Naast de dampende hel van uitlaatgassen sta ik te wachten tot het misgaat. Ik zie kleine auto’s, nieuwe auto’s, bestelwagens met boodschappen en busjes van hoveniers – stuk voor stuk veel te dicht op het voertuig ervoor. Een grote rode vuilniswagen, een lijkwagen en een boot op een trailer. Versleten auto’s met luide motoren, dure Tesla’s met stille motoren maar luide toeters. Mensen op vouwfietsen, omafietsen, deelfietsen en brommers, met grote tassen of vrienden achterop. Er zijn knipperlichten, knipperlichten, zo veel knipperlichten in het al donkere uur van de middagspits – want iedereen wil een andere kant op.
Misschien betekende het woord disaster ooit dat de sterren (aster) zoek waren, maar wie oriënteert nog op de sterren? Daar hebben we tegenwoordig stoplichten voor. Ik sta naast mijn fiets en kijk naar het verkeer op één van de drukste kruisingen van Groningen. De seinen zijn kapot, denk ik. Ze knipperen oranje, waardoor de duizenden fietsen en auto’s van de drukke middagspits het onderling moeten uitzoeken. Geen verkeersbegeleiders, niets over de opstopping in het nieuws. Nu verlenen alleen sukkels betekenis aan de etymologie, maar ik ben zo’n sukkel. Ik zet me schrap, want op desoriëntatie volgt de ramp.
Wie de afgelopen weken het ergste verwachtte, had het steeds aan het rechte eind. Shell won in hoger beroep de rechtszaak tegen Milieudefensie (dat wil zeggen: iedereen verloor). Ruimteschip Amerika maakt zich klaar voor massadeportaties en een einde aan het klimaatakkoord – het land wil niets meer met deze wereld te maken hebben. En onze eigen minister-president ging zoals vele Europese leiders niet naar de klimaattop. Hij was hier hard nodig om miljoenen Nederlanders verdacht te maken om het geweld van een selecte groep. Politici en bestuurders zijn mensen die richting gaven in moeilijke tijden, dacht ik ooit. Misschien had ik het bij maatschappijleer gehoord, of misschien verwarde ik beide betekenissen van het woord ‘bestuurder’. Tegenwoordig staan ze in ieder geval zelf het hardst te toeteren.
Soms, heel even, komt de vaart erin en ordent het kruispunt zich vanzelf in een aantal rechte lijnen verkeer, totdat iemand uit de andere richting assertief de neus van de auto ertussen drukt en het hele kruispunt opnieuw tot stilstand komt. Soms werkt een grote lijnbus zich soeverein door de verkeersknoop. Dan weer toetert iemand en antwoordt een ander om er de draak mee te steken.
Te midden van de drukte zigzagt een jongen op een scootertje door het verkeer terwijl hij op zijn schoot een enorme kartonnen doos balanceert. Dat kan niet goed gaan. Bestuurders die na lang steken en voordringen de overkant weten te halen, trappen hard op het gaspedaal om dan stevig in de stoel te worden gedrukt en de vrijheid weer in het lichaam te voelen. Ook dat kan, als het zo doorgaat, niet goed blijven gaan.
Maar na een halfuur fiets ik door. Het is allemaal toch goed gegaan. Er werd wat getoeterd en er is iemand uitgescholden, maar op het grote geheel is dat niks. De meeste bestuurders keken netjes in de spiegels voordat ze het stuur overhalen. Twee straten verderop rijdt nog wel een politieauto me met loeiende sirene tegemoet. Ik denk: zie je wel. Maar dan slaat de politieauto een andere weg in. Hij moet niet naar het kruispunt. Als schrijver moet je daar misschien een metafoor in zien, maar ik voel me even geen schrijver.