De stijgende zee valt steeds lastiger te bedwingen. Volgens Nynke Agnes Postma moeten we dat ook helemaal niet willen.

Slaan we op de vlucht voor klimaatverandering? Of blijven we vechten om te kunnen blijven wonen in het noordelijk zeekleigebied? Als geboren en getogen kust-Friezin kies ik voor het laatste.

Vanuit mijn opleiding als stedenbouwkundig ontwerper heb ik me de vraag gesteld of dat kan. Hoe richten we ons landschap zo in dat we hier kunnen blijven wonen?
De zeespiegel stijgt. Dat is op zich niet eens bijzonder: fluctuaties in het zeeniveau zijn van alle tijden. De Waddenkust staat van het begin af aan bloot aan een continu ritme: afkabbelen en aanslibben, afkabbelen en aanslibben, afkabbelen en aanslibben.
Mensen woonden en floreerden duizenden jaren lang aan de Wadden­zee. De oudste bewoners woonden op onduidelijke grenzen tussen land en water. Ze streken neer op hoge kwelderwallen en bouwden terpen en dammen zodat ze de hoogste waterstand konden doorstaan. Iedereen bewoog mee op het ritme van de zee – hoog of laag.

Noodzaak

Als een bewegende zeespiegel door de tijden heen normaal is, waarom is die voor ons in deze moderne tijd dan toch een probleem? Terugkijkend naar onze historie kunnen we lessen trekken voor onze toekomst. In vergelijking met onze voorouders gaan we nu heel anders om met de zee. De vroegere bewoners leefden mét de zee, kozen veilige delen uit om te wonen en beschermden zichzelf met lage dijkjes en terpen. Tegenwoordig hebben we ons bijna volledig van de zee afgesloten en haar onze rug toegekeerd. Door hoge dijken te bouwen zijn we onze fysieke binding met haar kwijtgeraakt. Wij hebben de zee haar natuurlijke toegang tot het zeekleilandschap ontzegd en daardoor kan ze ons land niet meer ophogen.
Maar dat land overstroomt waarna achtergebleven sediment het land ophoogt, is vitaal voor de dynamiek van het kustlandschap. Deze opslibbing zorgt ervoor dat de kleibodem met de hoger wordende zee­spiegel kan meegroeien. De hoog opgeslibde delen, kwelderruggen, worden het minst vaak overspoeld, waardoor mensen zich er relatief veilig konden vestigen. Om ook tijdens de hoogste waterstanden droog te kunnen blijven wonen, wierpen de kustbewoners op deze hogere delen terpen op. Dat kun je prachtig terugzien op hoogtekaarten van het zeekleilandschap: de terpdorpen staan in een rij op de hogere kwelderruggen.
Deze dynamiek is stilgevallen. Achter dijken staat de hoogte van onze bodem stil in de tijd. Het land kan niet langer meebewegen met de stijgende zeespiegel. Dat maakt het hoogteverschil tussen het maaiveld en de Waddenzeespiegel alsmaar groter. Hoe groter dat verschil, des te groter de ramp als de dijk breekt: het aantal slachtoffers tijdens de Watersnoodramp van 1953 was direct gerelateerd aan de diepteligging van de polders. Dat dijken onder extreme omstandigheden kunnen breken, zagen we heel recent in Duitsland, België en Limburg. En door klimaatverandering zal dat steeds normaler worden,
Naast de ernstige gevolgen van zo’n abrupte ramp, voltrekt er zich ook een stillere ramp: het landschap verzilt en vernat. Door de toegenomen druk van het grotere volume zeewater maakt kwel verder achter de dijk het grondwater zouter, met alle gevolgen van dien voor de inheemse flora en fauna, maar ook voor onze gewassen. De vrucht­bare zeeklei is als goud voor de landbouw en een aanzienlijk deel van onze nationale landbouwproductie vindt plaats op deze rijke bodems. Maar verzilting en vernatting dreigen de kwaliteit en kwantiteit van de grotendeels ziltintolerante oogst te beïnvloeden. Voor boeren is het daarom belangrijk om mee te denken en praten over hoe we deze ontwikkelingen kunnen bestrijden. Wellicht voelen agrariërs op de lagergelegen gedeelten van het kleilandschap bij de zee deze dreiging nu al wat scherper dan hun collega’s op de hogere gronden.

Nieuwe kijk

De dijken verbreden en verhogen zal het antwoord niet zijn; kwel zal de interne waterproblemen blijven verergeren en steeds verder het binnenland indringen. De dreiging van een dijkdoorbraak blijft en de gevolgen van een overstroming worden ernstiger vanwege de steeds grotere afstand tussen land en zeespiegel.
In mijn scriptie Sterk water zocht ik daarom een andere houding. Hoe kunnen we onszelf en het landschap beschermen tegen de gevolgen van een hogere zeespiegel, als we niet meer op de dijken kunnen bouwen?
Ik zie zeespiegelstijging niet alleen als een bedreiging, maar vooral ook als een kans. Daarom zoek ik naar mogelijkheden om te leven mét de zee, in plaats van ondanks de zee.

De moderne terp: een stedenbouwkundige oplossing om weer mét het water te leven. Laten we de zee niet langer de rug toekeren

Mijn pleidooi is om terug te keren naar de oude dynamiek, maar dan in een nieuwe vorm. Dijken zullen nodig blijven voor onze veilig­heid, maar haal op gerichte plekken de zee naar binnen. Lokaliseer de kwetsbare, lage gronden, laat op gecontroleerde wijze de zee daar toe en geef natuurlijke processen de kans om het land daar op te slibben totdat het hoog genoeg is om risico’s op ernstige over­stromingen, verzilting en vernatting te verkleinen. Net zoals vroeger komt de hoogte van het land dan beter in verhouding te staan tot de hoogte van de zeespiegel.
Maar waar vind je tegenwoordig ruimte voor opslibbing? Waar is nog ruimte voor de zee?
Natuurkrachten in onze moderne samenleving terugbrengen, is een complex vraagstuk. Elke vierkante meter van ons landschap is in gebruik. Toch denk ik dat het van vitaal belang is voor het zeeklei­landschap om ruimte te vinden voor de zee. Niet alleen vanwege de voordelen die het heeft voor het alledaagse leven in deze regio, maar ook omdat we met onze hoge dijken een elementair deel van dit unieke landschap zijn kwijtgeraakt: namelijk de natuurlijke getijden. Ik beschouw het als een vorm van landschapspijn dat de verbinding tussen het zeekleilandschap, zijn inwoners en de zee verloren is gegaan.

Vruchten

We kunnen het land toekomstbestendiger maken door lage gronden aan de kust tijdelijk terug te geven aan de zee. Opslibbing maakt het land hoger, zodat het gebied op de lange termijn een kleiner risico loopt op verzilting, vernatting en overstroming. De hogere ligging van het land creëert meer afstand tussen het maaiveld en de grondwaterspiegel. Ze beschermt zo de oogst tegen verzilting, maar ook de binnendijkse natuur die vaak niet tegen de zoutere omstandigheden bestand is.

Hoe kunnen we onszelf en het landschap beschermen als we niet meer op de dijken kunnen bouwen?

Laaggelegen, geschikte gronden kunnen we tijdelijk teruggeven aan de zee, waardoor het land toekomstbestendig kan opslibben. In Noordoost-Groningen zijn er al experimenten met het ophogen van landbouwpercelen met zeeslib. Na zes jaar zijn met slib opgehoogde percelen weer door de regen zoet gespoeld en bruikbaar voor de reguliere landbouw. Dat is een relatief korte tijdsinvestering, waar­mee we agrarische belangen voor de toekomst zeker kunnen stellen. Natuurontwikkeling krijgt kansen als we land (tijdelijk) teruggeven aan de zee. Nieuwe randen tussen land en water bieden ruimte voor een uitbreiding van habitat van inheemse flora en fauna. Dat is een prachtige winst in deze tijden van ecologische teloorgang.
Ook mensen kunnen de vruchten plukken van een herstelde verbinding met de zee. Naast voordelen als minder risico op ernstige overstromingen en verzilting van het land, heeft ze ook mentale voordelen. Door nauwer met de zee in contact te komen, vergeten we haar kracht niet meer. Zo zijn we steeds meer huizen gaan bouwen in de lagergelegen delen van ons land. Maar dat is in de buurt van rivieren en zeeën niet altijd verstandig. De nabijheid en de kracht van de zee kan ons daaraan blijven herinneren. Onze huidige hoge zeedijken zijn grote barrières in het landschap. Door de zee binnen te laten, onder veilige begeleiding van een stelsel van lagere dijken, maken we haar zichtbaarder en tastbaarder.
De zee lokaal toelaten kan verder de leefbaar­heid en economie verbeteren Zo heeft bij Holwerd aan Zee het vooruitzicht op een herstelde relatie met de zee het dorp op bewonderenswaardige wijze gestimuleerd. Leegstaande huizen verkopen gemakkelijker en de toeristische aantrekkingskracht van het dorp is groter. De zee dichter bij de mens halen, nodigt uit tot meer interactie met het water. Het biedt recreatieve en toeristische mogelijkheden: nieuwe vaarroutes tussen binnen- en buitenwater, recreatieve wandel- en fietsroutes, kansen voor watersport en horeca, natuurontwikkeling, natuur­toerisme.
Door de zee te onthalen in onze woonwereld ontstaan prachtige nieuwe kansen. Wonen op of aan het water is aantrekkelijk. Denk aan nieuwe terpdorpen op recent opgeslibde oevers of Halligen-achtige eilandjes in een binnendijks, maar dynamisch getijdengebied. Binnen de context van de natuurlijke dynamiek en het landschap passende stedenbouwkunde kan ook helpen om geld bij elkaar te krijgen voor een grote landschappelijke ingreep.
De herstelde relatie tussen land en water kan in krimpgebieden aan de kust zorgen voor een boost van de plaatselijke leefbaarheid en economie. De innovatieve, in het verhaal van het landschap passende woonkernen, zorgen niet alleen voor extra woonruimte, maar ook voor werkgelegenheid in de horeca en het toerisme.
De zee toelaten is niet alleen een kansvolle reactie op klimaatverandering en zeespiegelstijging, het werkt bovendien preventief: opslibbing gaat klimaatverandering tegen. Kwelders, begroeide hoog opgeslibde gronden, slaan namelijk grote hoeveelheden CO₂ op.
Op de juiste locaties kunnen we gebruikmaken van de kracht van de zee zelf: laat het water binnen en het land zal opslibben. Dit is de natuurlijke staat van dit landschap. De zee trekt zich vanzelf terug als haar werk erop zit en het land te hoog wordt om regulier te overstromen.
Als lid van een nieuwe generatie ontwerpers van de buitenruimte en als geboren en getogen inwoner van het zeekleigebied, zie ik het als een verantwoordelijkheid om na te denken over onze relatie met de zee. Het vraagstuk is groot en complex, wat navigeren bemoeilijkt. Toch zou ik graag zien dat het onderwerp meer op de publieke agenda komt: de gevolgen van zeespiegelstijging lijken misschien nog ver weg, maar het is nu tijd om aan de slag te gaan. Nieuwe strategieën en denkwijzen in het omgaan met de stijgende zee implementeren, vergt veel tijd. Deze kwestie en hoe we besluiten ermee om te gaan als samenleving gaat ons allemaal aan. Met dit stuk doe ik daarom ook een oproep om het gesprek over de gevolgen van de zeespiegelstijging in ons lage, natte land te (blijven) voeren.

Nynke Agnes Postma studeerde afgelopen zomer af als stedenbouwkundig ontwerper bij Ruimtelijke ontwikkeling aan de hogeschool NHL Stenden. Haar scriptie Sterk water ontving een nominatie voor de Leeuwarder Courant Awards 2021.

Meer lezen
van Nynke Agnes Postma over het Friese terpen- en kleilandschap doe je hier.