De weilanden in het Nederlandse veengebied drogen uit, met een grote broeikasuitstoot tot gevolg. Door veenweiden onder water te zetten lossen we het probleem op. Maar wat doen we met een nat weiland?

Het steeds meer blootliggende veen veroorzaakt een jaarlijkse CO2-uitstoot die gelijk is aan 2 miljoen personenauto’s. Experts stellen voor de weilanden te vernatten en om de rietachtige lisdodde, veenmos en misschien zelfs rijst te verbouwen. Daarmee lijkt het veen gered. Maar de vraag is: doen boeren, afnemers en de overheid mee?

Vallen en opstaan

Natuurboer Albert van der Ploeg uit het Friese Readtsjerk is eigenaar van een viertal rechthoekige meertjes op zijn land. De meertjes groeien dicht met rietachtige stengels, en dat is een goed teken. Het zijn namelijk proefvelden voor lisdodde, een rietplant die de landbouw van de toekomst kan bepalen.

Als voorzitter van de Noardlike Fryske Wâlden, landschapsbeheerder in Noordoost-Friesland, is Van der Ploeg al in een vroeg stadium betrokken bij de lisdoddeproef. Wanneer in 2017 blijkt dat weinig boeren deelname zien zitten, stapt hij juist in. In een hoekje van zijn met wilde bloemen bezaaide akkers ging de eerste grootschalige lisdoddenteelt in Friesland van start. Met vallen en opstaan.

Het veenprobleem waar de lisdodde een oplossing voor zou kunnen bieden is op het eerste gezicht onzichtbaar. De weilanden in het Nederlandse veengebied – ook bij boer Van der Ploeg – zijn aan het verdwijnen. Letterlijk: de veenbodem ligt bloot en komt in contact met zuurstof uit die lucht. Zuurstof en veen reageren met elkaar en vormen het gas koolstofdioxide. Het veen gaat dus in gas op en draagt zo bij aan klimaatverandering, op dit moment met 4,7 miljoen ton CO2 per jaar. Dat is evenveel als de twee oudste kolencentrales in Nederland.

Door de grondwaterstand te verhogen sluit je het veen af voor de buitenlucht.  De reactie met zuurstof is dan niet meer mogelijk, maar het weiland wordt ook een drassig moeras. Wil je in dat moeras toch boer zijn, dan doe je aan natte teelt. Maar is die nieuwe landbouwvorm een succes?

Pepermunt

Roel van Gerwen is manager van het Innovatieprogramma Veen en houdt zich bezig met de teelt en markt van de natte gewassen. In 2016 keek hij naar 53 verschillende plantensoorten, waaronder watermunt. ‘Wij dachten: dat is interessant om pepermunt mee te maken. Totdat we erachter kwamen dat in watermunt maar een half procent van de werkzame stof in gewone munt zit. Dan kun je nooit concurrerend zijn en valt het product af.’

Een goed gewas voor natte teelt voldoet namelijk aan een aantal voorwaarden, zegt Van Gerwen: ‘Ten eerste moet een gewas echt zorgen voor een vermindering van CO2-uitstoot. In de tweede plaats moet een gewas ook op grote schaal te verbouwen zijn. Met vijf hectare voor heel Nederland help je de veenweidenproblematiek nog niet echt. En heel belangrijk: je moet er iets aan verdienen.’

Uiteindelijk bleven drie kansrijke soorten over: de rietachtige lisdodde, het sponzige veenmos en het varenachtige plantje Azolla. Enthousiaste boeren waren er alleen niet te vinden. Daar is een logische verklaring voor. Van Gerwen: ‘Je moet als melkveehouder in het veengebied je hele bedrijf aanpassen. Dat betekent: stoppen met koeien en aan landbouw gaan doen. Alsof je een bakker vraagt om slager te worden.’

Niet zuur genoeg

Dus doet het Innovatieprogramma het zelf, op zo’n 24 voetbalvelden in het Noord-Hollandse Zuiderveen. ‘Maar dan loop je tegen problemen aan’, vertelt Van Gerwen. ‘Ganzen zijn dol op jonge lisdodde. En de lisdoddeboorder, een nachtvlinder, maakt gaten in de stengel.’ Het gevolg is dat de plant dood neervalt.’ Ook de lisdodde zelf vormt een probleem: bij metingen bleek dat de lisdoddestengel als een schoorsteen het broeikasgas methaan uit de grond trekt. ‘En dan heb je weer geen klimaatwinst.’

En dat moet wel, want de opgave is groot: in 2030 moet jaarlijks 1 miljoen ton COworden bespaard. Veenmos is heel geschikt om die CO2 in op te slaan. Terwijl een weiland in de veenweide jaarlijks zo’n 30 ton broeikasgas per hectare uitstoot, neemt het veenmosplantje zo’n 3 ton op. ‘Een knaller’, vindt Van Gerwen.

Maar er was een probleem: het veenmosplantje kon niet tegen het Noord-Hollandse oppervlaktewater. Het water was niet zuur genoeg. Door te besproeien met water waar een beetje zuur inzit, leek het veenmos beter te groeien. Van Gerwen: ‘Als dit werkt, kunnen we opschalen: eerst naar 4 hectare en vervolgens naar 200 hectare.’

Aan de lisdodde is in elk geval iets te verdienen. Toepassingen zijn er genoeg: de stengels en bladeren worden veevoer, isolatiemateriaal, geneesmiddelen, en zelfs meubels, zoals picknickbanken. Een bedrijf bood negentig cent per kilo gedroogde plant. Van Gerwen: ‘Je kunt uitrekenen wat het telen, verwerken en drogen van lisdodde op dat moment mag kosten’. Zijn de kosten hoger dan de opbrengsten, dan zou de overheid moeten bijspringen.

Wel blijft de natte teelt waarschijnlijk altijd duurder dan het alternatief, zegt Gerben Nij Bijvank, ook werkzaam voor het Innovatieprogramma: ‘Isolatiemateriaal van glaswol zal altijd goedkoper blijven dan van lisdodde en afgegraven tuinturf goedkoper dan geteeld veenmos. Als samenleving moeten we zeggen: we hebben meer geld over voor een duurzaam product.’

Kostenneutraal

Ondertussen is bij boer Van der Ploeg het groeiseizoen begonnen. Zijn twee grootste akkers, van zo’n 10 bij 45 meter, lijken nog het meest op een brede sloot met rietstoppels. Hier en daar komt een groene pluim tevoorschijn. Maar onder water gebeurt meer, Van der Ploeg: ‘Je ziet de bodem hier weer groeien, met centimeters per jaar’.

‘De plek van het proefveld is ideaal’, vertelt Van der Ploeg. ‘Er zit hoogteverschil tussen de sloten links en rechts. Daardoor kan het water aan de ene kant het veld in, en aan de andere kant er weer uit.’ Uit metingen van de waterkwaliteit blijkt dat de lisdodde het water zuivert. Dat kan weer geld opleveren vanuit het waterschap.

Want bij geld wringt het: toen Van der Ploeg in 2017 zijn akker inzaaide, zag de Europese richtlijn lisdodde niet als landbouwgewas. Daardoor komt Van der Ploeg ook nu nog niet in aanmerking voor een zogeheten hectarevergoeding voor gewassen. Via het proefproject krijgt hij zijn geld alsnog, en daardoor is de teelt kostenneutraal. Voor teelten vanaf 2020 is overigens wel een Europese hectarevergoeding beschikbaar, maar het ontbreekt nog steeds aan een grootschalige afzetmarkt.

Klimaateffecten

Op langere termijn veranderen de zaken, daar is Van der Ploeg van overtuigd: ‘De manier waarop we nu boer zijn, is niet duurzaam. We moeten alleen nog vee houden waar akkerbouw niet kan, om te verwerken wat de mens niet meer kan of wil eten. Oftewel: de mens moet terug in de kringloop. In de veengebieden is ruimte voor bijvoorbeeld de lisdoddeteelt en verdient de boer zijn geld met het vastleggen van broeikasgassen.’

Eind dit jaar komt een rapportage over de klimaateffecten van de natte teelt uit, vertelt Van Gerwen. Op basis van dergelijke rapporten bepaalt de overheid hoeveel subsidie de natte teelten verder krijgen, en dus in hoeverre het Innovatieprogramma Veen door kan gaan. Als lisdodde echt een methaanschoorsteen blijkt en de snuitkever van Azolla blijft eten, dan is het gedaan met de subsidie en ook met de teelt. ‘Maar het kan ook zijn dat de uitstoot van methaan tijdelijk is, en de snuitkever stopt met eten’, zegt Van Gerwen. En dan lijkt de redding van het veen nabij.

Rob van der Wal is student wetenschapscommunicatie aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Trefwoorden