Het boerenerf verkeert in een identiteitscrisis. Van oudsher was het een plek met – hoe modern! – niet al te scherp afgebakende functies: agrarisch bedrijf én woonstee, aangekleed volgens de mode van de streek en met een groen hart, waar fauna kon komen en gaan. Maar de schaalvergroting in de landbouw slokte ook de boerenerven op. Het erf werd er niet kleiner van, maar wel eentoniger en kaler. Waar zijn de bomen, struiken, ruige hoekjes gebleven? En daarmee ook de vogels, insecten, zoogdieren?
Op excursie voor een project in Friesland schrok ze ervan, vertelt Mischa Teensma. ‘Op oude foto’s en schilderijen zag je boerderijen met een krans van bomen of een bomenrij en struiken. Bij zevenhonderd erven gingen we kijken hoeveel daarvan over was, waarbij het criterium gold dat minimaal twee zijden voor minimaal zestig procent beplant moesten zijn. Daaraan bleek nog maar tien procent van de erven te voldoen.’ De rondrit met de bus was een eyeopener voor de landschapsarchitect bij BügelHajema Adviseurs, dat met opdrachtgevers werkt aan visies en plannen voor een toekomstbestendige leefomgeving. ‘Er bleek zoveel verloren gegaan, terwijl die robuuste beplanting allerlei functies had.’
Beschutting geven, vruchten afwerpen, schoonheid en natuur bieden, om de belangrijkste te noemen. Een haag hield de wind tegen, fruit kon je plukken. Teensma: ‘Later kwamen er voortuinen met bloemen die de boerderijen een mooi aanzien gaven. Beroemd zijn de siertuinen in Engelse landschapsstijl. Maar toen na de oorlog de nadruk kwam te liggen op optimale productie, verdween er steeds meer groen van de erven. Pas vanaf de jaren negentig kwam het besef: het wordt wel lelijker buiten. Ook in biologisch opzicht was het boerenlandschap verarmd.’
Bomen, struiken, kruiden
Wat volgens Teensma bij de huidige tijd past, is het ‘meervoudige erf’, ingericht als integraal plaatje: ‘Een bedrijfsruimte die diervriendelijk en ecologisch interessant is, waar het prettig wonen is en waar je ook nog energie opwekt. Het is helemaal mooi als je een watergang om het erf hebt, wat gunstig is voor de afwatering en waar ook allerlei leven in voorkomt. In de beplanting is het belangrijk dat je zowel bomen als struiken en kruiden hebt. En het erf heeft overgangen nodig, van nat naar droog en van hoog naar laag. Al die variatie biedt zo veel mogelijk kansen aan insecten- en vogelsoorten.’
‘Kan het groene erf bijdragen aan een sterkere boerennatuur, wanneer het tussen intensief beheerde akkers ligt?’
Hoe zo’n meervoudig erf er precies uitziet – met welke indeling en beplanting – hangt af van de streek. In de kop van Noord-Holland werkte Teensma mee aan de erfbeplantingstool van de gemeente Hollands Kroon. Op de website van de tool kun je per deelgebied een voorbeelderf bekijken en doorklikken naar tips voor bijvoorbeeld een bomenlaan of windsingel, sierheesters die ook aantrekkelijk zijn voor vlinders en bijen, fruitbomen of knotwilgen. Voor deze praktische tips baseerden Teensma en de medeontwikkelaars zich op hoe het landschap ooit is ontstaan, op de cultuurhistorische kenmerken van de erven met bijbehorende architectuur, en op de ecologie van de streek en de diersoorten die er voorkomen.
Verschillen tussen landstreken, en daarmee tussen erven, kunnen best groot zijn. Op het kaartje in de tool klikt Teensma op Wieringen, een voormalig eiland met lichte glooiingen, en op de Wieringermeer, een polder van de tekentafel. ‘De Wieringermeer is bedacht, met strakke lijnen en grote erven. Wieringen is juist organisch ontstaan, met kleinschalige erfjes die vaak een verrassing zijn. In de randbeplanting kun je daar geen grote bomen kwijt, maar wel struiken of kruiden.’ De zogenoemde tuunwal die ook bij Wieringen hoort, is kenmerkend voor Noord-Hollandse kustgebieden: een wal van graszoden, vaak tussen akkers, waarmee je ook het erf kunt afscheiden.
Handboek
De dieren die op zo’n divers ingericht erf af kunnen komen, vormen een bonte stoet in het handboek Bloeiend Erf van de Agrarische Natuurvereniging (ANV) Hollands Noorden: vogels zoals de ringmus, boerenzwaluw en kerkuil, maar ook (vleer)muizen, bijen, dag- en nachtvlinders, egels, kikkers en padden. Soorten waarmee het veelal slecht gaat, licht Ellen Mul toe, strategisch coördinator agrarisch natuurbeheer. Een Rode Lijst-soort als de huiszwaluw – what’s in a name – is misschien wel de vaandeldrager van de erfdieren. Mul vertelt waar ze baat bij hebben: ‘Als er een poel op het erf ligt, kunnen huiszwaluwen modder gebruiken om een nest mee te bouwen onder de dakgoot. Voor hun voedsel profiteren ze van insecten die op bloeiende erfranden afkomen.’
‘Toen na de oorlog de nadruk kwam te liggen op optimale productie, verdween er steeds meer groen van de erven’
Net als de erfbeplantingstool geeft het handboek gerichte tips over het groen dat je zou kunnen aanplanten. Inheemse soorten hebben de voorkeur, daarover zijn de ontwikkelaars het eens. Mischa Teensma: ‘Soorten die van nature in een gebied voorkomen, zijn helemaal aangepast aan de bodem en aan de omstandigheden.’ Het idee is dat inheemse soorten de insecten beter bedienen, dat de landschappelijke aanblik authentiek blijft en dat bepaalde plantensoorten behouden blijven. Te denken valt aan bomen als de iep, es en linde, of aan struiken zoals de hazelaar, wilde liguster of sleedoorn, afhankelijk van de grondsoort en van wat er in de regio thuishoort. ‘Maar ook hoogstamfruit,’ zegt Teensma, ‘zoals oude appelrassen die dreigen te verdwijnen.’
‘Verpaarding’
Wie zijn erf wil vergroenen en daarover een persoonlijk advies wil, kan ook een erfscan laten doen. ANV Hollands Noorden levert deze dienst in samenwerking met de gemeenten Schagen, Medemblik en Hollands Kroon. Ellen Mul: ‘Een coach komt dan kijken welke maatregelen je zou kunnen nemen, ook met het handboek erbij. Daar rolt een plan met aanbevelingen uit, bijvoorbeeld over een boomgaard die op het erf past, een haag die je kunt aanplanten of plekken waar je nestkasten kunt ophangen.’ ANV Hollands Noorden doet jaarlijks tien tot twintig erfscans per gemeente. Er zijn subsidies beschikbaar, bij Hollands Kroon nu voor het derde jaar, vertelt beleidsadviseur Stefan Louwerse. ‘Eerst was er alleen subsidie voor agrarische ondernemers. Die ging altijd op, maar het was soms een beetje zoeken naar geïnteresseerden. Sinds dit jaar is er ook subsidie voor particulieren en die plekken waren in no time gevuld.’

Ook stichting Landschap Noord-Holland biedt erfinrichtingsplannen op maat, vertelt ecologisch adviseur Frank Visbeen – een spin-off van de ervenhandboeken die de stichting samen met gemeenten maakte. Hij noemt nog een hedendaagse bedreiging: de ‘verpaarding’ van het landschap. ‘Als een boerenerf in handen komt van particulieren, pakken zij de tuin aan en komt er ook geregeld een paardenbak bij. Dat is vaak een lelijk kaal ding ernaast, terwijl het beter is om ’m te integreren in het erf. Dat vraagt om begeleiding. De ervenhandboeken zijn daarom een handreiking ter inspiratie voor bewoners, met daarin respect voor cultuurhistorie en natuur. Maar het is ook een toetssteen voor de gemeente bij vergunningaanvragen.’
Het zijn de twee sporen onder het groene erf: inspiratie bieden en voorwaarden stellen. Als een boer bijvoorbeeld een schuur wil bouwen, behelst dat vaak uitbreiding. In zo’n geval kan de gemeente dan zeggen: dat mag, maar alleen als er een bepaald aantal meters aan groen bij komt. Dat gaat vaak ten koste van de bedrijfsruimte, maar volgens Stefan Louwerse van de gemeente Hollands Kroon doen agrariërs daar niet moeilijk over: ‘Ze zijn vaak allang blij dat ze meer ruimte krijgen en hun schuur kunnen bouwen. Dat een stukje van die ruimte bestemd is voor groen, maakt ze dan niet zoveel uit.’ De gemeente verwijst hen naar de erfbeplantingstool en op hun beurt nemen agrariërs vaak een adviesbureau in de arm, constateert Louwerse. ‘Want wij vragen om een erfinrichtingsplan, met een technische tekening van de te bouwen schuur, maar ook een toelichting: wat ga je verder met het erf doen, hoe ziet de sloot eruit, welke beplanting komt er? Alleen een rijtje hortensia’s is niet genoeg.’
Extra stapsteen
Speciale aandacht vragen de beschermde weidevogelgebieden, in de erfbeplantingstool aangegeven met een groen stickertje waarop een grutto staat afgebeeld. Opgaande beplanting is in die gebieden ongewenst, waarschuwt Mischa Teensma: ‘In bomen kunnen roofvogels gaan zitten en die eten de kuikens van weidevogels op.’ Ze erkent dat dit eerder een noodgreep is dan dat het voortkomt vanuit een cultuurhistorische of landschappelijke overweging. ‘In een ecologisch ideale situatie steekt dit niet zo nauw. Maar omdat het zo slecht gaat met de weidevogels, willen natuurbeschermers die gebieden liever openhouden.’
Gemeenten, stichtingen, adviesbureaus en ANV’s ontfermen zich over de bonte dierenstoet die naar het boerenerf wil trekken, zo maakt een rondgang langs betrokkenen duidelijk. Er is goede wil en er zijn subsidies. Het handboek Bloeiend Erf en de erfbeplantingstool zingen nu zo’n vier jaar rond. Welke effecten zien de ontwikkelaars? Ze drukken zich voorzichtig uit. ‘Het kost tijd’, zegt Ellen Mul. ‘Het kost ruimte’, zegt Mischa Teensma, die door de oogharen economische druk op de Noord-Hollandse grond blijft zien. Ze wijst erop dat er niet zoveel wettelijke verplichtingen bestaan voor natuurinclusieve landbouw.
Dit raakt aan een fundamentele vraag: is het groene erf überhaupt in staat om bij te dragen aan een sterkere boerennatuur, wanneer er om het erf heen intensief beheerde akkers blijven liggen? Over het Nederlandse weidevogelbeleid – met maatregelen gericht op de akkers – kwam de Algemene Rekenkamer in 2021 tot de conclusie dat het niet werkt. Boeren bleken vooral te porren voor eenvoudige maatregelen; de gruttostand daalt nog steeds. In dat licht bezien: wat krijgt het groene erf klaargespeeld als extra stapsteen voor diersoorten in zwaar weer?
Moeilijke vraag, zeggen betrokkenen. Na de herinrichting van een erf is het aan de collega’s van handhaving en toezicht, vertelt Stefan Louwerse van de gemeente Hollands Kroon. Zij doen zelf geen monitoring. De ANV doet dat wel. Daar zien ze dat bijvoorbeeld vogelnestkasten en vleermuiskasten goed lijken te werken. Frank Visbeen van Landschap Noord-Holland verwacht dat met name soorten die voor zowel voedsel als voortplanting gebonden zijn aan het erf, baat kunnen hebben bij vergroening: ‘De ringmus bijvoorbeeld, en misschien wel de spotvogel of kneu. Maar dan moet er ook buiten het boerenerf voldoende voedsel te vinden zijn. Dat laatste geldt ook voor bijvoorbeeld de kerkuil, die een groter leefgebied gebruikt.’ Toch ziet hij het wel zonnig in voor diersoorten op de Rode Lijst: ‘Die proberen we hiermee wel te stimuleren. We hopen dat uit inventarisaties en waarnemingen zal blijken dat het met bepaalde soorten en met het landschap beter gaat.’
Visbeen gaat ervan uit dat een groen erf hoe dan ook een positieve invloed zal hebben op de biodiversiteit: ‘Als je maar wel zorgvuldig kiest welk (inheems) groen je aanplant.’ Meer groen is beter en alle beetjes helpen, zo lijkt de redenering achter kansen en inspiratie voor het erf. Maar in bijvoorbeeld de aanpak om weidevogels te beschermen bleek het extra groen dat er op de akkers bij is gekomen nog lang niet genoeg. Aan inzichten over wat goed werkt voor de boerennatuur ligt dat niet zozeer, eerder aan keuzes in beleid en maatregelen. Mischa Teensma benadrukt dat er genoeg kennis voorhanden is over wat soorten nodig hebben. ‘Nu komt het erop aan die kennis overal en structureel in de praktijk te brengen.’
