Sinds september 2001 staat aan de zuidrand van de stad Groningen een bijzonder gebouw. Niet alleen bijzonder, maar vooral ook opvallend: het Wall House nummer 2, een ontwerp uit 1972 van de Amerikaanse architect John Hejduk. Het huis staat in de wijk die de trots kan worden genoemd van de Groningse woningbouw van de jaren tachtig, de Hoornse Meerwijk, pal aan de openbaar gehouden oevers van de grootste recreatieplas van de stad.

De bouw van het Wall House is niet onopgemerkt gebleven, de opening nog minder. In een maand tijd trok het gebouw ruim twaalfduizend bezoekers, soms zelf dertienhonderd per dag. Voor een woonhuis toch een bijzondere prestatie. Daarna werd het stil rond het huis, opvallend stil. Het zou bewoond worden, als een normaal huis, en er was zelfs een koper gevonden. Het enige dat zo nu en dan naar buiten kwam, was dat er rond het gebouw geen enkele activiteit te bekennen was. Of dat de koop nog steeds niet gesloten was. Of zelfs dat er tijdelijk een kraakwacht in woonde. En ten slotte dat de koop uiteindelijk niet doorging.
Wat is er met dit gebouw aan de hand dat het zo goed werkt voor iets waar het niet voor is gemaakt, de publieke functie van een bijna museaal gebouw, en zo problematisch is als het gaat om zijn kernfunctie, namelijk dat van een woonhuis? Deze vraag wordt prangender als de locatie van het gebouw meegenomen wordt. Toegankelijkheid was een van de kernpunten bij het bouwen van de wijk. Om te beginnen de publieke toegankelijkheid van het meer en zijn oevers. In de wijk zelf is de openbare ruimte zorgvuldig vormgegeven en zijn verschillende vormen van bereikbaarheid gerealiseerd voor wandel-, fiets-, en autoverkeer. Toegankelijkheid gold ook voor de private kanten van de wijk: het wonen is voor mensen uit verschillende inkomensgroepen bereikbaar. De wijk biedt zowel plaats aan een burgemeesterswoning als aan sociale huurwoningen. En in deze wijk, waarin de afweging van publieke en private functies zo zorgvuldig is gemaakt, bevindt zich dit woonhuis, dat zo’n verwarring oproept over de functie dat het heeft: privaat of publiek.

Binnenstebuiten

Er heeft altijd al een tweeslachtigheid in het Wall House gezeten. Het huis in de Hoornse Meerwijk is de tweede uit een reeks van drie. Niet dat ze alle drie gebouwd zijn: tot 2001 was geen enkele gerealiseerd. De Wall House-serie is ontstaan als studieproject, ontwikkeld door Hejduk ten behoeve van zijn studenten. Hejduk was docent aan de prestigieuze kunst-, architectuur-, en ingenieursopleiding Cooper Union in New York.
In het studieproject stelde hij voor om te onderzoeken wat er met een huis gebeurt als de muur centraal wordt gesteld en wordt ontdaan van twee van zijn belangrijkste functies: het schragen van een dak en het begrenzen van ruimte. Wat overblijft is de scheidingswand. Die blijkt al snel voornamelijk symbolisch te zijn: de muur scheidt de verschillende onderdelen en functies die een huis kan hebben.
In de Wall Houses vat Hejduk de symboliek letterlijk op. Woonkamer, slaapkamer, eetkamer/keuken, gang, trap, alles wordt door hem uit elkaar getrokken, om vervolgens aan weerszijden van de muur te worden geplakt. Hij gaat daar ver in, met name in Wall House nummer 2. Afhankelijk van de functie heeft iedere ruimte haar eigen vormgeving, kleur en plaats. De verblijfsruimten hebben diverse afgeronde vormen, hetgeen afsteekt tegen de geometrische opbouw van de technische en doorgangsruimten. De private ruimten van slaapkamer (groen), eetkamer/keuken (blauw/zalmroze) en woonkamer (okergeel) bevinden zich boven elkaar aan één kant van de muur. Alle overige ruimten (grijs, sienabruin, blauw en geel) bevinden zich aan de andere kant. Het heeft er iets van weg dat Hejduk het huis binnenstebuiten heeft gekeerd en daarmee laat zien waar het uit bestaat.

Nieuwsgierige blikken

De vraag is natuurlijk of zo’n studie daadwerkelijk een woonhuis oplevert en of het voldoende ruimte biedt aan zoiets alledaags als het wonen. Wonen associëren we bij voorkeur niet met openbare activiteiten, die door iedereen gezien kunnen worden. Een woonhuis is eerder een bescherming tegen nieuwsgierige blikken.
Bij het Wall House is dat lastig, omdat het in de eerste plaats een studieobject is en pas daarna een huis. Als zodanig is het dertig jaar lang door verschillende generaties architecten en architectuurhistorici uitgebreid bekeken en becommentarieerd. En nu ook door duizenden andere belangstellenden.

Van binnen naar buiten en van buiten naar binnen
Wie door het Wall House loopt merkt dat de muur, hoewel prominent aanwezig, een bijrol heeft gekregen. Belangrijker dan de muur is de activiteit van het kijken. Zo is het eerste wat opvalt als je het huis binnenkomt, dat de muur niet meer te zien is. In de gang is niets dat het zicht belemmert op het meer, keurig gevat in de vierkanten lijst van het raam in de eetkamer. Niet alleen hier, overal in het huis wordt het kijken gemanipuleerd. De vormgeving van de ruimten en vooral de zorgvuldige plaatsing van de ramen sturen de kijkrichting en zijn bepalend voor wat te zien is. De muur is hoofdzakelijk een hulpmiddel geworden dat als een scherm werkt om delen van het huis en wat erachter ligt aan het oog te onttrekken.
Door de blik van de bewoner te controleren, oefent het huis invloed uit op het gebruik van de ruimten. Zo is bijvoorbeeld in de studio het venster een brede, smalle horizontale strook op heuphoogte. Pas als je zit – achter een bureau – krijg je een mooi uitzicht. Het is duidelijk: dit is een werkkamer.
Spiegeling speelt ook een rol, bijvoorbeeld in de woonkamer. Overdag biedt het raam, dat volledig rondom loopt, uitzicht op het meer en op de muur. Maar om de muur te kunnen waarnemen moet je door de spiegeling van het meer heenkijken. Wie naar binnen kijkt, kijkt naar buiten. ’s Avonds gebeurt het omgekeerde. Door de gebogen ruiten en omdat het buiten donkerder is dan binnen, is het duidelijkste beeld dat je krijgt als je naar buiten kijkt, de weerspiegeling van jezelf. Wie naar buiten kijkt, kijkt naar binnen: het huis is inderdaad binnenstebuiten gekeerd.
Vensters geven de overgang naar een andere ruimte aan. Iedere verbinding tussen ruimten bestaat uit een smalle doorgang met aan weerszijden een verticaal smal venster, van plafond tot vloer. Het is alsof je, wanneer je van de ene naar de andere kamer loopt, eerst door een sluis moet, waardoor je de overgang kan maken van de ene naar de andere functie. Het is een sluis die vrij is van functies, waarin je even onbelemmerd om je heen kunt kijken.
Maar het gaat niet alleen om kijken. Het gaat ook om bekeken worden. De sluisjes die je even een gevoel van vrijheid kunnen geven, maken je tegelijk ook zichtbaar. Iedere keer als je naar een andere kamer gaat, of het nu van de eetkamer naar het toilet is, of van de woonkamer naar de slaapkamer, moet je minstens één keer door de ‘sluis’. Alle verplaatsingen zijn te volgen. Als bewoner wordt je niet alleen gecontroleerd in wat je ziet en hoe je het ziet, zodra je beweegt zal je zelf ook te zien zijn.

Verwarring

Zo’n huis, dat van zoiets alledaags als het wonen een experiment maakt dat door iedereen kan worden gadegeslagen, moet wel verwarring opleveren over het private dan wel publieke karakter ervan. En deze verwarring wordt alleen maar groter omdat het huis in een omgeving staat waarin zo’n zorgvuldig evenwicht is gevonden tussen private en publieke functies. Daar is alleen maar zinvol gebruik van te maken als het wonen er zelf een publieke aangelegenheid wordt, en als het steeds weer opnieuw kan worden uitgeprobeerd. Vanaf het komende jaar zal daarom in het Wall House onder andere een gastatelier worden gevestigd. Drie tot vier keer per jaar zal een kunstenaar, schrijver of architect er drie maanden mogen wonen – en werken. Daarmee kan het experiment steeds weer opnieuw worden aangegaan.

De auteur is projectleider van Platform GRAS (Groninger Architectuur en Stedenbouw).