in onze eigen bubbel.

Frictie en vrijheid, soep en saamhorigheid. De tuin stond er in ieder geval mooi bij in het Westpark. Misschien moeten wij wat van de tuinders leren. Laten we een voorbeeld nemen aan Jesse en wat meer betrokken zijn bij onze leefomgeving. Als we allemaal elke dag een boompje planten aan het Martinikerkhof, dan laten ze er vast wat staan.

Lees hier alle blogs van Robin over stadstuinieren.