‘Groningen’ schrijft geschiedenis. Maar welke? Zestig jaar geleden was de gasvondst reden voor klaroengeschal waar het hele land achteraanliep. De laatste tien jaar hebben de aardbevingen dat in een ander licht gezet. Maar het verhaal kantelt nog veel verder.

Op de gangen van het Bushuis aan de Kloveniersburgwal waar de vakgroep Milieu en Maatschappij van de UvA huist, gaat Groningen flink over de tong. Hoe zal de aardgaswinning in de geschiedenisboeken belanden? Als ‘een zegen voor het land met aardbevingen als schaduwkant’, of als ‘bestuurlijk aangejaagde plundering van de rijkdommen van de aarde met een klimaatramp als gevolg’? 

De weerslag van de gesprekken tussen wetenschappers vind je wekelijks terug in Tot op de Bodem. Nee, niet de rubriek van Arjen Lubach – hoe leuk en degelijk ook – de blogserie van de UvA is grondiger en zeer het lezen waard. Elke week reflecteert een wetenschapper vanuit zijn eigen vakgebied op ‘Groningen’. Dat kan gaan over het koloniale verleden, het kapitalisme en fossiele verslaving, onderdrukking van volken, klimaatverandering, bestuurlijke medeplichtigheid of vormen van verzet. Zet je ‘Groningen’ in zo’n breder perspectief dan ben je de geschiedenis grondig aan het herschrijven want dan maakt de vroegere vreugde over de gaswinning plaats voor gêne over wat onze geopolitiek teweeg heeft gebracht.

De coördinator van de onderzoeksgroep Milieu en Maatschappij, Peter van Dam, nam samen met promovendus Marin Kuijt het initiatief voor de serie artikelen. Van Dam zet in zijn bijdragen de historie van het Groningse gas in een breder bestuurlijk kader en laat zien hoe de afdronk daarvan verandert. Kuijt, die promoveert op de koloniale wortels van de gaswinning in Groningen, tekent hoe de dekolonisatiebeweging wereldwijd ertoe leidde dat de winning van fossiele brandstoffen werd genationaliseerd. Zo niet in Groningen, daar bleef het bestuur de winst delen met het bedrijfsleven en werd het gasgebouw stevig dicht getimmerd. 

Opofferingszone

Hannah Porada, die promoveert op waterbestuur, probeert in haar aflevering te achterhalen waarom we het niet hebben over water. Door gaswinning daalt de bodem. De regen stroomt niet meer op de vleugels van de zwaartekracht naar zee, maar belandt in de kuil die de gaswinners veroorzaakten. Waterschappen maakten afspraken met de NAM over kades ophogen en hier en daar een extra gemaal. Maar de bodemdaling blijft terwijl de gaswinners vertrekken. De waterdeal leek destijds een slimme ‘technische fix’, analyseert Porada, maar blijkt kortzichtig. De gaswinning laat Groningen achter met een veel groter overstromingsrisico en een berg wateroverlast. Daarmee zijn de gevolgen van de gaswinning onmiskenbaar een politiek onderwerp, aldus Porada. Maar zo is het nog niet op de agenda gezet.  

Esther Peeren, hoogleraar en directeur van de Amsterdam School for Cultural analysis, kijkt met andere ogen: zij onderzoekt of je Groningen kunt zien als een ‘opofferingszone’, zoals over de hele wereld vervuilende schadelijke industrieën het land en de lokale bevolking vernielen. Dat gebeurt opvallend vaak in streken waar sociaal achtergestelde groepen wonen die ‘met sluipend geweld’ geslachtofferd worden. In deze ‘operationele landschappen van het hedendaagse kapitalisme’ wordt het maximale uit de grond en de mensen getrokken en als er niets winstgevends meer te halen is, laten ze een kapotte, vervuilde omgeving en verarmde ongezonde mensen achter. 

Ze ziet overeenkomsten met hetgeen in Groningen is gebeurd. Niet dat de regering er bewust voor koos het gas te winnen in Groningen – daar was het nou eenmaal winbaar – maar dat er pas laat oog kwam voor de slachtoffers past wel in dat schema. ‘We kunnen ons afvragen of er andere keuzes gemaakt zouden zijn met betrekking tot de gaswinning – en de compensatieregelingen – als het gas zich bevonden had onder een grote stad of in de Randstad.’ Het lijkt Peeren niet heel vergezocht om het Groningse platteland als opofferingszone te beschouwen, met de NAM en (daarachter verscholen) de overheid als wellicht de meest onbeschaamde offeraars, en gewone burgers als slachtoffers.    

Peeren betoogt ook dat we de slachtoffers van ‘Groningen’ nog onvoldoende in beeld hebben. De focus in de verhalen ligt nu sterk op de huizenbezitters en hun bijna idyllische plattelandsleven en dat gaat ten koste van de klimaatschade van de fossiele industrie en slachtoffers daarvan elders in de wereld. Ze stelt de vraag of het terecht is dat we mensen met een eigen huis in Groningen boven andere slachtoffers stellen.

Meer debat nodig

Met de serie artikelen wil de UvA het debat aanzwengelen en voeden, vertelt Peter van Dam. ‘Wij zijn in onze vakgroep dagelijks bezig met klimaat, energie en actiegroepen. Als er dan zoiets in je eigen land plaatsvindt, kun je daar als wetenschapper wat aan toevoegen.’ Omdat Amsterdam op enige afstand van Groningen ligt, is het voor de UvA-wetenschappers misschien gemakkelijker om ook de bredere context van het Groningse drama te brengen.  

Bij het maken van de blogs, ervaart Van Dam een groot dilemma: het enquêterapport moet allereerst recht doen aan de mensen die in hun scheurende huizen door de overheid zijn afgescheept met een treurigmakende hulpoperatie. En het moet vaststellen hoe de politiek dit heeft kunnen laten gebeuren. Maar anderzijds hoort ‘Groningen’ ook thuis in de bredere geschiedenis van fossiele economieën en klimaatverandering. Het massaal oppompen van gas en verbranden van deze fossiele grondstoffen heeft een welvaartsstaat mogelijk gemaakt over de rug van toekomstige generaties en het milieu. Daar kun je evenmin aan voorbij gaan, vindt hij. Maar het debat daarover mag het leed in Groningen niet verdringen.

In de gangen van de UvA zijn ze benieuwd hoe de parlementaire enquêtecommissie in haar rapport met dat dilemma omgaat.

Na het rapport

Nog voor het verschijnen van het rapport voerde  ‘Tot op de bodem’ al debat over de gevolgen van de parlementaire enquête. Augustin de Julio Pardo, een ‘gast’ in het Amsterdamse Bushuis, want promovendus in Groningen, bestudeert wereldwijd hoe verzoening werkt, bijvoorbeeld in Zuid-Afrika, Argentinië en Sierra Leone. Hij onderzoekt of de parlementaire enquête kan bijdragen aan verzoening van de Groningers met de overheid. Hij koestert voorzichtig hoop dat deze parlementaire enquête het begin is van de verwerking van de traumatische Groningse geschiedenis.

Maar Jouke Turpijn, die geschiedenis doceert aan de UvA en alle eerdere parlementaire enquêtes in Nederland onderzocht, is daar minder optimistisch over. Het zou absoluut een primeur zijn, laat hij hoffelijk enige ruimte aan zijn Groningse collega, maar de ‘zelfreflectie’ van ons parlement in het verleden maakt hem weinig hoopvol.

Op 22 september 2020 begon de voorbereiding van de parlementaire enquête Groningen. Op 24 februari 2023 presenteert de commissie haar rapport. Daarna is het parlement aan zet om de conclusies en aanbevelingen een vervolg te geven.

Wil je op de hoogte blijven van deze blogserie? Klik dan hier om een melding in je e-mailbox te krijgen bij het uitkomen van een nieuwe aflevering.