Op de parkeerplaats voor café Hingstman in Zeijen vouwt Henk van Blerck (66) grote kaarten uit op de motorkap. Grote, gedetailleerde plattegronden (1:10.000) van dorpen en omliggend land, waarop bossen, wegen, paden en beplanting nauwkeurig en voorzien van nummers zijn weergegeven. ‘Ruilverkaveling Vries’, staat er bijvoorbeeld boven. ‘Landschapsplan bedoeld in artikel 34 van de Ruilverkavelingswet 1954’.
De kaarten zijn gemaakt door Harry de Vroome (1921-2001), landschapsarchitect en de held van dit verhaal. Ooit, in 1986-1987, reed Van Blerck als leerling-gezel met De Vroome mee door Drenthe om het landschap in kaart te brengen, meter voor meter. Nu is Van Blerck zelf ook landschapsarchitect, hij heeft een bureau in Rhenen, Schokland & Water geheten. Hij schreef een proefschrift over De Vroome en de man van wie deze weer het vak leerde, landschapspionier Roel Benthem (1911-2003) uit Den Bosch, vanaf 1949 jarenlang afdelingshoofd Landschapsverzorging van Staatsbosbeheer.
De Vroome, die bij dezelfde afdeling van Staatsbosbeheer werkte, heeft het landschap zoals wij het nu kennen gemaakt, zegt Van Blerck, niet veel minder dan dat. In Friesland, Drenthe en Groningen rijden, fietsen en lopen we dagelijks door zijn werk, zonder dat te beseffen. God schiep de aarde – of de evolutie of de natuur, net wat je wilt – de ruilverkaveling trok de aarde langs economische lijnen strak, en nergens zo consequent als in Nederland, maar De Vroome en leermeester Benthem kleedden hem aan.
Alles is bedacht
Op het landschapsplan van de Ruilverkaveling Vries, af en toe opwaaiend bij een windvlaag, zijn de aan te planten bomen met donkere stippen aangegeven. Ze lopen van Zeijen naar Ubbena, bij Taarlo en langs een weg bij Rhee. Op kleine stukjes tussen grote percelen wordt bos aangeplant, overal lopen gearceerde lijnen om aan te planten struik- en singelbeplanting aan te geven. Kleine delen land mochten ‘ongecultiveerde gronden’ blijven. Het plan is uiterst precies, tot lengtematen van ‘5m’ en ‘3m’ aan toe.
Op de brink van Zeijen staan we midden in de toekomst van het plan van destijds, op een dinsdag in september. Van Blerck wijst naar de eiken in het brinkgras. ‘Te zien aan de dikte zijn deze van ongeveer 1970, of 1975. Die dikte zie je bij alle eiken in Drenthe.’
‘Als je een boom niet geplant hebt zien worden, weet je niet beter of hij heeft er altijd gestaan’
Als je een boom niet geplant hebt zien worden, weet je niet beter of hij heeft er altijd gestaan. Maar alles is ooit aangeplant, alles is bedacht, in dit geval door Harry de Vroome. Aan de overkant van de brink woonde tot voor kort zijn dochter, die elke dag uit mocht kijken op de bomen van haar vader.
Accentueren
‘Een typisch Drents esdorpenlandschap begint met een dorp en een brink’, zegt Van Blerck. ‘Vanaf de brink heb je een weg naar de es, de grote akker bij het dorp. Aan die kant ligt het beekdal. En via die kant ga je naar het veld, de heide. Dat is de oude opbouw van Drentse dorpen.’
Zo zijn er tientallen Nederlandse landschapstypen. Van Blerck verzamelde ze in de Canon van het Nederlandse landschap. Benthem en De Vroome wilden ze in de jaren van de grote landschapsreorganisatie niet alleen behouden, maar ook versterken, accentueren. Zo kreeg het rivierenlandschap rijen ondenkbaar ijle populieren en werd de ruimte in het Oldambt niet zozeer doorbroken, als wel benadrukt, door spaarzame bomenrijen. ‘Als je eenmaal weet hebt van de geschiedenis van het Nederlandse groen,’ zegt Van Blerck, ‘als je het één keer hebt gezien en je je hebt gerealiseerd dat alles is gemaakt, kun je het nooit meer níét zien. Na vandaag zie je de rest van je leven de bomen van de ruilverkaveling.’
Kamer
‘Die bomen die daar staan, dat zijn die puntjes op de kaart’, zegt Van Blerck. We rijden op de Oude Norgerweg in Zeijen. ‘De bomen die hier staan hebben allemaal dezelfde dikte als die op de brink. Dat gaat door tot die laatste boerderij.’ We passeren het bord Zeijen met een streep erdoor, de berm verandert. ‘Hier gaan we over van bomen naar een singel van struiken en bomen.’
We stoppen even verderop in een bocht van de weg. Van Blerck, uitgestapt, blikt terug naar de dorpsentree, waar de dorpsbomen stoppen en de singel van struiken, berken en elzen begint. Die loopt hier aan de rechterkant van de weg. ‘En daar, in die bocht, zie je hem naar de andere kant van de weg toe springen. Daar ga je een andere ruimte in. Je gaat van de ene kamer, de dorpskamer, naar een andere, naar de es.’
Van Blerck, een grote man met een bril en een stevige winddichte jas, praat snel en voortdurend, als een van een oneindige helling rollend balletje. Er is altijd méér te vertellen. ‘Benthem en De Vroome dachten zoals de architecten van Engelse parktuinen. Je gaat langs een rijtje bomen en hebt een doorkijkje op het huis, gaat een bocht om en ziet ineens weer de vijver. Je komt van decor in decor.’
Maatpak
Het is van licht naar iets minder licht gaan regenen. De ruitenwissers moeten een tandje hoger, als Van Blerck vertelt over singels en houtwallen die de randen en wanden van grote buitenkamers aangeven. ‘Die buitenkamers bouwen voort op wat er historisch in het landschap zit, in de bodem, in het water. Van de kleine kamers rond het dorp komen we zo meteen bij een heel grote kamer, de es van het dorp, de grote akker.’ Veel van de beplanting is puur om esthetische redenen aangebracht, om ‘de karakteristiek en historie van het landschap leesbaar te houden’. De groene coulissen hebben amper een economische functie. ‘Dat is uniek in de wereld. Roelof Jan Benthem en Harry de Vroome waren visionairs. Die hadden een missie. Ze sliepen bijna niet omdat ze hun opdracht moesten afmaken. Er was geen tijd te verliezen.’
Wat is nou de kern van wat Benthem en De Vroome bedacht en gedaan hebben? ‘Dat de variatie en schoonheid van de verschillende landschappen, de karakteristieken ervan, in de ruilverkavelingen niet weggepoetst zouden worden, maar juist zouden worden versterkt.’
‘Dit is niet behouden,’ zegt Van Blerck als we langs de es rijden, ‘dit is zo gemáákt. De singel is aangelegd om van de es één grote ruimte te maken.’ Je kunt de aanplant van De Vroome beschouwen als ‘een groen maatpak voor Nederland’, zegt hij verderop in het beekdal, een jas van natuur die het land ondanks alle modernisatie mooi en aangenaam heeft gehouden.
Kunstenaar
‘Benthem was de leermeester, maar De Vroome was echt een kunstenaar. De grootste ontwerper die we in Nederland hebben gehad.’ Zijn werk is alomtegenwoordig, maar nergens ondertekend, waardoor zijn naam relatief onbekend is. ‘Dat vond hij niet belangrijk. Hij vergeleek zichzelf met een middeleeuwse schilder. Die zette ook geen handtekening onder een schilderij.’ De ruitenwissers zwiepen regelmatig heen en weer. ‘Dit is geen klein buitje meer’, zegt Van Blerck. We rijden richting Vries. In 1985-1986 reed Van Blerck ook door Drenthe, naast De Vroome met een cassetterecorder op de passagiersstoel. ‘Hij maakte die kaarten al lopend door het landschap. Hij heeft het hele platteland van het Noorden afgelopen. Een stukje rijden en weer verder. Honderden kaarten heeft hij gemaakt. Die had hij allemaal in zijn hoofd zitten.’
‘Het zijn niet alleen de bomen en de bosjes; achter de kale stukken land zit óók een gedachte’
Bomenweide
Het zijn niet alleen de bomen en de bosjes; achter de kale stukken land zit óók een gedachte. Zonder die weidsheid zie je letterlijk door de bomen het bos niet meer. Dan zie je de compositie van het landschap niet, de bomenpoort die de entree van de dorpen vormt. ‘Dat is zo bewust gedaan als het maar kan!’
De dorpsrand van Vries, aan de Esakkers, staat ook in de Canon van het Nederlandse landschap. ‘Drents esdorpenlandschap: moderne stilering van een oud cultuurlandschap.’ Dit is een nieuwe brink, gras en eiken van de bekende dikte, ontworpen door De Vroome. ‘Vroeger lag de brink ook al aan de rand van het dorp’, zegt Van Blerck. ‘Het idee van De Vroome was een bomenweide waarvan het gras doorliep in de tuinen van de mensen. Zo komt het landschap van de es tot aan hun voordeur.’
We kijken ernaar van onder onze capuchons. Inmiddels maakt het niet meer uit of je onder een boom staat of niet, het is overal even nat. Aan het eind van de middag rijden we naar Assen, waar Van Blerck wordt opgepikt door zijn vrouw. Op het glimmende asfalt staan forenzen voor het stoplicht. Zodra het groen wordt, rijden ze de A28 op, naar huis, dwars door het werk van Harry de Vroome heen.