Het watersysteem van Noord-Nederland gaat gebukt onder verdroging, verzilting, vermesting en klimaatverandering. Wat moet er veranderen om het tij te keren? Een nieuwe visie op de noordelijke waterkringloop.

Omdat de waterhuishouding van Noord-Nederland een groot samenhangend gebied beslaat, is een nieuwe visie op het geheel van waterstromen beter te vangen in een brede term. We noemen deze visie de ‘Nieuwe Hunzevallei’. Het gebied daarvan is groter dan het geografische Hunzedal in Oost-Drenthe. Het beslaat het hele gebied van de Lauwers – het grensriviertje tussen Groningen en Friesland, dat uitmondt in het Lauwersmeer – tot aan de streek van de voormalige rivier de Fivel in Noordoost-Groningen.
Onze huidige waterkringloop kampt met een flink aantal vastlopers zoals verdroging, klimaatverandering, verzilting, vermesting en grondwaterwinningen. Daar zijn remedies tegen, maar die vergen flinke aanpassingen in het landgebruik. Hieronder volgt een schets van hoe onze Nieuwe Hunzevallei kan zorgen voor een evenwichtige waterhuishouding. Ons uitgangspunt daarbij is: ‘laat het water gaan waar het natuurlijkerwijs wil gaan’.  

Meer infiltratie

Het noordelijke ecosysteem gedijt vooral op grondwater dat in het maaiveld opwelt. Maar drainage, mijnbouw en andere oorzaken van bodemdaling veranderen het reliëf in het land­schap, waardoor deze kwelstromen hun route verleggen. Vervolgens verdringen oude en nieuwe waterstromen elkaar, zakt vervuiling naar diepere lagen, kunnen grondwaterstromen ‘drooglopen’ en kwijnt de natuur weg.
Een wezenlijke stap op weg naar duurzaam waterbeheer is daarom de aanvulling van de grond­watervoorraden. Hoe beter dat lukt, des te meer kwelwater er ‘ergens in het veld’ zal opborrelen en des te weerbaarder wordt het ecosysteem. Er is dus alle reden om de bodem vitaal te maken en het regenwater op te laten nemen zodat neerslag de gelegenheid krijgt om dieper in de grond te zakken. Dat is de watermotor die we weer moeten starten.
 Draait de motor eenmaal, dan hebben we meer water ‘op reserve’. Dat is voor al het leven (inclusief de mens) van groot belang. Maar er zijn meer voordelen: een nattere bodem – vooral veen – houdt beter CO2 vast en remt de klimaatverandering. Bovendien houden de aangesterkte zoetwaterstromen de verzilting tegen en verkoelen ze de aarde.
In de Nieuwe Hunzevallei krijgt het water daarom op zoveel mogelijk plekken de tijd om in de bodem te zakken. Door de hoogteverschillen in het land­schap zoekt neerslag haar natuurlijke weg. Dat betekent dat diepe sloten op veel plaatsen minder diep gemaakt worden of zelfs verdwijnen zodat het landschap meer water kan opnemen. Het helpt ook als het waterpeil in het maaiveld de natuurlijke gang van de seizoenen volgt: hoger in de winter, lager in de zomer – en liever niet te veel omlaag. De mens blijft de regisseur: we malen het water over de dijk naar zee en dirigeren het door ons landschap, maar tegelijkertijd moeten we onze landinrichting beter laten aansluiten op de natuurlijke loop van het water.

Stad met natte voeten  

Bij het uitstippelen van de nieuwe waterbasis ligt uiteraard de hoogtekaart op tafel. Dan zie je direct dat er een groot probleem is, want hoe moet de overtollige regen die uit het Drents Plateau stroomt uiteindelijk weg uit de laagte rondom de stad Groningen? Dat lageland is steeds lager geworden door drainage voor de landbouw en door mijnbouw (gas en zout).
De oude uitmonding van de Drentse beken die via Groningen naar de Waddenzee loopt, wordt steeds gevaarlijker: ontembare water­stromen wil je niet in woonwijken. Uiteraard hebben de cultuurtechnici daar iets op bedacht. Rondom de stad Groningen zijn overloopgebieden gemaakt. Deze klimaat­maatregelen worden gecombineerd met natuur en recreatie. Dat klinkt vriendelijk maar in feite zijn deze gebieden de noodkleppen waarmee we wateroverlast managen. Het principe is een beetje ‘retro’: vroeger werden laagliggende stukken land ook ingezet als buffer om overstromingen in bewoonde gebieden te voorkomen.  

Boswachter Bart Swiers werkt al 25 jaar voor Natuurmonumenten. Hij maakt zich zorgen over het behoud van de natuur, die momenteel erg onder druk staat. Hij gaat binnenkort met een groep boswachters naar Den Haag om verhaal te halen. Er is veel beloofd waar weinig van terecht is gekomen.
De Onlanden bij de stad Groningen zijn ontwikkeld naar aanleiding van de watersnooddreiging van 1998. Ze zouden 5 miljoen kuub water kunnen opvangen. Echter, voor de huidige berekeningen van het KNMI zou er nog eens 7,5 miljoen kuub extra wateropvang nodig zijn. Momenteel staat het water erg hoog in de Onlanden. Een recente peilmeting gaf aan dat het waterpeil naar de -0.20 NAP gaat, terwijl deze normaal gesproken op -0.50 NAP staat.


Door de klimaatveranderingen krijgen we zwaardere buien, de veenbodems dalen en de zee stijgt. Als we op deze weg doorgaan, zullen er steeds meer overloopgebieden nodig zijn. Goed voor de natuur? Vogels vinden die gebieden snel, maar voor planten is die nieuwe nattigheid niet zo betekenisvol. De kwaliteit van het water is te slecht en de kwelstromen blijven haperen. Veel riet­landen groeien daarom dicht en veranderen in ruigten.
Ondanks vele waarschuwingen worden in laagtes om de stad nieuwe woonwijken gebouwd, zoals Meerstad. Het is absoluut verstandig om – zoals nu gebeurt – stads­wijken zo in te richten dat er meer flexibele ruimte is voor water. Het is ook een leuk idee om daar historische beeklopen in te verwerken, maar de monding van een groot bekencomplex als de Hunze via de stad voeren is tegenwoordig vragen om moeilijk­heden.  
De Lauwers en De Oude Riet lopen in de Nieuwe Hunzevallei via het venige laagland van Hoogkerk naar het Lauwersmeer. De Drentsche Aa buigt voor de stad af naar het westen en sluit daar aan op hetzelfde venige laagland. Ook het Eelder- en het Peizerdiep komen erop uit. De Hunze gaat ten oosten van de stad via Roegwold naar de Eems-Dollard. De beken buigen zo om de stad heen en voeren het water door de lage veen­landen. Daar is vernatting sowieso zinnig om de CO2-uitstoot uit oxiderend veen te verminderen.
Ook de waterschappen zijn inmiddels door­drongen van de noodzaak om de waterafvoer aan te passen met het oog op de onstuimige neerslag in de toekomst. Ze kiezen er echter voor daarbij de kanalen in te zetten. In het verleden is meermaals gebleken dat er grote risico’s kleven aan de afvoer van oppervlakte­water via alleen kanalen. Door de bodemda­ling komen kanalen als hoge elementen in het steeds dieper zakkende land te liggen. De zeespiegelstijging maakt de waterafvoer naar zee in de toekomst nog moeilijker – dat geldt zowel voor de route ‘links’ langs de stad naar het Lauwersmeer als voor die ‘rechtsom’ naar de Eems-Dollard. Wie het land wil inrichten voor de toekomst, moet het hele hydrologische systeem in beeld hebben (van het Drents Plateau tot aan zee) en de antennes richten op de langere termijn.  

De waterbatterij

Zandruggen kunnen een grotere rol spelen als bergplaats voor water. Drinkwaterbedrijven pompen nu schoon grondwater op uit de diepte. Dat gaat ten koste van vegetatie die zonder dat schone grondwater wegkwijnt. Drinkwaterbedrijven zouden liever meer oppervlaktewater winnen. Dat is duurzamer, maar er is vaak onvoldoende oppervlakte­water beschikbaar omdat we de regen snel wegsluizen.
In het natte seizoen valt er water genoeg. Zandruggen kunnen in die periode als berg­plaats fungeren.
Neem de Hondsrug, de grootste van de rij ruggen in Drenthe. Ten oosten daarvan ligt het Hunzedal. Dat is een grote verzamelplaats voor water omdat het landschap door mense­lijk ingrijpen flink is ingezakt: het veen is afgegraven en de landbouwdrainage doet de omgeving steeds verder dalen – we kunnen beter spreken over de Hunzelaagte.  
Dit beekdal is ruim en kan grote watervoor­raden bergen. Het is daarom een goede plek voor drinkwaterbedrijven om over te stappen naar oppervlaktewater. Je kunt er in natte periodes zelfs meer oppervlaktewater winnen dan er op dat moment nodig is en dat water in de Hondsrug injecteren. Daar kan het bewaard worden voor drogere perioden. Ook de kleinere zandruggen langs de flanken van het Drents Plateau kunnen als batterij worden gebruikt.  
Diepinfiltratie in een zandrug is een kunst­greep. Alhoewel het uitgangspunt van de Nieuwe Hunzevallei is ‘laat het water gaan waar het natuurlijkerwijs wil gaan’, heeft deze ingreep grote voordelen. Het ingebrachte water kan, mits slim ingestoken, zelfs helpen om kwelstromen gerichter naar de beek te duwen. Dat zou voor het ecosysteem een welkome verbetering zijn, want het herstel van de natuurlijke plantengroei in het Hunzedal komt nu nog slecht op gang. En wie weet kan dat waterpompcircuit ook een rol krijgen bij de opslag van duurzame energie. Wie ver vooruit kijkt, ziet dan een landschap ontstaan waarin drinkwaterwinning is veilig­gesteld en het schone diepe grondwater beschikbaar is voor de natuur en voor cala­miteiten. In het beekdal wordt het landschap natter en zal weer kwel opwellen, al werkt deze watermotor alleen als het oppervlakte­water schoon is.

Duurzaam landgebruik

We moeten niet alleen leven met water, maar er ook mee werken. In de beekdalen zijn boeren nodig, maar hun bedrijfsvoering ziet er in de Nieuwe Hunzevallei anders uit dan nu. In het beekdal zelf wordt het te nat voor klassieke landbouw, maar voor boeren die kunnen werken met water is er plek. Ook in lagere overloopgebieden is ruimte voor landbouw, maar wel aangepast aan de natte omstandigheden daar.
Plantengemeenschappen worden geremd of sterven zelfs uit als ze in aanraking komen met water met te veel meststoffen en bestrij­dingsmiddelen. De beste oplossing is niet meer toestaan dat mest en gewasbescher­mers over het land, via het grondwater of door de lucht het openbare water in stromen.  Grondwater is een bodemschat die je niet ziet en niet hoort, maar die grote waarde heeft. Als je er goed voor zorgt, is het ook een bron van schoon water waaruit je blij­vend kunt oogsten. Maar dan moet je de watervoorraden boven en onder de grond aanvullen en behoeden voor vervuiling. In de bovengenoemde schetsen van de Nieuwe Hunzevallei staat water centraal. Want als de waterkringloop in orde is, kan de natuur zich herstellen. Een gezond ecosysteem vergroot de veerkracht van het land. En dat kunnen we met de huidige klimaatverandering heel goed gebruiken.

Dit artikel is een voorpublicatie van Oud water in de Nieuwe Tijd van Piet Schipper, Jan Bakker, Henk Everts, Ineke Noordhoff, Ab Grootjans en Niels Grootjans. In dit boek gebruiken de schrijvers hun kennis over natuurherstel om de noordelijke waterlopen te hertekenen.

Grondwater is van levensbelang
Het is verbazingwekkend dat waterland Nederland het grondwater lange tijd heeft veronachtzaamd. Juist Nederland heeft in Brussel aan het einde van de vorige eeuw hartstochtelijk gepleit voor goede wettelijke bescherming van de waterkwaliteit. Logisch, want veel water uit andere landen stroomt door onze lage landen naar zee. Dat Europese beleid is in 2000 beklonken met de Kaderrichtlijn Water (KRW). Niet alleen het oppervlaktewater wordt daarin beschermd, ook het water dieper in de grond.
Na de instelling van de Kaderrichtlijn zakte de belangstelling voor schoon water bij overheden in ons land weg. De uitvoering conflicteert met het belang van veel grondgebruikers. Twee keer vroeg Nederland uitstel maar in 2027 moet ook ons land echt aan de schoonwatereisen voldoen – op straffe van forse boetes. Drie jaar voor die datum is bijna al ons water echter nog steeds verre van in orde: we zijn de hekkensluiter van de EU. Bovendien zakt de vervuiling van het oppervlaktewater de bodem in en raakt zo ook het grondwater vervuild.