HET NOORDELIJK REGIOATELIER is een plek voor debat over de kwaliteit van het bebouwde en onbebouwde landschap van Friesland, Groningen en Drenthe. Twee jaar lang hebben twaalf mensen uit verschillende hoeken van de ruimtelijke planning het succes en falen van diverse projecten onderzocht. Met als doel: een betere samenwerking tussen opdrachtgever, ontwerper en gebruiker. Deelnemer aan het atelier en Noorderbreedte-medewerker Wim Boetze doet verslag.

‘Buurmans grond is maar één keer te koop’ is een volkswijsheid die ons moet doen beseffen dat veranderingen waar grond mee gemoeid is ingrijpend zijn en om een snelle besluitvorming vragen. Niet alleen op perceelsniveau, ook op regionale schaal wordt de grondmobiliteit nauwlettend gevolgd door makelaars en ontwikkelaars. Ook bij hen heerst de regel dat de beste grondtransactie voor elke verkoopbare hectare zich maar één keer per generatie voordoet. Op de grondmarkt is inzicht in de situatie en snelheid van handelen dan ook vereist. Zo is het ogenschijnlijk onschuldig landschap gegrondvest op een vloer van onrust, een groene mat waarop, onzichtbaar, het gevecht om de hectares zich afspeelt. De belangen zijn groot, en waar het voor enkele jaren nog om de miljoenen guldens ging, gaat het nu om de miljoenen euro’s. Het ruimtelijk effect van al die gespannen grondhandel wordt steeds groter en daarmee de zorg voor een goed ruimtelijk beleid. Het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit (LNV), sinds jaar en dag de belangrijkste rijksheer voor het landelijk gebied, onderkende al in de jaren tachtig de noodzaak om het landelijk ruimtegebruik van de toekomst te begeleiden met een goed inzicht in de trends van veranderingen en een hoge kwaliteit van de ruimtelijke plannen.
In opdracht van de staatssecretaris van LNV stelde LNV Directie Noord begin 2002 een ‘Regioatelier voor Noord-Nederland’ samen. Een kennis- en bestuursplatform van twaalf leden uit verschillende hoeken van de ruimtelijke planning, met als doel het voeren van het debat over de kwaliteit van ruimtelijke veranderingen en het zoeken naar een methodiek voor verbetering van de kwaliteit van planprocessen.
Twee jaar lang is in het atelier kennis uitgewisseld van planprocessen en is hiervan het succes en falen onderzocht. Aan de hand van vele praktijkvoorbeelden is ontrafeld hoe het spel tussen alle betrokken partijen gespeeld wordt. Het atelier is geen adviesbureau en ook geen comité van aanbeveling. Het is ‘slechts’ een ontmoetingsplaats voor ruimtelijk werkers, bestuurders, onderzoekers, ontwerpers, die de verbetering van het ruimtelijk plan tot doel hebben. Een missie die pas geslaagd is als de relatie tussen alle ruimtegebruikers duidelijk is en suggesties voor verbetering gedaan kunnen worden.
LNV Directie Noord organiseert en ondersteunt het regioatelier. De deelnemers komen zes keer per jaar een halve dag bij elkaar in de Academie van Bouwkunst in Groningen. Zomer 2004 zullen de atelierdebatten in een serie essays en aanbevelingen in boekvorm uitkomen. Deze publicatie is bedoeld voor allen die zich bezighouden met ruimtelijke ontwikkelingen, in de politiek, bij besturen en beleid maken, in het onderwijs en in de praktijk.

De noordelijke context

Het landelijk gebied van Noord-Nederland verandert. En al vindt die verandering in de stillere gewesten op een andere schaal en in een ander tempo plaats dan in de randstad, de zorg om de kwaliteit van natuur, landschap en leefbaarheid blijft ook in het Noorden toenemen. Het veranderingsproces verloopt in het Noorden eerder sluipend dan manifest zoals in West-Nederland, waar de bouwactiviteiten ons dagelijks attenderen op het veranderend beeld. De noordelijke landschappen hebben nog een relatief gave oorspronkelijkheid, daar waar in de rest van Nederland eerder sprake is van een meer fragmentarische spreiding van kwaliteiten.
Waar het nieuwe ruimtelijk rijksbeleid lijkt in te zetten op regiospecifieke aandacht voor de ruimtelijke ordening, zal de noordelijke regio háár visie moeten geven op het gebruik van de noordelijke kwaliteiten rust en ruimte.
Uit diverse consultaties is gebleken dat er behoefte is aan een ‘laboratorium’ voor kwaliteitsonderzoek van het landelijk gebied. Aanleidingen en agendapunten zijn er te over, want de productie van ruimtelijke plannen en nota’s is in tien jaar verdubbeld. Het gaat dan om landschapsontwikkelingsplannen, regiovisies, planologische (overheids)plannen, stroomgebiedsvisies, herinrichtings-, natuurbeleids-, waterstructuur-, wegen-, woningnieuwbouw- en masterplannen.

De opgave

Hoe kan een ‘sluipend veranderingsproces’ worden omgebogen naar een herkenbaar proces? En hoe kan vervolgens aan die herkenbaarheid een goede ruimtelijke visie en uitvoering worden meegegeven?
Van belang is ook dat inzichtelijk wordt gemaakt door wie en door wat de kwaliteit van een nieuwe ingreep wordt bepaald. Misschien moeten er suggesties worden gedaan of methodieken worden bedacht ten aanzien van toetsbare kwaliteiten bij ruimtelijke processen?
Het atelier legt relaties met andere ateliers voor ruimtelijk onderzoek in het land en bestudeert daarbij de overeenkomsten en verschillen. De discussie over ruimtelijke kwaliteit wordt op meerdere plaatsen in het land gevoerd. Met betrekking tot het Noorden staan de volgende vragen centraal:
Kan het Noorden nieuwe economische impulsen combineren met behoud van bestaande kwaliteiten als rust, ruimte en landschapsschoon?
Zijn nieuwe impulsen alleen maar kwaliteitsconsumerend of kunnen ze ook kwaliteit produceren?
Kunnen we rijke cultuurhistorie alleen maar beschermen of kunnen we ook rijke cultuur aan de historie toevoegen?

De benadering

In de atelierdebatten gaat het dus over de kwaliteit van het bebouwde en onbebouwde landschap. In het bijzonder wordt daarbij gekeken naar de samenwerking tussen opdrachtgever, uitvoerder en gebruiker. Met behulp van casussen (bestaande beleidsvisies, inrichtingsplannen, ontwerpbenaderingen) analyseren de deelnemers hoe planprocessen verlopen. Waar gaat het goed, en waar gaat het fout? Bij opdrachtgever moeten we denken aan bestuurders, bij uitvoerder aan ontwerpers en inrichters en bij gebruiker aan bewoners en belangengroepen zoals boeren, natuurbeschermers, recreanten en handelsorganisaties.
Alleen die casussen worden behandeld waarbij één of meerdere leden van het atelier nauw betrokken zijn (geweest). Het atelier buigt zich beperkt over de inhoud van de plannen. Ook alleen dan wanneer sprake is van een opvallende relatie met de kwaliteit van het proces. In het atelier wordt het plan besproken maar niet ontworpen.

Atelierthema’s

In de afgelopen twee jaar zijn tientallen thema’s besproken en in verslagen genoteerd. Door telkens een nieuwe casus te kiezen en in het atelier te ontleden, ontstonden nieuwe gezichtshoeken en thema’s. Zo bleek het onderwerp ‘opdrachtgeverschap’ vele gezichten te hebben in private en publieke vorm, variërend van bovenaf opgelegde opdrachten (topdown) tot participerend opdrachtgeverschap in samenwerking met toekomstige gebruikers (bottom-up). Ruimtelijke problemen zijn benoemd en in kaart gebracht, variërend van het ruimtelijk effect van botsende belangen tot bestuurlijke grillen, van gebrek aan kennis en onvoldoende studie met betrekking tot geografie en gebruikerswensen, tot tegenstellingen tussen het organisch gegroeide en het geplande.
De relatie opdrachtgever-opdrachtnemer is uitputtend besproken. Hierbij kwam regelmatig het nut van een meedenkend opdrachtnemer (doorgaans een ontwerper of een projectleider) aan de orde. Vaak is een opdracht onduidelijk geformuleerd. Er kan in zo’n geval verbetering of correctie van de opdracht worden verkregen door gebruik te maken van de deskundigheid van de opdrachtnemer. In de opdrachtverlening staat dan dat samen met de opdrachtnemer de precieze opdracht zal worden geformuleerd. Een ander thema is dat een ruimtelijk probleem door de probleemeigenaar niet als zodanig wordt gezien. Er is in zo’n geval sprake van een ‘verborgen opdrachtgeverschap’. Het probleem blijft verborgen, waardoor de opdracht voor een onderzoek of oplossing achterwege blijft. Een ontwerper-opdrachtnemer kan een opdrachtgever hier op wijzen.

Atelierthema’s in het kort

Samenspel door koppelen van geldstromen. Het ontwerp als gevisualiseerd contract.

Ontwerpen als procesbegeleiding. Ontwerpen als onderzoek. Ontwerp als dwingend masterplan of als communicatiemiddel. Welke opdrachtnemer hoort bij welke opdracht? Welke opdracht hoort bij welk probleem? Welke probleemfasen kennen we en op welke schaal komen ze voor? Hoe groot is het probleemgebied? Wat is de uitwerking van de relatie bestuurder-ambtenaar op (de oplossing van) het ruimtelijk probleem of op de ruimtelijke kwaliteit? Welke typen ontwerpers zijn er en welk type moet je waarvoor inhuren? Welke typen opdrachtgevers zijn er en welk type ontwerper hoort bij welk type opdrachtgever? Wat is de invloed van de media op de plankwaliteit, het planproces en het draagvlak? Hoe verhouden algemeen belang en sectorbelang zich tot elkaar? Wat is de relatie tussen de afdelingencultuur bij de overheden en de kwaliteit van ruimtelijke visies en oplossingen? Zijn de overheden zich altijd bewust van hun verantwoordelijkheid voor het algemeen belang en de kwaliteit van de openbare ruimte? Wat is de invloed van cartografische verbeelding op de besluitvorming? Wanneer is cartografie verhelderend, wanneer misleidend en bezwerend? Welke eisen moeten er worden gesteld aan het ontwerp-onderwijs? Wat is de duurzaamheid van nota’s, plannen en andere beleidsstukken? Enzovoort, enzovoort…
Tenslotte: Hoe moet het spel van de ruimtelijke ordening en inrichting worden gespeeld? En wat zijn daarbij de valkuilen?
Hierna zijn drie atelierthema’s kort uitgewerkt: ontheemd opdrachtgeverschap, ontwerpen als proces en het contractdocument.

Ontheemd opdrachtgeverschap

Het succes van de opdrachtgever wordt bepaald door de kwaliteit van het product dat de opdrachtnemer hem levert. Bijvoorbeeld, een bestuurder zal zich in een ruimtelijke kwestie tegenover college en raad moeten verantwoorden met de plankwaliteit die bureau X hem heeft gegeven. De relatie tussen bestuurder en planbureau is broos. Een succesvolle samenwerking is van een aantal factoren afhankelijk. Ten eerste, met wat voor type bestuurder hebben we te maken? Is hij hiërarchisch werkend, of innovatief-onderzoekend, of intuïtief, of chaotisch-ontregelend, of is het een ontwikkelaar en samenbinder? Ten tweede, hoe werken zijn ambtenaren, en hoe is zijn relatie daarmee? Een bestuurder met weinig kennis van zaken maar met een onderzoekende instelling zal met een hiërarchisch gevoelige ambtenaar en met een gemiddeld ontwerpbureau nog een heel eind kunnen komen. Lastiger wordt het als de bestuurder onvoldoende kennis van zaken heeft, zijn ambtenaren niet in die kennisleemte voorzien en een ingehuurd bureau bij gebrek aan
duidelijke opdracht een ‘verkeerd’ plan aflevert.
Ten derde, de keuze van het bureau kan een verkeerde zijn. Lang niet elk ontwerpbureau is in staat om in de huid van de opdrachtgever te kruipen en procesondersteunend mee te denken. Dit is ook niet altijd nodig. Er is een categorie ontwerpers die graag briljant wil zijn en het liefst met elk plan in het jaarboek van de architectuur wil staan. Een bestuurder kan voor zo’n ontwerper kiezen als hij een opvallend en prestigieus ontwerp wil hebben. Niettemin heeft hij in negen van de tien gevallen alleen maar behoefte aan een meedenkend en -ontwerpend opdrachtnemer. Eén die samen met hem de klippen omzeilt en draagvlak creëert bij colleges, raden en de bevolking.

Ontwerpen als proces

Het definiëren van het begrip ‘ontwerp’ geeft net zo veel verschillen als er ontwerpers zijn. Het zal dan ook niet verbazen dat het vrijwel onmogelijk is het begrip éénduidig te verklaren. ‘Ontwerp’ roept al snel gedachten op aan artistiek getekende plannen, die bijna een absolute mening lijken over de enig juiste richting waarin de ruimtelijke ontwikkeling moet gaan. Dit idee van ‘ontwerp’ heeft er in de afgelopen jaren toe geleid dat er een stroom van schetsen is ontstaan, die alles zegt over de artistieke aspiraties van de ontwerper (en soms de opdrachtgever) en weinig over de potenties van de plek en de behoefte aan inrichting daarvan door de gebruikers.
Weer andere ontwerpers maken van hun vak meer een methode om te onderzoeken en te sturen. Ze gebruiken het ontwerp als evenwichtsinstrument op de smalle paden van het overleg tussen alle partijen. Het begrip is zo meer dienend en procesondersteunend geworden: ontwerpen als illustratie van een interactief proces.
Uit de casussen die in het regioatelier zijn besproken, bleek dat het ontwerp gedurende een heel planproces (van initiatief tot uitvoering) een rol zou moeten spelen, als was het de specie in een bouwwerk. Elk moment in de ruimtelijke ontwikkeling en in het planoverleg vraagt om creatieve oplossingen ten aanzien van functiecombinaties en efficiënt ruimtegebruik. Oplossingen van ruimtelijke problemen vragen niet alleen een rekenkundig-technische benadering maar ook een strategische. Een ontwerpgerichte onderzoekende en oplossende benadering zorgt er voor dat in elk stadium van het proces het beeld duidelijk is en het esthetisch niveau op peil blijft. Dankzij de digitale automatisering, de snel oproepbare gedetailleerde geografische data en snelle geavanceerde teken- en rekenprogramma’s, kan elk overlegresultaat in elk planstadium worden verbeeld. Ontwerpen is door de digitalisering een notuleer- en rapporteertechniek geworden met behoud en bewaking van het ruimtelijk-esthetisch niveau. In elke vergadering kan de laatste ruimtelijke stand van zaken met behulp van twee- en driedimensionaal geschetste tekeningen besproken worden. Elke volgende stap kan in korte tijd opnieuw worden ingeschetst en doorgerekend. De steeds snellere en kwalitatief betere analyse- en tekentechnieken zijn onmisbaar in een tijd van steeds moeilijker ruimtelijke ontwerpopgaven en toenemende gebruikersparticipatie. Het ontwerp als gang- en smaakmaker.

Het contractdocument

Het zal duidelijk zijn dat een opgave voor een ruimtelijk onderzoek en een ruimtelijke inrichting pas goed verloopt als er een sturend document (intentieverklaring of masterplan) is. In de atelierdebatten bleek telkens weer dat veel processen worden gestart zonder een goed startdocument. Ontwikkelingen en gelegenheidsplannen schakelen zich aaneen zonder kennis van het totaaloverzicht. Gebrek aan duidelijke besluitvorming heeft tot gevolg dat de uiteindelijke resultaten een slap aftreksel vormen van de oorspronkelijke hoge ambities. Soms zie je dat een politieke wil tot samenhang en samenwerking zich vertaalt in een overallplan. Bijvoorbeeld in de Regiovisie Groningen-Assen 2030, het Masterplan Meerstad of de stadsuitleg Skoatterswâld oostelijk van Heerenveen. Het gaat in die gevallen om plannen als contractdocumenten die alle partijen dwingen gezamenlijk te blijven staan voor de afgesproken kwaliteit.

Het vervolg

Na publicatie van het boek wordt het atelier ontbonden en zal worden gekeken of het gedachtegoed in andere gremia kan worden overgenomen.

Voor meer informatie kunt u zich als belangstellende aanmelden op het mailadres regioatelier@dlg.agro.nl

Trefwoorden