Waar anderen klagen over kou en somberheid, vindt Mans Schepers troost in prikkende bladeren en natte bermen. Hij laat ons zien hoe voor hem tijdens de seizoensverandering, de brandnetel een hoofdrol speelt in een lente-ritueel vol geur, textuur en smaak.

Op een natte novemberochtend, kromgebogen over het stuur tegen de wind, weet ik best dat ik een zelfverkozen eenzame fietser ben. Er gaat gewoon een bus naar de stad. Maar, ik hou juist ook van de donkere maanden. Niet vanuit een soort melodramatische zelfkastijding, meer omdat het er simpelweg bij hoort voor mij. Elk seizoen heeft zijn charme. Met het, voor mij volstrekt uit de lucht gevallen, flauwekulconcept Blue Monday kan ik helemaal niets.

Blue Monday of niet, veel van de mensen om me heen hebben wel moeite om de herfst- en wintermaanden door te komen. Mooie winterse schaatsdagen zijn zeldzaam geworden. Sneeuw ligt nooit dikker dan twee duimen, nooit langer dan twee dagen. En dan is het weer drek. Voor menigeen een deprimerende bedoening. En dat duurt maar en dat duurt maar. Ik snap de ergernis, ervaar die zelf niet. Deels komt dat doordat juist die druilerigheid extra kracht geeft aan het contrast dat de lente biedt.

De lente die je zo ergens in het voorjaar ineens een keer voor het eerst ruikt. De lente die zich plantje voor plantje aandient in de bermen langs het fietspad. Met bijvoorbeeld, standplaatsafhankelijk, vroegeling, speenkruid, klein hoefblad, en hondsdraf. En dan in de voortuin de knoppen in de fruitbomen. Ik kan best een beetje geforceerd mijn best doen zo lyrisch mogelijk te omschrijven wat er zo mooi aan is, maar – straattaal aan – beter luister je naar Maarten van Roozendaal. Omdat zijn muziek nog zoveel jonge lentes waard is.

Ik deel zijn liefde voor jonge zwanen die donzen in een zachte sloot. Zelf zit ik in deze weken ook enorm te wachten tot eindelijk de brandnetels een beetje opkomen. Het klinkt misschien een beetje als verwaaid hippiegedrag, maar bij mijn voorjaarspret hoort koken met brandnetels minstens zozeer als lammetjes die lurken aan hun versgeschoren moeders. Dat kan natuurlijk maandenlang vanaf nu, al wil je ze niet te vervezeld hebben. Kies daarom voor vroege planten. Meestal ga ik, enigszins weersafhankelijk, voor brandnetelstamppot. Brandnetelpesto of hartige taart met brandnetel is een wat lenteriger alternatief.

Ik weet eerlijk gezegd niet eens of ik het nu echt wel zo lekker, of zo bijzonder vind. Deze netelkauwerij is voor mij vooral een soort overgangsritueel, met alle handelingen die erbij horen. Eerst die netels plukken, goed wassen, andere meegelift groen er tussenuit frutten, die kenmerkende geur van het groenbruine brandnetelwater, en zelfs de textuur van brandnetels als je ze klein snijdt. En er zit een soort botanisch inclusiviteitsdenken in. Misschien is de brandnetel wel een van onze minst omarmde planten, zeker in letterlijke zin. Een wat sneu, ondankbaar symbool van de stikstofcrisis, volstrekt buiten de schuld van de netel zelf.

Ik nodig iedereen uit nog eens goed naar ze te kijken. Het diepe groen. De even stoer als sierlijk getande bladranden. Hoe tegenovergestelde bladeren met hun subtiele nervatuur naar boven toe geleidelijk aan steeds kleiner worden. De delicate haartjes op de stengels. De wirwar aan kruipbeestjes die zich juist in de netel nestelen. Het is echt om te janken zo mooi.

In deze wekelijkse wisselcolumn schrijven Nb-redactieleden ombeurten over wat hen bezighoudt in en om het Noorden.