Voor de wat oudere Blijsters hoorde de kwelder er altijd al bij. Harry Feenstra herinnert het zich nog wel, hoe ze de dijk over gingen, de kwelders op, met Pasen en Pinksteren, als er eieren en jonge vogels waren. ‘Het waren uitstapjes met de familie. Maar de kwelder werd natuurgebied en minder toegankelijk. Mensen raakten vervreemd van het buitendijkse gebied.’Dat kan anders, dachten de Blijsters, zeker toen de vereniging Dorpsbelang zich bezig ging houden met een nieuwe dorpsvisie. ‘Die visie ging over parkeren, veiligheid, een wellnesscentrum, maar dus ook over een beleefplek buitendijks, waar we het verhaal konden vertellen over hoe dit gebied ontstaan is. Het verhaal van onszelf.’Het eerste idee omvatte niet meer dan een bult met een huisje erop, bijvoorbeeld een vogelkijkhut. Oer…
Voor de wat oudere Blijsters hoorde de kwelder er altijd al bij. Harry Feenstra herinnert het zich nog wel, hoe ze de dijk over gingen, de kwelders op, met Pasen en Pinksteren, als er eieren en jonge vogels waren. ‘Het waren uitstapjes met de familie. Maar de kwelder werd natuurgebied en minder toegankelijk. Mensen raakten vervreemd van het buitendijkse gebied.’
Dat kan anders, dachten de Blijsters, zeker toen de vereniging Dorpsbelang zich bezig ging houden met een nieuwe dorpsvisie. ‘Die visie ging over parkeren, veiligheid, een wellnesscentrum, maar dus ook over een beleefplek buitendijks, waar we het verhaal konden vertellen over hoe dit gebied ontstaan is. Het verhaal van onszelf.’
Het eerste idee omvatte niet meer dan een bult met een huisje erop, bijvoorbeeld een vogelkijkhut. Oerol-oprichter Joop Mulder omarmde de plannen met Sense of Place, zijn organisatie voor landschapskunst aan de Waddenzee. Ook een landschapsadviseur raakte betrokken. Maar organisaties bewegen soms net als de getijden op het wad: ze verschijnen en verdwijnen weer uit beeld, ze doen toezeggingen en dan wordt het weer stil, of ze zijn inhoudelijk sterk maar praktisch dan weer minder. Tot het hele project vrijwel droog kwam te liggen, financieel en qua mankracht. Zo werd Dorpsbelang zelf weer hoofdrolspeler, maar dit keer met een troef in de persoon van Marie-Louise Meuris.
De kar trekken
Het was de wens van haar man om de drukke Randstad achter zich te laten en naar Friesland te verhuizen. Inmiddels wonen ze alweer zestien jaar in Blije. De eerste jaren bleef Marie-Louise Meuris pendelen naar Amsterdam, want ze werkte daar nog als directeur van begraafplaats De Nieuwe Ooster. Eenmaal gepensioneerd en permanent gesetteld, werd ze bij Dorpsbelang gevraagd en trad ze toe tot de projectgroep voor de aanleg van de buitendijkse terp. Meuris hield zich daarin aanvankelijk op de vlakte: ‘Ik was gewaarschuwd om als Randstedeling wel rekening te houden met hoe de mensen het hier willen. Iemand die vlakbij woont, inmiddels een vriendin, vroeg ik om het tegen me te zeggen als ik het verkeerd aanpakte.’ De forte van Meuris: ze was gepokt en gemazeld in bestuurlijk werk. ‘Bij De Nieuwe Ooster had ik al grote, ingewikkelde bouwprojecten met subsidieaanvragen geleid. De projectorganisatie is daarbij cruciaal. Iemand moet de kar trekken.’ Toen het plan voor de terp dreigde te verzanden, besloot Meuris projectleider te worden. Ze verzamelde mensen uit het dorp die konden helpen. Immobiel door een gebroken voet herschreef Meuris op bed een grote subsidieaanvraag. ‘Ook weer vanuit het dorp, dat was onze kracht.’ Behalve de subsidie moesten er berekeningen komen voor aan te vragen vergunningen en een aanbesteding. Meuris schrapte waar mogelijk ‘dure jongens’ en wist de begroting naar beneden bij te stellen; die kwam op krap negen ton uit. Ook Feenstra, geboren en getogen aan de zeedijk bij Blije, prijst de lokale gemeenschap: ‘Het dorp heeft z’n nek uitgestoken om dat hele traject in te gaan. Dat is nogal een verantwoordelijkheid.’ Meuris twijfelde er niet aan dat het zou lukken om financiering te vinden. Na het Waddenfonds kwamen meer partijen over de brug, waaronder de provincie en het Mondriaan Fonds. De eerste natuurvergunning hadden de dorpelingen toen al lang op zak.
Hobbels
Het cultuurhistorische verhaal vertellen: dat was ook de insteek van It Fryske Gea, de provinciale vereniging voor natuurbescherming in Fryslân. Samen met het dorp en onder leiding van Meuris en Sense of Place was dit de derde drijvende kracht achter het initiatief. De kwelder waar de terp zou moeten verrijzen was bij It Fryske Gea in beheer. Maar bouwen in Natura 2000-gebied, dat ging niet zomaar. Denk alleen al aan de vogels die daar voedsel zoeken en broeden, vertelt medewerker Stefien Smeding. ‘Menselijk ingrijpen in zo’n gebied leverde wel discussie op. Voor dit project kon je bovendien niet gewoon even twee kruiwagens met grond omkieperen. Er moest een gedegen ontwerp komen.’
Er waren meer hobbels. Gesprekken met de pachter bijvoorbeeld die paarden in de kwelder liet grazen en compensatie nodig had. En op het laatste moment leek Rijkswaterstaat zich te verzetten. Toen kwam onder meer de ervaring van projectleider Meuris weer van pas: ‘De kunst is iedereen het zijne te geven. En omdat alle partijen wel bereid waren om aan tafel te blijven en verder mee te denken, vonden we een oplossing: Rijkswaterstaat kon het project aangrijpen voor een experiment met kwelderverjonging.’ Ten noorden van de terp is daartoe een extra stuk kwelder afgegraven. De klei werd bouwmateriaal voor de terp. Voor het ontwerp daarvan viel de keuze op kunstenaarscollectief Observatorium uit Rotterdam. ‘Zij gaven ons het gevoel dat ze voor ons aan de slag gingen, dat we sámen optrokken’, zegt Harry Feenstra. ‘Het klikte.’

De terp kwam er en werd overgedragen aan It Fryske Gea, die daarmee nu ook het beheer en onderhoud verzorgt. Voor een heuvel van klei met een cirkelvormig staketsel is dat te overzien: de bankjes netjes houden, vuil rapen, een regelmatige bouwkundige inspectie, en begrazing door schapen om de terp en het pad toegankelijk te houden. In de begroting is daarvoor 27.000 euro veiliggesteld. Hoeveel jaren daarmee gedekt zijn, is nog niet exact duidelijk. ‘Dynamisch beheer’, aldus Smeding. ‘Dat is voor ons natuurlijk ook even wennen, maar dat volgen we op de voet.’ Er is een beheergroep opgericht waarin It Fryske Gea en het dorp samen optrekken.
Meer regie
Vier kilometer verderop bleken juist deze kwesties – eigendom, beheer en onderhoud – struikelblokken voor het burgerinitiatief Holwerd aan Zee. Ook in Holwerd hadden dorpelingen de kansen van de Waddenzee geroken. Kern van het plan: het doorbreken van de dijk. Daarmee zou het dorp, dat te lijden had onder vergrijzing en leegloop, weer leefbaar worden. Maar het liep anders. Voor dit project was maar liefst honderd miljoen euro nodig. Recreatie- en natuurontwikkelingsdoelen kwamen maar moeizaam op één lijn. Boerenorganisatie LTO vreesde verzilting van landbouwgronden. Bestuurlijke partijen trokken zich terug, waardoor afgelopen juni geconcludeerd moest worden dat het project onhaalbaar is. Een consortium van initiatiefnemers zet zich nu in voor een binnendijks zoetwatermeer.
Volgens Tialda Haartsen, hoogleraar Plattelandsgeografie (RUG), is het aan lokale en regionale overheden om dergelijke projecten uiteindelijk wel te ondersteunen. ‘De overheid laat zich geregeld positief uit over burgerparticipatie en bottom-up-ideeën. Laat dan ook maar zien dat het belangrijk is door erin te investeren.’ Meer regie van overheidszijde, als koepel boven al die goede ideeën, lijkt wel wenselijk, stelt Haartsen. ‘Hoe bepaalt een gemeente of regio dat het ene project wel doorgaat en het andere niet? Of waarom hier en niet elders? En in het geval van Holwerd aan Zee: nu dit plan is gesneuveld, gaan lokale overheden dan anderszins investeren in de onderliggende kwesties, in recreatie en natuurontwikkeling? Dat is onduidelijk.’
‘Overheden zouden een manier moeten vinden om een burgerinitiatief op een zeker moment over te nemen’
Tialda Haartsen, hoogleraar Plattelandsgeografie
Haartsen is daarnaast kritisch over de druk op vrijwilligers. ‘Zo’n initiatief vraagt zoveel tijd en kennis; het is al niet eenvoudig als je bijvoorbeeld een relatief overzichtelijk multifunctioneel centrum wilt ontwikkelen, laat staan als het initiatief ingrijpt in de ruimtelijke ordening. Dat is bijna niet vol te houden, en dat wordt nauwelijks onderkend. Je mag natuurlijk best wat van burgers verwachten in termen van noaberschap of mienskip. Maar overheden zouden een manier moeten vinden om het op zeker moment over te nemen.’ Die aanbeveling lijkt des te relevanter, omdat het zulke langlopende projecten zijn. In Blije en Holwerd zijn deelnemers er vanaf de eerste ideeën in wisselende samenstellingen zo’n tien jaar mee bezig geweest.
Yoga op de terp
‘Uren!’ Dat is ook het eerste wat Harry Feenstra antwoordt als je hem vraagt wat je als burger nodig hebt voor zo’n project. ‘Je moet er alle tijd in steken die je hebt. In ons geval moesten de werkzaamheden in het buitengebied binnen een paar weken gebeuren, buiten het broedseizoen en de nattere periodes. Als de aannemer aan het werk was, dan hielp ik mee. Ik heb drie jaar lang mijn vakanties hieraan besteed.’
Bij Holwerd aan Zee huurden ze een externe projectleider in, vertelt Marco Verbeek. Toen Verbeek als een van de burgerinitiatiefnemers aan de wieg stond van dat project, was hij zelf een supermarktondernemer van amper dertig jaar. Hij zegt inmiddels al geruime tijd fulltime aan de plannen te werken, waarvan de laatste jaren voor de helft betaald en sinds kort weer vrijwillig. In Blije hebben de leden van de projectgroep alleen een vrijwilligersvergoeding gedeclareerd, vertelt Marie-Louise Meuris, die de terp genomineerd zag voor de Gouden Piramide, een rijksprijs voor inspirerend opdrachtgeverschap. Hoe gedreven zij ook mag zijn, op een verzoek onlangs uit de omgeving om nog eens zo’n initiatief te komen leiden, zei de zeventiger nee.
De Blijsters kunnen dankzij alle inspanningen hun buitendijkse verhaal vertellen. Op een zomerochtend in 2022 gaf een yogadocente uit het dorp les op de terp bij zonsopkomst; er was ontbijt en Lutz Jacobi verrichtte de officiële opening. Een shantykoor zong een lied over het dorp en het wad. ‘En ’s avonds zagen we met zestig man aan de barbecue de zon ondergaan’, zegt Meuris. Jaarlijks mogen er kleinschalige evenementen plaatsvinden, georganiseerd door het dorp, Sense of Place of It Fryske Gea. Het doel is niet om hordes te trekken, wel geïnteresseerde bezoekers. De Terp van de Toekomst is landschapskunst, en daar heeft de een meer affiniteit mee dan de ander. Maar misschien wel het eigenaardigste aan dit hele project is dat niemand weet hoelang de terp zal blijven bestaan. ‘Het hoogste punt van de terp ligt twee meter boven het tot nu toe hoogste stormpeil’, zegt Harry Feenstra. ‘In de toekomst – vandaar ook de naam – zou de terp onder water kunnen komen te staan.’ De initiatiefnemer kijkt er niet eens van op. ‘De Waddenzee is hier uiteindelijk de baas. De “piketpaaltjes” in de bodem zullen het ooit laten zien: zo hadden we de terp bedacht, en zo heeft de zee het later veranderd.’
Lees ook: Holwerd aan Zee: hoe moet het verder?