Wijkvernieuwing gaat vaak over grote woorden zoals sloop-nieuwbouw, klimaatadaptatie en koppelkansen. Robin Kramer, antropoloog en programmamaker in de stad Groningen, vraagt zich af wat ervoor nodig is om de kleine woorden terug te brengen in de wijk. Een korte groet ‘hoi’, hoe verwerk je die gemoedelijkheid in je uitvoeringsprogramma?

Voordat ik het weet heb ik mijn vinger al opgestoken. ‘Morgen’ zei ik tegen de meneer die voor zijn huis een shagje aansteekt. ‘Moi’ antwoordt ie vriendelijk. Ik fiets door naar mijn werk in de Oosterparkwijk. Een klein gebaar; een interactie van negen letters. En toch deed het me goed. 

Ik kom uit Drachten, een middelgroot Fries dorp dat, volgens sommigen, een stad had moeten zijn. Groot genoeg om niet iedereen te kennen, klein genoeg om de mensen in de buurt te groeten. Nu woon ik in Groningen stad, en daar groeten mensen elkaar beduidend minder. Als ik iemand in het centrum van de stad groet kijken de meeste mensen verschrikt op uit hun gedachten. Alsof ik iets van ze nodig heb: kleingeld, weg naar de Martinitoren, telefoonnummer, ruzie? 

Mensen groeten in het openbaar is voor mij een manier om waardering te uiten. Om te zeggen: leuke jas heb je aan of wat zitten jullie daar gezellig een zak patat te eten. En toch voelt het soms te intiem. Alsof ik een privébubbel binnendring waar ik me buiten had moeten houden.  

Blijkbaar kan de schaal van de woonplaats de kritieke grens bereiken waardoor het niet meer gepast is om elkaar te groeten. Het doet me denken aan een scherpe observatie van een vriend, die tijdens een wandelvakantie in Friesland opmerkte dat wandelaars elkaar groeten op onverharde wegen en niet op asfalt.  

De stad is asfalt: groot, hard, ongezellig en slecht voor de gewrichten. Hoe maak je dan van een stadswijk een onverharde weg? Waarom begroette de man mij wel in de Oosterparkwijk? Het heeft er voor mij mee te maken dat de straten daar niet vol staan met auto’s, er veel groen aanwezig is doordat het Pioenpark nooit een ringweg geworden is en dat de mensen er voor hun huis zitten. De zon scheen die dag, dat hielp ook. 

Of zou het nog sterker verweven zitten in de geschiedenis van de omgeving? De Oosterparkwijk werd in de twintigste eeuw gebouwd als een buitenwijk van de stad Groningen. Knusse buurten zoals het voormalige Blauwe Dorp, de geest van het oude FC Groningen stadion en de architectuur van Berlage en Dudok geven de wijk een duidelijk karakter. Ik stel me voor dat in contrast met de binnenstad, de mensen hier juist gezien willen worden als deel van de omgeving. Geen doelmatige mensen in transitie van werk naar kledingwinkel naar supermarkt, maar bewoners die wonen en leven op een plek die van hen voelt. 

De omgeving waarin we wonen is niet alleen maar de ruimte waar we onze focussen op verbouwen, leefbaarheid & veiligheid en klimaatadaptieve koppelkansen. Uiteindelijk is het vooral de plek waar we ons thuis willen voelen. Plezierige plekken zoals de Oosterparkwijk nodigen uit om rond te neuzen en contact aan te gaan met de omgeving. Het schept de conditie voor hoe mensen zich tot elkaar verhouden.  Zo’n onverwachtse groet op een maandagmorgen zet voor mij de wijkvernieuwing soms meer op scherp dan de omgevingsvisie. 

In deze wekelijkse wisselcolumn schrijven Nb-redactieleden ombeurten over wat hen bezighoudt in en om het Noorden.

Trefwoorden