Foeke de Jong brak in het Friese Oentsjerk honderd bejaardenwoninkjes af. Daarvoor in de plaats kwamen moderne appartementen en een grote welzijnssupermarkt.

Krap en benauwd waren de kamers in verzorgingshuis Heemstra State in het Friese Oentsjerk. Een paar jaar terug ging het gebouw tegen de vlakte. Tegenwoordig blijven de ouderen zelfstandig. Wie behoefte heeft aan medische hulp, of aan gezelschap, gaat naar de nieuwe Heemstra State: een multifunctioneel gebouw met een apotheek, diverse therapeuten, dagopvang, een ‘zotel’ met tien bedden voor revaliderenden, een winkeltje, een biljartzaal, restaurants en een terras. Het complex herbergt ook een kinderdagverblijf en een peuterspeelzaal, en op het erf zijn een huisartsenmaatschap en tandartsen gevestigd. Zo’n drie- tot vijfhonderd volwassenen en kinderen per dagdeel bezoeken het centrum. Ze komen op eigen gelegenheid of met een van de zes auto’s en busjes die Heemstra State op de weg heeft. Alle andere nodige hulp krijgen ouderen nu thuis. Precies ‘op maat’, overdag of ’s nachts.

Designlampen

De aankleding van het centrum is smaakvol en gedurfd. In de gangen ligt rood met blauw tapijt, gevlekt als een giraffevel. De vloeren van andere ruimten zijn van kleurig marmoleum, stroken hout of grijs hardsteen met blauwgeaderd marmer. Er hangen designlampen en overal staat bijzonder meubilair. Foeke de Jong (50), directeur van de nieuwe organisatie Skewiel Trynwâlden, heeft zich voor deze entourage persoonlijk sterk gemaakt. Zo’n tien jaar geleden solliciteerde hij in Oentsjerk, dat met nog zes andere dorpen de streek Trynwâlden vormt. In dit gebied wonen een kleine 10.000 mensen. ‘Alles zat hier op slot,’ vertelt De Jong. ‘Mijn voorganger was 26 jaar directeur van het verzorgingshuis geweest. Eerst aarzelde men nog of er een oppasser of een vernieuwer moest komen, er waren twee stromingen.’
Hij heeft bouwkunde gestudeerd in Delft, deed daarna opleidingen verpleegkunde en management en werkte eerder in verschillende verzorgingsoorden. Dat hij daar verantwoordelijk was voor het eten, de onderbroeken en de centen van mensen die zich in de meeste opzichten nog prima konden redden, stond hem enorm tegen. Gooi plat, die tehuizen, begon hij midden jaren tachtig dan ook steeds vaker te denken. In Scandinavië was volgens hem het bewijs geleverd dat dit kan. Intensieve aandacht voor het welbevinden van ouderen verving daar in de afgelopen vijftien jaar grotendeels de intramurale ouderenzorg, met gunstige resultaten.

Mienskipsvisie

Volgens de directeur vormen mensen die op volledige verzorging zijn aangewezen (zoals zwaar dementerenden) maar een kleine groep temidden van alle ouderen. Verreweg de meesten kunnen op zichzelf blijven wonen, mits de juiste voorzieningen aanwezig zijn. Dit inzicht vindt intussen breed weerklank, maar in de Trynwâlden loopt men ver voorop bij het doorvoeren van de vereiste hervormingen.
In de stichting Skewiel werken alle aanbieders van wonen, welzijn en zorg plus de gemeente Tytsjerksteradiel samen. Een voorzitter werd gevonden bij Zorgverzekeraar de Friesland. Van het rijk kreeg De Jong toestemming om de verschillende budgetten voor wonen, zorg en welzijn samen te voegen. Dat waren belangrijke organisatorische veranderingen. Daarnaast kwam De Jong met een doortimmerd inhoudelijk verhaal voor de dag: de ‘mienskipsvisie’ (gemeenschapsvisie). In deze filosofie heeft hij stedenbouwkundige ideeën gecombineerd met aloude gedachten over samenlevingsopbouw. Kern van zijn denkwijze is dat de dorpsgemeenschap weer vitaal moet worden. ‘Dat is een voorwaarde voor optimale individuele vrijheid en persoonlijk welbevinden. Leefbaarheid heeft alles te maken met sociale samenhang.’

Logees

Met de mienskip op het platteland ging het de laatste decennia – het is bekend – niet goed. Ruilverkaveling, schaalvergroting en mechanisatie leidden tot het verdwijnen van werk, jongeren en voorzieningen. Steeds stiller en grijzer werd het in de dorpen van de Trynwâlden, afgezien van een kleine groep vermogende nieuwkomers die de schaarse nieuwbouw voor zich opeiste. Zorg- en welzijnsorganisaties, zoals de woningbouwvereniging, het Groene Kruis en de begrafenisvereniging trokken zich gefuseerd en wel terug in ‘stadskantoren met veel spiegelglas’, aldus De Jong.
Hij ziet maatschappelijke problemen als bureaucratisering, vervreemding, wachtlijsten, eenzaamheid en criminaliteit als een rechtstreeks gevolg van de uitholling van lokale sociale structuren. Tegen de heersende trend in weigerde hij daarom zijn organisatie op te splitsen door de technische dienst over te hevelen naar Drachten, de administratieve diensten naar Leeuwarden en de keuken naar Dokkum. Hij wilde juist de boel bij elkaar houden. En de behoeften van de gemeenschap als uitgangspunt nemen voor nieuwe ontwikkelingen. Dit laatste leidde ertoe dat in Oentsjerk honderd fraai ontworpen, ruime huur- en koopappartementen werden neergezet, meteen naast het dienstencentrum. Onder anderen de voormalige bewoners van het gesloopte verzorgingshuis wonen daar nu. ‘De een heeft weer een hond genomen, de ander een orgel en sommigen krijgen weer logees,’ vertelt De Jong. Ook voor jongere mensen zijn de woningen aantrekkelijk.

Veiligheid

Een tweede stap in het proces van zorgvernieuwing was het aan huis brengen van medische hulp en de bundeling van overige zorg- en welzijnsfuncties in het nieuwe complex Heemstra State. ‘Dat laatste bracht met zich mee dat een heel levendige plek is ontstaan, waar bezoekers geregeld vroegere kennissen ontmoeten. Dat geeft ouderen veel prikkels, en dat is gezond.’
Om de zelfredzaamheid van de gemeenschap te vergroten werden bovendien vier ouderenadviseurs aangesteld, ‘omtinkers’ geheten. Zij helpen mensen te formuleren welke diensten ze werkelijk nodig hebben. Daarnaast zijn in elk dorp ‘doarpstallen’ aan de slag gegaan: teams die bestaan uit welzijnswerkers, huishoudelijke hulpen en verplegenden. Via de omtinkers komen bij deze teams de zorgvragen terecht. De doarpstallen zijn zelfsturend en om beurten heeft een van de leden de rol van planner, die regelt dat het werk wordt gedaan.
Veiligheid vindt De Jong ook een voorwaarde voor een zo zelfstandig mogelijk bestaan. De nieuwe woningen werden daarom uitgerust met ‘domotica’, een computer in de meterkast die allerlei zaken kan regelen, zoals een draadloze spreek- en luisterverbinding met een meldkamer, gasdetectie, brandpreventie, inbraakwering en looproute-verlichting. Tot slot nam hij maatregelen om het verenigingsleven op te peppen. Voor al deze zaken kreeg De Jong de betrokken 230 personeelsleden en 140 vrijwilligers achter zich.

Kostendaling

Intussen zijn zorg, wonen en dienstverlening in de Trynwâlden volledig ontkoppeld. Het fenomeen verzorgingstehuis is definitief verleden tijd op het platteland tussen Dokkum en Leeuwarden. En zoals De Jong had voorspeld: de vraag naar zorg is sterk afgenomen. De vraag naar verzorgingshuiszorg is 80 procent lager dan voorheen, de vraag naar verpleeghuiszorg 55 procent lager. De vraag naar huishoudelijke hulp steeg juist met 30 procent, vertelt hij.
Recentelijk vergeleek bureau HHM in opdracht van het ministerie van VWS de nieuwe situatie in de Trynwâlden vanuit kostenoogpunt met een gelijksoortig gebied dat een traditionele inrichting van de zorg kent. De maatschappelijke (collectieve) kosten werden onderverdeeld in kosten voor zorg, wonen, welzijn en dienstverlening. Conclusie: de vernieuwde ordening van de zorg heeft per saldo geleid tot een besparing van 12,2 procent op de maatschappelijke kosten. Die besparing is met name te vinden in de zorg en wordt mogelijk gemaakt door een investering in welzijn en wonen.

Cool

Voor de andere dorpen van de Trynwâlden zijn ook plannen in de maak voor nieuwbouw van levensloopbestendige woningen. De plaatselijke bevolking blijft betrokken bij de ontwikkelingen via een ‘parlement’ dat functioneert naast een Raad van Toezicht. Alle relevante organisaties uit de streek hebben daarin zitting. Overigens toont ook de jeugd belangstelling. De Jong: ‘Wat me de laatste tijd opvalt is dat we in Heemstra State steeds meer jongeren over de vloer hebben. Ik geloof dat ze het cool vinden om hier in de keuken of als chauffeur te werken.’