In zijn laatste wandelblog loopt hoogleraar Zef Hemel door het Groningse aardbevingsgebied. Daar voelt hij de veerkracht van het Noorden.

Toen ik in Warffum de trein verliet was het alsof ik van de boot stapte en op een Waddeneiland voet aan de grond zette. Alles was zonovergoten. In werkelijkheid was ik aan de grens van het Groningse aardbevingsgebied aangekomen en stond op het punt vier dagen door een bedreigd landschap te lopen, tot aan de grens bij Nieuweschans. 

Geen betere introductie dan Jan Dirk Gardenier. De antropoloog in Warffum doet al jaren studie naar de staat van de Groningse dorpen. Ik ontmoette hem staande voor het gereformeerde kerkje. Hij sprak over de zes plagen die de Noord-Groningse dorpen zouden teisteren: bevolkingskrimp, verlies van voorzieningen, verlies van leefbaarheid, verschraling van biodiversiteit, verzilting, aardbevingsschade. Dit was zijn les: dit land is rijk gezegend met kleine dorpen, de mensen maken het verschil en als je het goed beschouwt blijft er van die plagen niet zo heel veel over. Hij sprak over veerkracht en over een Nieuw Groningen.

Terwijl ik in de richting van Uithuizen liep, arriveerde juist een delegatie van het kabinet onder aanvoering van premier Rutte in Groningen. Aanleiding: de door Groningen gevraagde 30 miljard euro voor nieuw regionaal perspectief. Kost Nieuw Groningen zóveel geld? Dat had Gardenier me dan wel even mogen vertellen.

Mijn wandelmaat die middag was Dianne Maas, die tot aan ’t Zandt met me zou oplopen. Maas is Bouwmeester Versterking van de gemeente Groningen. Drie jaar geleden was ze als architect begonnen te werken aan de ‘versterkingsoperatie’ in de dorpen rond Ten Boer. Ze vertelde over de moeizame aanpak. De schoonheid van de oude Groningse dorpen was in de overwegend technische procesgang gewoon vergeten. Mensen rouwden om het verlies. In ’t Zandt namen we poolshoogte. Maar eerst passeerden we de nieuwe hoogspanningsmasten en bekeken we een herbouwde boerderij zonder karakter. De zon ging onder. Die nacht sliep ik in een stal waar in februari de Parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning haar onderzoek had gepresenteerd.

De volgende dag zocht ik Drewes Wildeman op. Zijn Landgoed DeCamping op het voetbalveld in het dorp, ooit van voetbalclub ´t Zandt, is tevens sociaal dorpsbedrijf en wordt beheerd door een stichting. Overal lag sloopafval van de afgebroken boerderijen in het aardbevingsgebied. Wildeman gaat er een nieuwe, versterkte kantine mee bouwen. Verderop wil hij zelfs een groot meer graven op het land van een pootaardappelboer. Hij vertelde me dat hij reuring in het dorp wil brengen en belooft zijn dorpsgenoten een mooie toekomst. Veel hoeft het niet te kosten. Hij deed het voor en samen met het dorp.

In Appingedam liep ik op met Johanna van de Werff. Als jurist groeide ze op in Groningen. We spraken over wetgeving, regelgeving en ruimtelijk recht en hoe gemeenten door al die juridische trajecten heen moeten laveren. Alles wat op papier met beste bedoelingen bedacht was bleek in de praktijk vaak heel anders uit te werken. We vroegen ons af hoe we de ruimtelijke ordening konden revitaliseren. Dichter bij  de realiteit, het landschap en de mensen. 

In Delfzijl begon ik de dag op het vernieuwde station. De drie trainees van het programma HiNoord die me vergezelden stelde ik voor een dwarsdoorsnede van de havenstad te maken. Van Uitwierde in het noorden liepen we naar Oterdum in het zuiden. Lopend door de zeehaven spraken we over milieunormen en het meten van waardes in het milieubeleid. Er zit kwik in de grond. Wie maakt de verontreinigde terreinen straks schoon?  

Toen we begin van de middag op het station terugkeerden, waren vrijwel alle tafeltjes in de brasserie bezet. Mooi om te zien hoe Delfzijl de afgelopen jaren de openbare ruimte rond het station heeft aangepakt en ook dit oude gebouw een nieuw bestemming heeft gegeven. De krimpstad aan zee begint zowaar aantrekkelijk te worden. Dertig miljard euro heb je daar echt niet voor nodig.

´s Middags liep ik met Wilbert van de Kamp, beheerder van Wongema, naar Termunten. Op de dijk aten we samen uit een zak met heerlijke rettich en broccoli die hij had meegenomen. Wilbert verbaasde zich over het gemak waarmee hij een plek als Hornhuizen kon verbinden met de wereld. Dit land, zei hij, is goed te belopen, de afstanden zijn helemaal niet groot. Dit is geen periferie. De traagheid van het wandelen sprak hem aan, onthaasten hielp tegen de druk die ook hij voelde. In Termunterzijl aten we vis. Wachtend bij de bushalte hadden we alle tijd van de wereld.

De avond viel over het kerkje van Termunten. Dertig kilometer had ik nog te gaan. Met Meta Knol, Gus Tielens en Ninke Happel beklom ik de volgende ochtend de dijk die ons langs de Eems en de Dollard zou voeren. Onder een dun wolkendek spraken de architecten en curator/museumdirecteur over het dominante efficiencydenken en het verlies dat dit ons heeft gebracht. Een efficiënte architectuurpraktijk is vergelijkbaar met de efficiënte bedrijfsvoering van een gemiddelde boer in het Oldambt. Gewoon niet houdbaar. Hoe kunnen we het tij keren?

In de buurt van Kostverloren nam Hemmo Philbert het gesprek over. Via dorpen en boerenerven voerde hij me naar de remise in Bad Nieuweschans. Daar ontmoette ik Niels Grotenboer, die me over coöperatie De Graanrepubliek vertelde….

Weet u, u zou de trein naar Bad Nieuweschans moeten nemen. U zou een bezoek aan de remise moeten brengen. Alle goeds komt daar samen: herstel van biodiversiteit, smaak, leefbaarheid, trots en regionale samenwerking, alles in een fraaie setting. Een duurzame toekomst voor het Oldambt is heel goed mogelijk. Gardenier heeft gelijk. Het platteland loopt niet leeg, Groningen is vitaal, onder de mensen tref je talrijke helden, de veerkracht van het Noorden is groot. En 30 miljard is echt niet nodig. Ik was er, ik liep er, ik heb het gezien. 

Zef Hemel blogde de afgelopen vijf weken over zijn wandelingen door het Noorden. Lees al zijn verhalen hier.