De onstilbare ‘zandhonger’ stelt nog altijd grenzen aan het menselijk gebruik van het Wad. We moeten harde keuzes maken.

Het scheelde niet veel of ook de Waddenzee was ingepolderd. In 1887, nog voor de eeuw van de grote waterwerken, voer de toen jonge ingenieur Cornelis Lely in een zeilschip het Wad op. Hij was ingehuurd door de Zuiderzeevereniging, een lobbyclub ter bevordering van de inpoldering, om met een stevig onderzoek op de proppen te komen. Dat zou de regering overtuigen van de noodzaak en haalbaarheid van de polderwerken.
Age Buma, Tweede Kamerlid en bestuurslid van de Zuiderzeevereniging, had hoog ingezet toen hij een paar jaar eerder het plan schreef. Behalve de Zuiderzee wilde hij ook de gehele Waddenzee inpolderen, onder meer met dijken tussen de eilanden. Dat zou heel Nederland ten goede komen, ook de Friezen, want inpoldering levert goede landbouwgrond op.
Vanaf het schip nam Lely bodemmonsters. Trof hij klei aan, dan zou indamming vruchtbaar land opleveren. Lag er zand, dan had Nederland er niets aan. Lely ontdekte al snel dat het originele plan van Buma niet zou werken. Het Waddengebied zat vol met zand en de grond was bovendien veel te onstabiel om een dijk op zijn plaats te houden bij stormvloed. Het zand verzette zich tegen de landaanwinning.
Lely’s verdere leven na die eerste klus stond zoals bekend in het teken van de inpoldering. De Afsluitdijk kwam er in 1932, de Wieringermeerpolder en Flevoland werden drooggelegd. Hoewel de Waddenzee zelf buiten de polderplannen is gebleven, hebben de grote waterwerken van de twintigste eeuw een blijvende impact op het Wad. De Afsluitdijk en de Lauwersdijk, die de zeearmen afsloten, plus de landaanwinningswerken hebben de zee doen krimpen. Daar herstelt hij nog altijd van. Stromingen veranderen, oude geulen lopen vol met zand. Dit met grote gevolgen voor het onderhoud en de bereikbaarheid van de eilanden.

Zandhonger

‘Het Wad is enorm in de verdrukking gekomen’, zegt morfoloog Ernst Lofvers van Rijkswaterstaat. De afgelopen duizend jaar kromp de Waddenzee elke eeuw een stukje, beginnend met de dijken die monniken vanaf het tweede millennium van onze kalender opwierpen. In totaal is de oppervlakte van de Waddenzee in de afgelopen duizend jaar met ongeveer twee derde afgenomen. De hoeveelheid water die tussen de eilanden door het Wad in- en uitstroomt, is daardoor op sommige plekken flink afgenomen.
Een kleinere badkuip is immers sneller gevuld. Zo laat het zeegat tussen Schiermonnikoog en Ameland nog maar zeventig procent van de oorspronkelijke hoeveelheid water door, nu de Lauwerszee niet langer in verbinding staat met de Noordzee.
Lofvers vertelt vol fascinatie dat de oostelijke Waddenzee na de krimp langzaam dichtslibt. Er is een zwakkere stroming doordat er minder water in en uit het systeem stroomt. Voor de indamming sneden de krachtige eb- en vloedstromen diepe geulen uit het Wad, waar de scheepvaart dankbaar gebruik van maakte. Nu lopen de geulen langzaam vol met zand en slib doordat ze te ruim zijn voor de hoeveelheid water die erdoor stroomt. Er komt daardoor wel zand uit de Noordzee mee naar binnen, maar de zeewaartse ebstroom is niet sterk genoeg om al het neergestreken zand ook weer terug te voeren. ‘De zee heeft zandhonger’, aldus Lofvers. ‘Hij neemt zand en slib van de Noordzee, maar geeft weinig terug: de twee zeeën zijn niet in evenwicht.’

De komst van de Afsluitdijk deelde het Wad een rake klap uit: stromingen veranderen en vaargeulen slibben dicht. Het kan eeuwen duren voordat het Wad een nieuw evenwicht vindt

In de westelijke Waddenzee ligt het na afsluiting van de Zuiderzee complexer. Aan de Friese kust groeide de getijslag juist: hoogwater werd hoger, laagwater lager. Dit doordat de Zuiderzee altijd als schokdemper op het getij had gewerkt. Daardoor stroomt er tussen Den Helder en Texel, en tussen Texel en Vlieland juist meer water de Waddenzee in en uit. In Friesland werden de dijken verhoogd na de komst van de Afsluitdijk. Geulen richting de Zuiderzee slibden dicht en veranderden van richting. Vooral langs de Friese kust bezinkt nog steeds veel zand en slib, ieder jaar wordt het daar een beetje droger en groeit het totale plaatoppervlak.
De zandhonger die het Wad door de krimp kreeg, is niet zomaar gestild. Veranderingen van het landschap duren lang en zijn moeilijk te voorspellen, maar de geschiedenis kan ons veel leren. ‘Het kan eeuwen duren voordat de geulen in evenwicht zijn’, vertelt Lofvers. ‘Als ik er door de oogharen naar kijk, verwacht ik dat de westelijke Waddenzee door de afsluiting een vergelijkbare toekomst tegemoet gaat als de oostelijke Waddenzee.’ Dat betekent dat we nog altijd leven met de erfenis van Lely en de andere landaanwinners. ‘Ik schat dat we nog ruim een miljard kuub aan zand en slib nodig hebben voordat de westelijke Waddenzee een nieuw evenwicht heeft bereikt.’

Concretogene zorg

Als in de medische wereld een patiënt in behandeling is voor klachten die ontstonden door eerder medisch ingrijpen, spreken we van ‘iatrogene zorg’. Vrij vertaald uit het oud-Grieks: zorg die is veroorzaakt door een dokter. Misschien is er een vergelijkbare term nodig voor blijvende zorg na grootschalige ingrepen in het landschap: concretogene zorg (zorg die ontstaat door harde materialen als staal en beton. In het Latijn: concretus). In de Waddenzee werken mensen dagelijks om de onvoorziene gevolgen van eerder menselijk handelen op de geulen en zandstromen te compenseren. De Waddenzee stilt zijn zandhonger met zand en slib uit de Noordzee. Daardoor treedt erosie op, al is niet alle erosie te wijten aan menselijke ingrepen. Vooral Texel, Vlieland en Ameland kalfen af als de natuur haar gang zou gaan. Om dat tegen te houden, spuit de overheid grote hoeveelheden zand op en voor de eilanden, zogeheten suppleties. Dat kan de zandhonger stillen zonder de eilanden te laten opvreten. ‘Met die suppleties geven we het kustsysteem dus steeds een nieuwe zandinjectie’, zegt Lofvers.
Ook binnen de Waddenzee is het pappen en nathouden. De vaargeulen slibben langzaam dicht. De situatie rond Holwerd-Ameland zou zo de achtergrond van een goed romantisch drama kunnen zijn: hoe dichter de kustgemeenschap door opslibbing tegen het eiland kruipt, hoe slechter kustbewoners en eilanders elkaar kunnen bereiken. Dagelijks baggeren voorkomt dat de veerdienst aan wal moet blijven. Het betreft een enorme hoeveelheid zand en slib: 1,9 miljoen kuub per jaar. Op de achterkant van een bierviltje berekend, gaat het om een vrachtwagen zand voor iedere vijf retourtjes Ameland-Holwerd (zes kuub per retour).

De vaargeul tussen Holwerd en Ameland wordt dagelijks gebaggerd om het eiland bereikbaar te houden

Terwijl het aantal overtochten tussen Holwerd en Ameland de afgelopen jaren is gegroeid, lopen we volgens Lofvers bijna tegen de grenzen van het Wad aan. De morfologische veranderingen maken dat we keuzes moeten maken. ‘We kunnen blijven baggeren, maar het werk zal de komende decennia alsmaar groeien.’ Nu al baggeren we in de Waddenzee op jaarbasis bijna 3,5 miljoen kuub zand en slib. En als we de huidige baggerlimiet van 3,65 miljoen kuub overschrijden, komt er een nieuwe ecologische beoordeling waarvan het nog de vraag is of die positief uitpakt. Ook moeten we ons afvragen hoe lang het te rechtvaardigen valt dat we iedere dag grote hoeveelheden brandstof gebruiken om een aantal vaargeulen vrij te houden, met steeds grotere gevolgen voor de omliggende natuur. Een langetermijnoplossing is voor Holwerd-Ameland nog niet in zicht. Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat ketste het plan voor een tunnel vorig jaar af vanwege de enorme kosten en de impact op de ‘sociaal-economische structuur van Ameland en het Waddengebied’.

Misschien dat we de veerboten ooit kunnen aanpassen, waardoor ze minder diep in het water liggen en door kleinere geulen passen. ‘Meer op getij varen en het vervoer van passagiers en vracht meer scheiden, kan ook’, aldus Lofvers. Varen bij laagwater is dan met grotere schepen niet meer mogelijk, want bij minder baggeren zijn de geulen al snel te ondiep. Dat betekent dat er per dag minder bezoekers naar Ameland kunnen komen, wat gevolgen heeft voor de snel uitdijende toerismesector op het eiland. Het ministerie onderzoekt ook nieuwe veerroutes. Kan de veerhaven verplaatst van Holwerd naar Ferwert? Kan de aankomsthaven op Ameland verplaatst naar het westelijke dorp Hollum? Niet alleen bij Holwerd, ook bij Harlingen en Lauwersoog dreigen de vaargeulen dicht te slibben. De studies daarnaar en het gesprek daarover moeten nog grotendeels op gang komen.

I’m drawing a line in the sand. In het Engels trek je spreekwoordelijk een lijn in het zand als je je grenzen aangeeft, in de Waddenzee stelt het zand zelf de grenzen. Dat deed het anderhalve eeuw geleden toen Cornelis Lely onderzocht of de zee zich zou laten inpolderen en dat doet het nu opnieuw.

Waddencorrespondent
Journalist-filosoof Tjesse Riemersma volgt kritisch de ontwikkelingen in een van de mooiste maar ook kwetsbaarste gebieden van Nederland. Hij kan dit doen dankzij een samenwerking tussen de Waddenacademie en Noorderbreedte.

Polderkoorts

De passages over Cornelis Lely zijn gebaseerd op het boek Polderkoorts van Emiel Hakkenes. In het digitale archief van Noorderbreedte is een artikel van Hakkenes’ hand te vinden over de niet wijkende polderzucht: ‘De polderkoorts ligt altijd op de loer’ (16 mei 2019).

Liever luisteren

Tjesse Riemersma leest dit artikel aan je voor. Vind het op hier of volg Noorderbreedte op je favoriete podcast-app.