Tot niet zo lang geleden werden volksverhalen volop verteld in het Waddengebied. Ze dienden vaak om de wereld te verklaren en de angst voor het ongetemde te beteugelen.

You see, man made the cars to take us over the road
Man made the train to carry the heavy load
Man made electric light to take us out of the dark
Man made the boat for the water, like Noah made the ark
He’s lost in the wilderness
He’s lost in the bitterness
James Brown, It’s a man’s man’s man’s world

Het bekende nummer It’s a man’s man’s man’s world van James Brown spookt door mijn hoofd als ik op een koude winterdag op de Waddendijk sta. Binnendijks strekken de polders zich in rechte lijnen voor me uit. Ik zie hier en daar een trekker die zich een weg ploegt door de vette, vruchtbare klei. Overzichtelijk, kalm, gestructureerd. Dan draai ik me om. Buitendijks ontvouwt zich een heel ander beeld: een pandemonium van krijsende vogels, steeds veranderende geulen en prielen en golven met witte schuimkoppen. Wildernis.

Mensen hebben een tweeslachtige relatie met wildernis. Wildernis is chaotisch en de mens houdt van orde. De mens (de man) heeft zich gedurende de geschiedenis losgemaakt van de natuur en er alles aan gedaan om die natuur te temmen, te bedwingen en te domineren. Omdat hij, in de woorden van James Brown, verloren zou zijn in de wildernis.
Om de wildernis – de natuur, het onbekende – iets minder ondoordringbaar te maken, werden er vroeger volksverhalen verteld. Mensen gebruikten verhalen om betekenis te geven aan de wereld. Om moeilijke gebeurtenissen te verklaren.
Ook in het Waddengebied leefden vele volksverhalen. Verdronk de bemanning van een schip? Dat zal een boze zeemeermin hebben gedaan. Overleed er een kindje in het dorp? Dan zal die oude buurvrouw, die het een tijdje geleden een appel gaf, wel een heks zijn. Of het nu sprookjes, mythen, sagen of legenden zijn – volksverhalen hebben altijd bestaan.

Kijkje in een vergane wereld

Verhalen zijn er om elkaar te waarschuwen, om kennis te delen of om als moreel kompas te dienen. Bovendien fungeren ze als een bindende factor voor een sociale groep of samenleving. We voelen ons immers verbonden door verhalen die we over onszelf en de wereld vertellen. In tijden zonder televisie, radio of internet, waren volksverhalen ook een bron van vermaak. In de kroeg, of thuis bij de kachel, werd verteld over andere dorpelingen of over een bepaalde plek in de omgeving. Soms wat aangedikt, soms compleet verzonnen, maar altijd spannend en met een onderliggende boodschap.
De verhalen zijn eeuwenlang mond-tot-mond doorgegeven alvorens ze werden opgeschreven. Omdat zo’n verhaal al die jaren door vertellers is ‘gedragen’, is zo’n verhaal nooit precies hetzelfde. Er bestaan altijd verschillende varianten van. Inwoners van het Waddengebied vertelden elkaar eeuwenlang verhalen over vliegende boerenkarren en dwalende zielen en over spookachtige lichten en helhonden.

Overleed er een kindje in het dorp? Dan zal die oude buurvrouw, die het een tijdje geleden een appel gaf, wel een heks zijn.


Maar de wereld veranderde: in de ‘moderne tijd’ was geen plek meer voor bijgeloof en magie. In Groningen zag de ondernemende boerin Eilina (Line) Johanna Huizenga-Onnekes (1883-1956) dat die oude volksverhalen dreigden te verdwijnen. En dus ging ze op pad, gewapend met pen en papier. De Groninger volksverhalen die zij opschreef en veilig stelde, geven ons een uniek inkijkje in een verdwenen wereld. Veel van de verhalen komen uit het Groninger Waddengebied.

Een heks, een nachtmerrie en een zeemeermin

Heksen, zeemeerminnen en witte wieven (‘widde juvvers’ in de Groninger folklore): het zijn bekende mythische figuren. De misogynie is pijnlijk duidelijk: gebeurde er iets naars, dan kregen vrouwen de schuld. In het ergste geval werden ze bestempeld als heks en belandden ze op de brandstapel. Blijkbaar is er weinig angstaanjagender dan een vrouw.
Natuur wordt vaak afgeschilderd als vrouwelijk (‘Moeder Aarde’) en in het patriarchale denken staan vrouwen – onder andere vanwege hun vermogen een kind te baren – dichter bij de natuur dan de man. In diezelfde gedachtegang is de vrouw emotioneel, de tegenpool van de rationale man, en daardoor onbegrijpelijk en onvoorspelbaar. Oftewel: vrouwen zijn ook wildernis. En wildernis boezemt angst in, en moet getemd worden.
Om te illustreren hoe rijk bedeeld het Waddengebied is met volksverhalen, volgen hier drie volksverhalen uit een klein Gronings dorp: Oudeschip, het meest noordelijk gelegen dorpje van het Nederlandse vasteland. In alle verhalen speelt een vrouw de stereotiepe, kwaadaardige hoofdrol. De verhalen zijn verzameld door Line Huizenga-Onnekes en vanuit het Gronings vertaald en licht bewerkt door mij.

De heks van Derk Luddesheerd

Van de vrouw van Derk Luddes werd gedacht dat ze een heks was. In het voorhuis van de Derk Luddesheerd in Oudeschip stond eens een grote korf met appels, waar wel vijftien padden op zaten. Volgens het volksgeloof nam de duivel veelal de gedaante van een pad aan, dus dat was geen goed teken. Boer Luddes had desalniettemin een appeltje gepakt en opgegeten. Toen hij later die dag thuiskwam van een bezoek aan de kerk van Oosteinde, voelde hij zich niet lekker. Hij werd erg ziek en stierf. Zijn vrouw kreeg de schuld, want ze zou de appels behekst hebben.
In een andere versie van het verhaal is het juist de vrouw van Derk Luddes die ziek werd na het kerkbezoek in Oosteinde. Ze zou geen vijftien padden hebben, maar vijftien katten. De oude baker – ook een vrouw – kreeg de schuld van haar dood.

De nachtmerrie uit Pruisen

Waar er thuis zeven dochters waren, was er altijd een een ‘nachtmerrie’. Soms was het de middelste dochter, soms was het de mooiste. Zij reed ’s nachts rond op een paard en kwam via sleutelgaten overal naar binnen. In Oudeschip woonde eens een boer die last had van zo’n nachtmerrie. Hij voelde haar vaak in het holst van de nacht zijn kamer binnensluipen. Op een van die nachten gooide hij een zak met meel over de nachtmerrie heen. Dat zou helpen, was hem verteld. En inderdaad, er verscheen een prachtige vrouw. Terwijl ze het meel uit haar haren schudde, vroeg de boer haar waarom zij hem toch zo plaagde. Ze haalde haar schouders op en zei dat ze daar niets aan kon doen. Toen vertelde ze dat ze over zee was gekomen, vanuit Pruisen. De boer was op slag verliefd. Ze kregen kinderen en waren jarenlang gelukkig. Toch stopte hij elke avond voor het slapengaan het sleutelgat dicht – gewoon voor de zekerheid. Op een avond peuterden de kinderen het sleutelgat leeg. De boer hoorde zijn vrouw nog net mompelen: ‘Wat luden dei klokken, wat stoft dat zaand in Duutslaand.’ En weg was ze. Voor altijd.
Dit verhaal werd opgetekend in Spijk in 1927. Ook in Roodeschool deden versies van dit verhaal de ronde. In een van de verhalen gaat het over een boer die in Koningsoord woonde, in een ander verhaal over een boer die in Oudeschip woonde.

Eilina Huizenga-Onnekes in Groninger klederdracht, 1925.
Fotograaf onbekend, Groninger Archieven

Het zeewiefke van Oudeschip

Vlak achter de dijk bij Oudeschip ligt het Aeilsgat, een kolk. Het lijkt nu een stille, vredige plek – maar niets is minder waar. De diepten zijn ondoorgrondelijk. De kolk is ontstaan toen de dijken doorbraken tijdens de Kerstvloed van 1717. Door de overstroming kwam er een ‘zeewiefke’, een zeemeermin, in de kolk terecht.
Toen de dijken heropgebouwd werden, kon het zeewiefke geen kant meer op. Dat maakte haar erg boos. Inmiddels zwemt ze alweer drie eeuwen rond in de kolk, zinnend op wraak. En zoals een zeewiefke betaamt, brengt ze af en toe het hoofd van een jongeman op hol. Lang geleden, op een stille avond, klonk een zangerige stem uit de kolk. Vlak daarna kwam Aeilt (Eilt) eraan op zijn paardenkar. De jonge boer ging in volle vaart op de kolk af, keek niet op of om en verdween in het water. Niemand heeft ooit meer wat van hem vernomen.
Er zijn verschillende versies van dit verhaal opgetekend. De zeemeermin van Oudeschip is een bekend figuur in de regio. In en om Uithuizermeeden is de zeemeermin door de eeuwen heen veelvuldig verbeeld.

Opnieuw vertellen

Het mooie van volksverhalen is dat ze niet vastliggen; ze worden telkens opnieuw verteld en elke vertelling is net even anders. Volksverhalen, zoals alle vormen van levend erfgoed, zijn afhankelijk van de verteller en veranderen daarom met de tijd. Maar we vertellen elkaar geen lokale volksverhalen meer; de volksverhalen uit Oudeschip zijn amper nog bekend bij de huidige inwoners. De verhalen zijn blijven steken in een andere tijd.

Het zou mooi zijn als we die volksverhalen weer gaan vertellen. Zonder het plot van het verhaal geweld aan te doen, kunnen we daarbij bepaalde narratieven en personages door een andere bril bekijken. We kunnen onszelf afvragen welke gevoelens en vooroordelen onder de oppervlakte van een verhaal liggen. Dan wordt het pas echt interessant.
De afgelopen jaren zijn al veel bekende verhalen herschreven. Denk maar aan de feministische remakes van populaire Disney-films en het succes van de boekenreeks Bedtijdverhalen voor rebelse meisjes, waarin sterke vrouwen centraal staan. Deze verhalen staan lijnrecht tegenover de rol die vrouwen in traditionele sprookjes en verhalen innemen: of die van boze, gemene vrouw, of die van het kuise, hulpeloze meisje dat door een man gered moet worden. Door de verhalen aan te passen, kan ook het beeld veranderen dat onze samenleving (soms onbewust) van vrouwen heeft.

Het is de hoogste tijd om volksverhalen over wilde vrouwen uit het Waddengebied opnieuw te vertellen, waarin we de traditionele stereotyperingen loslaten. Als we leren omgaan met de vermeende wildernis van vrouwen, kunnen we misschien ook de wildernis op aarde, en dus in het Waddengebied, beter omarmen. Want, zoals James Brown zingt: ‘This is a man’s, man’s, man’s world. But it wouldn’t be nothing, nothing without a woman or a girl ’.

Historicus Sanne Meijer bericht vanuit het Waddengebied.
Een samenwerking tussen de Waddenacademie en Noorderbreedte maakt dit mogelijk. Lees hier meer over de Wadden.