Op de terugweg van mijn tweede bezoek aan boerderij Santing Meyling ruik ik nog even aan mijn handen. Ik ruik koeien, hooi en andere hondjes dan de mijne. Dat geur en gevoel aan elkaar gekoppeld zijn besef ik weer eens goed, want terwijl ik snuif merk ik dat er een glimlach op mijn gezicht verschijnt. Wat ik me realiseer: ik word blij van deze boerderij.
Voorafgaand aan vandaag was ik een beetje nerveus. Het is inmiddels maart, wat betekent dat de eerste koeien gekalfd hebben. Hoe zou ik me voelen bij het aanzicht van kleine koetjes in een stal?
Het antwoord was simpel: ik voelde me er goed bij. Mijn gesprekken met boerendochter Vera Santing en de bezoekjes aan de boerderij halen me uit mijn hoofd, in mijn lijf, van mijn idealisme naar de praktijk. Mijn zintuigen geven me informatie die ik eerst niet had: wat doet het met me, wat ik ruik, wat ik zie, wat ik voel? Ik vond het heerlijk toen ik die snoepige knuffelkoetjes zag en al helemaal toen ik zag hoe blij Vera van ze werd en hoe goed ze ze al kende. Toen er op den duur een kalfje wakker werd uit een diepe slaap, zei ze: ‘Die heet Totoro, dat is een echte avonturier.’ Op het moment dat Vera gisteravond thuiskwam was hij de enige die nog lekker aan het struinen was.
Maar we gaan te snel. Want een belangrijke reden waarom ik met zo’n opgelucht en vrolijk gevoel op de terugweg aan mijn handen snuffel, is dat er niks te zien was wat ik als ‘leed’ bestempel. Geen kalfjes los van hun moeders bijvoorbeeld.
Het logo van boerderij Santing Meyling bestaat uit een getekende aardbei en koe. Ze staan symbool voor de visie van het boerenbedrijf: circulariteit. Veeteelt en akker- en tuinbouw gaan hier hand in hand. Dat de familie op moment van schrijven, eind 2022, overweegt om de koeien weg te doen of een heel andere rol te geven, is dan ook emotioneel ingewikkeld. Maar de hoge werklast van melkkoeien in combinatie met de afnemende energie van Lucia en Joni, de ouders van Vera, en de toenemende moeilijkheid om een kleine hoeveelheid melk te verkopen, dwingen de familie tot deze lastige overweging.
En wie die beslissing moet nemen is nog een tweede. Is het logisch dat bedrijfsopvolger Vera, op wie de beslissing op de lange termijn de meeste invloed zal hebben, dit besluit gaat nemen? Of ligt deze keuze nog bij Lucia en Joni, voor wie het besluit op de korte termijn het zwaarste weegt?
De koeien
Laten we eerst nog even stilstaan bij de ontwikkelingen van de afgelopen jaren. Boerderij Santing Meyling had de laatste jaren zo’n dertig ‘dubbeldoelkoeien’. De melkkoeien, een vaste groep moeders, zijn dus ook vleeskoeien. Deze melkkoeien worden elk jaar gedekt in de zomer en zijn dan 38 tot 44 weken drachtig. In de periode maart tot en met mei bevallen ze en krijgen dan een meisje (een vaarsje) of een jongen (een stiertje). De stiertjes gaan naar de slager of naar een paar omliggende boeren. De vaarsjes blijven hun hele leven op de boerderij, mits ze drachtig kunnen worden.
Direct na de geboorte wordt het kalf weggehaald bij de moeder en met de andere kalfjes in een aparte stal gezet, allemaal in losse hokjes zodat de boer goed kan reguleren hoeveel melk elk kalf krijgt. De koe wordt dagelijks gemolken en in de zomer weer gedekt. Kan een koe niet drachtig worden, dan noem je haar een guste koe. Guste koeien gaan naar de slager.
Waarom werkt deze status quo niet meer? Het zit zo: het is veel werk om de koeien dagelijks twee keer te melken (op deze kleinschalige boerderij zijn geen melkrobots) en de melk moet aan allerlei voorwaarden voldoen, wat die dagelijkse taak ingewikkeld maakt. Nu zijn ook nog eens de afgelopen jaren bepaalde regels veranderd, waardoor het werk nog ingewikkelder wordt. Vanwege de veranderende voorwaarden en regels en de hoge werkdruk van het melkkoeien houden, denkt de familie na over de toekomst van koeien in het bedrijf.
Het besluit moet voor maart 2023 genomen worden, zo legt Vera uit: ‘Ook al zouden we besluiten om te stoppen met melken, of zelfs om zo gauw mogelijk helemaal te stoppen met de koeien, dan hebben we op dit moment nog steeds een kudde drachtige koeien die in maart afkalven. Die kan je niet zomaar op een ander bedrijf neerzetten. Het vraagstuk waar we nu mee zitten is of we die koeien met kalfjes in het voorjaar weer gaan melken of niet en of we wel weer aan de melkfabriek gaan leveren of niet.’
Dat leveren aan de melkfabriek is precies waar de laatste jaren problemen bij kwamen. Ze leverden hun melk altijd aan EKO Holland, een coöperatie van ongeveer 250 biologische en biodynamische Nederlandse melkveehouders.
‘Alle kleine boeren worden eruit gewerkt, want de kwaliteits- en marktnormen zijn ingesteld op de grotere schaal’
EKO Holland heeft geen eigen melkfabriek, maar haalt de melk op bij de boer en regelt de afzet aan de melkfabrieken. ‘Bij EKO Holland hebben ze heel lang hun best gedaan om de melk van kleine bedrijven ook af te nemen, maar ze hebben nu de statuten zo aangepast dat ze minimaal 300.000 liter melk per bedrijf geleverd moeten krijgen. Dat is meer dan het dubbele van wat wij kunnen leveren. Omdat we zo ver onder de norm zitten, lopen we tegen allerlei problemen aan die te maken hebben met melkkwaliteit en levering.’ Dat Santing Meyling überhaupt bij EKO Holland mag blijven is een uitzondering, want het kan voor EKO Holland eigenlijk niet uit. ‘Het is pure sympathie dat ze de melk nog komen halen. Ze zeggen dat ons bedrijf het soort bedrijf is waarmee ze graag willen werken.’ Maar hoe vriendelijk dat misschien ook moge zijn, het zet de beslissing van wel of niet doorgaan met de koeien wel extra op scherp. Want eenmaal weg bij EKO Holland kunnen ze niet meer terug. ‘Je ziet hoe het systeem de dingen bepaalt. Zij zouden graag meer melk afnemen van kleine gemengde bedrijven, maar: geld.’
Het celgetal
Een belangrijk probleem waarmee de boerderij te maken heeft, is de sinds 2022 veranderde richtlijn rondom het ‘celgetal’. Vera legt uit dat het celgetal een indicatie is voor ziekteverwekkers in de veestapel. ‘Het zegt iets over de hoeveelheid witte bloedcellen in de melk. Die witte bloedcellen verschijnen bij afweerreacties, het celgetal heeft dus alles te maken met het risico op veeziekten. Daarom moet je zorgen dat het celgetal onder een bepaald niveau blijft om de gezondheid van je kudde te garanderen.’ Tot 2022 werd dit celgetal handmatig bepaald. De testresultaten verschilden per land, waardoor de nationale richtlijnen varieerden. Sinds kort is er een nieuwe Europese referentiemethode, waardoor de laboratoria hun metingen kunnen kalibreren. De metingen zijn nu dus overal gelijk en hiervoor vallen de celgetalbepalingen voor Nederland gemiddeld zo’n 12 procent hoger uit.
Deze nieuwe standaard raakt tot Vera’s frustratie vooral kleine boerderijen. ‘Als in een kleine veestapel, bijvoorbeeld van dertig koeien, er één een hoger celgetal heeft – en dat gaat met pieken, als een koe even een ontsteking in een uier heeft of iets dergelijks stijgt haar celgetal direct – dan wordt dat dus ook meteen door de monstering van Controle Orgaan Kwaliteits Zaken gemeten. Als je tachtig koeien hebt zie je dat minder snel, dan is de concentratie lager. Dat lost op in de massa. Bij een kleinere kudde zie je schommelingen sneller.’
Bij COKZ meten ze de melkkwaliteit steekproefsgewijs. ‘Als er een koe tussen zit die een hoog celgetal heeft, schiet het celgetal omhoog. Als dat een aantal keer gebeurt, dan is de consequentie dat de melk twee weken niet wordt opgehaald. Dat is heel vervelend. Dat is nu een keer gebeurd. Dit is de afgelopen jaren een enorm ding geworden.’ Problemen met je celgetal betekent: extra werk. ‘Twee jaar geleden ongeveer, net toen de koeien afkalfden, konden er ineens een stuk of tien koeien niet meegemolken worden omdat die een te hoog celgetal hadden. Dan heb je al een kleine kudde en dan moet je ook nog eens tien koeien apart melken.’ Die melk wordt namelijk niet verspild. De koeien worden alsnog gemolken, maar de melk gaat in een aparte ketel die wordt aangesloten op de melkmachine. ‘Die melk kan gebruikt worden voor de kalveren die nog melk drinken, maar het is veel meer werk. Je zit de hele tijd met dat ding te prutsen, je kan niet even rustig iemand anders aan het melken zetten, want je moet continu aangeven welke koeien je wel en niet mee mag melken. En dat gaat zelfs per speen. Soms heb je een koe die bijvoorbeeld twee spenen heeft waar verkeerde melk uit komt, die moet je dan niet meemelken en de andere spenen wel. Dat is een enorm gedoe.’
De motivatie nam daardoor af. ‘Over het algemeen melkt mijn moeder de koeien. Dat probeert ze goed te doen, maar continu moet ze hard nadenken. Ze kan het werk niet uit handen geven.’
De verlaagde norm voor het celgetal komt door nieuwe technieken, maar Vera ziet daarnaast een andere reden: ‘Het is natuurlijk ook een reactie op de pandemie en het feit dat bij veel melkveehouders zoveel koeien dicht bij elkaar zitten. Maar dat zijn wel heel andere bedrijven dan het onze. Toch is de norm voor iedereen hetzelfde.’ Dat is schrijnend. Het is niet zo dat een kleine melkveehouder slechtere kwaliteit melk levert dan een grote, het schommelt alleen meer. Het gaat puur en alleen om de manier van meten. Als je voor kleinere boerderijen een ander meetsysteem zou nemen, bijvoorbeeld een waar de gemiddelden over een langere periode bepaald worden in plaats van per melklevering, dan zou er geen probleem zijn.
Niet gek dat Vera er soms moedeloos van wordt. ‘Dit is een van de dingen waaraan je ziet dat grootschaligheid de norm is. En dit is sinds de naoorlogse schaalvergroting de tendens. Alle kleine boeren worden eruit gewerkt, want de kwaliteits- en marktnormen zijn ingesteld op de grotere schaal. Daarom ben ik ook geneigd om te zeggen: laat maar zitten. Laten we tien koeien houden en de melk zelf gaan verzuivelen. Dan zitten we helemaal niet meer vast aan zo’n melkfabriek.’
Risico
Dus wat moeten ze doen? Doorgaan met melken, met alle pittige fysieke en emotionele inspanning die daarbij komt kijken en het prangende risico dat de melk vaker twee weken niet opgehaald wordt doordat ze niet aan het celgetal kunnen voldoen? Alle koeien wegdoen en de volledige bedrijfsvoering omgooien? Een paar koeien houden en overstappen op eigen verzuiveling, terwijl ook dat geen zekere boterham oplevert, veel werk kost en de producten voor de klant duurder maakt? Een paar koeien houden en overstappen op vleeskoeien, wetende dat ze die beslissing niet weer om kunnen keren en dat ook dit besluit een compleet andere werkwijze en dus een grote initiële investering van energie vereist? En dan komt ook nog steeds die verdraaide vraag om de hoek kijken: beslist de oude of de jonge generatie hierover?