Boeren, natuurorganisaties en de toeristische sector in Noord-Nederland zijn sinds 1999 verenigd in de Groene Coalitie. Eenenveertig clubs onderschrijven de doelstelling: meer, véél meer investeringen in het platteland. Wat is er intussen bereikt? Een portret van een opmerkelijk verbond.

Het begon allemaal met ‘wandelgangcontacten’. In 1998 adviseerde de commissie van oud-minister Langman het Rijk miljarden in Noord-Nederland te pompen. Maar wat schetste de verbazing van milieugroeperingen én landbouwers? Die miljarden kwamen ten goede aan infrastructuur, industrie, woningbouw en verkeer. Steen, beton en asfalt. Waar was het Groen waar het Noorden om werd geroemd? Of waarvan in ieder geval de milieuclubs, de boerenorganisaties en de recreatieve sector vonden dat dát een dragende pijler moest zijn onder de noordelijke economie? Werd het niet eens tijd om samen de schouders onder het platteland te zetten?
De diverse organisaties hadden meer en meer de behoefte ‘met één mond te spreken’. Er kwamen 41 clubs bij elkaar. De Groene Coalitie was geboren. Eenheid in verscheidenheid werd het motto. Het ambitieuze doel: de Langman-gelden groener besteden. Reinder Hoekstra, een van de initiatiefnemers vanuit de Milieufederatie Drenthe, vertelt dat de coalitie, die begon als informeel verbond van geïnteresseerden, zich schaarde rond twee hoofdvragen: welke belangen spelen in Noord-Nederland een rol als het om buitenstedelijk, groen gebied gaat? En wat is ons gedeelde belang?

Stille kracht

Na de oprichting organiseerde de coalitie Ronde Tafel-bijeenkomsten – thans voorgezeten door Henk van ’t Land, dijkgraaf van het waterschap Noorderzijlvest. Ze presenteerde folders en manifesten en kwam met ambitieuze plannen. In februari 2000 verscheen het rapport Tijd om te kiezen. Een integraal programma voor de stille kracht van Noord-Nederland: de groene ruimte. Daarin werden maar liefst 193 projectvoorstellen gedaan, uiteenlopend van energiebesparing tot herstel van de beekdalen, van het uitbaggeren van jachthavens tot plattelandsvernieuwing, en van nieuwe wandelpaden tot biologische landbouw. Een kleine twee miljard euro was daarvoor nodig.
‘Haha, dat was om even indruk te maken’, lacht ANWB-er Steef Engelsman nu. Op de provinciehuizen werd schamper gereageerd. ‘Ze namen ons niet serieus’, vertelt Engelsman. ‘Ze dachten: die gaan binnen de kortste keren rollend over straat, dat zakie is zo ontploft.’ Geen gekke gedachte, gezien de soms tegenstrijdige belangen en een verleden van animositeit. Het kwam politici vaak goed uit een verdeel-en-heers-beleid te voeren. Dat werd ineens een stuk lastiger. Engelsman: ‘Ruziën hebben we vroeger gedaan. Dat moesten we maar niet meer doen’.
Zijn organisaties het over een onderwerp oneens, dan gaan ze sans rancune hun eigen weg. Al was het maar om de eigen achterban tevreden te stellen. Ook stijlverschillen spelen minder dan je zou denken. ‘Ik lees wel eens een brief waarvan ik denk: zo had ik het zelf niet opgeschreven, maar dat interesseert me niet. Het gaat om de inhoud of het publieke succes’, verklaart Engelsman.
En ja, af en toe twijfelt een deelnemer hardop aan de coalitie. Hoekstra: ‘Dat kun je negatief uitspitten. Dat doen we niet. Steeds weer draait het om: wat is ons belang, hoe moet het toekomstige platteland eruit zien.’ Dat lijkt een afleidingsmanoeuvre van gekibbel, maar het is, zo bezweren deelnemers, heus hun tactiek. Landbouw blijft wat de coalitie betreft de drager van het noordelijke landschap. Behalve de boeren hebben ook de andere partijen daar belang bij: de recreatieve sector wil randstedelingen laten onthaasten, de milieuorganisaties willen schoonheid en stilte. Zo beschouwd is de beslissing tot samenwerking een minder gewaagde stap dan het lijkt.

Grote jongens

Het secretariaat van de Groene Coalitie is gevestigd bij de Milieufederatie Drenthe, verder is de organisatie losjes. Vooral de grote jongens – ANWB, Natuurmonumenten, Milieufederaties, NLTO, Staatsbosbeheer – komen regelmatig bijeen en overleggen met provincies, bestuurders en ambtenaren. Dan is er nog een groep van zo’n tien redelijk actieve clubs, en de rest onderschrijft de doelstelling, maar heeft geen tijd of zin om al te veel energie in de coalitie te steken.
Ultsje Hosper, directeur van It Fryske Gea, legt zijn dilemma uit: ‘Het is een prima, waardevol initiatief. Het grote voordeel is dat we minder snel lijnrecht tegenover elkaar staan. Maar de slagkracht is niet groot. Als je denkt overeenstemming te hebben, zitten vele partijen toch nog met hun achterban.’ Als een kleine organisatie zoals de zijne moet kiezen tussen de Groene Coalitie-vergaderingen of een overleg met een partij waarmee men zeker op één lijn zit, valt de keuze vaak op de laatste. Het netwerkkarakter van de Coalitie kost dan te veel tijd. Zo heeft It Fryske Gea het niet erg begrepen op de zweeftrein. Voor een eensluidend antistandpunt kreeg Hosper in de Groene Coalitie de handen echter niet opeen.

Circus

De verbondenheid van de 41 clubs wisselt dus per onderwerp. Ook water is een precair thema. Over de Regiovisie Groningen-Assen 2030 daarentegen bestaat grote eensgezindheid. ‘Wij willen bijvoorbeeld geen woningbouw tussen Roden en Leek, een onderdeel van die regiovisie’, zegt Hoekstra, die de inbreng rond dat thema een succes vindt. Waar eerder alleen stedenbouwkundigen te pas kwamen aan de plannen, knokte de coalitie zich naar binnen. ‘Brieven, lobbyen, gesprekken, geluid maken. Alles om het groen beter uit te laten komen. En dan komt het hele circus op gang. We zitten in klankbordgroepen, overleggen met de stuurgroep, de ANWB heeft een enquête gehouden en we hebben op onderdelen het voortouw genomen.’
Klankborden en stuurgroepen. Het is de bedoeling niet te veel in zulke ambtelijke vormen te belanden. Maar het blijkt onvermijdelijk, al is de coalitie nog zo licht georganiseerd. Geen grote dure kantoorruimtes. Geen eenduidige structuur. Geen dagelijkse bureaucratische beslommeringen. Geen uitbundige publiciteit. Hoewel de Groene Coalitie wel getypeerd wordt als ‘lobbyclub’ is ze daarvoor veel te introvert. Die publieke zwijgzaamheid doet het soms lijken alsof de coalitie een stille en roemloze dood gestorven is. Verre van dat. ‘Laat ons maar in rust werken, dat is de insteek’, zegt Hoekstra. Een ander noemt de tactiek die van een guerrilla: hit and run. Of van de Jehova: een voet tussen de deur houden om gehoord te worden. ‘Dat is te veel eer’, reageert Hoekstra. Hij verkiest ‘informeel overlegplatform’ of ‘netwerkorganisatie’ als karakterschetsen die in de buurt komen. Steeds vanuit het overkoepelende besef: we hebben elkaar nodig.

Droomproject

Steef Engelsman van de ANWB heeft een droomproject: ‘Noord-Nederland wandelland’. Vooralsnog is hier weinig van terechtgekomen. Het idee is om met onder meer Staatsbosbeheer, NLTO, Natuurmonumenten en wandelclubs de wandelroutes in het Noorden te verbeteren, thema- en educatieve routes aan te leggen en tal van arrangementen aan te bieden, zodat toeristen in het Noorden komen wandelen zoals ze gaan fietsen in Toscane. Het faillissement van het Noord-Nederlands Bureau voor Toerisme verstoorde de plannen.
Kan gebeuren. De coalitie valt of staat niet met het slagen van een project meer of minder. Bedenk wel, zegt vrijwel iedere betrokkene, dat dit processen van lange adem zijn. Per project zoekt de coalitie naar de organisatie die het best in staat wordt geacht geld binnen te slepen en het project uit te voeren. Maar het valt niet mee om geld te bemachtigen. In Den Haag is het ministerie van Economische Zaken een belangrijke financier in het kader van het Langman-akkoord. Maar geld dat voor economie bedoeld is, zal niet snel een groene bestemming krijgen. Het ligt vast, ‘verschotting’ heet dat in ambtelijk jargon.
Hoekstra erkent ruiterlijk dat de oprichting van de Groene Coalitie geen extra middelen heeft opgeleverd. ‘Het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN, samenwerkingsverband van de drie noordelijke provincies, red.) ziet milieu en platteland als sterk punt, maar schuift het niet als sterkste naar voren. Het valt niet mee een project in het kader van het SNN van de grond te krijgen. Groene investeringen zijn echter belangrijk, anders is het verdorie alleen gebabbel! Helaas is het platteland nog steeds sluitpost bij de onderhandelingen.’

Trendsettend

Wat de coalitie volgens Hoekstra wel heeft bereikt, is ‘een verschuiving in denken’. Het verbond lijkt zelfs trendsettend. Zo betoogde SER-voorzitter Wijffels vorig jaar in een lezing voor de zuidelijke LTO dat ‘de natuur- en milieubeweging de natuurlijke coalitiepartners van de landbouw [zijn]’. Vorig jaar presenteerde de coalitie De gekleurde ruimte, met talrijke voorstellen voor de inrichting van de Veenkoloniën. Als daar een aantal van wordt overgenomen, is de missie geslaagd.
Hoekstra wil best toegeven dat het tij tegenzit, dat hij zich soms machteloos voelt. Maar kom niet aan met het verhaal dat het veel gepraat en weinig wol is. Dan reageert hij fel: ‘We zijn begonnen met een waanzinnige ambitie! Het groen moet blijven, we willen balans tussen economie en platteland, we willen dynamiek én vernieuwing én eventjes samenwerken met veertig organisaties. Is dat allemaal gelukt? Nee, nog niet. Maar wat wel gelukt is: aandacht en gezamenlijke inzet. Na de behandeling in de Staten van onze brief over Kompas op Koers (een nota die de stand van zaken met betrekking tot de uitgifte van de Langman-gelden beschrijft, red.) merkte ik verandering. Ineens zei men te willen investeren in landelijk gebied. Het SNN organiseert binnenkort een bijeenkomst over platteland en economie. Onze boodschap komt over.’ < Jonathan Huseman is als freelance journalist onder meer werkzaam als correspondent Noord-Nederland van Trouw.