Het Stormbos bij Exloo in Drenthe is een van de vroegste Nederlandse voorbeelden van een bos dat bewust ongerept gelaten wordt. Al meer dan vijftig jaar grijpt geen mens er in. Bert Nijmeijer onderzoekt hoe dit ecologische experiment uitpakt.

Op 13 november 1972 trok een historische, destijds nog naamloze storm over Noordwest-Europa. Aan de Nederlandse kust werd het net geen windkracht 12. In de havens was het een ravage van omgewaaide kranen en losgeslagen schepen, de kerktorens van Sappemeer en Oldenburg stortten in en er waaiden miljoenen bomen om. De storm eiste 54 tot (volgens sommige bronnen) 73 dodelijke slachtoffers, van wie negen in Nederland, meldt Wikipedia. Een verwoestende storm, kortom, maar wat de natuur aangaat is ‘verwoestend’ eigenlijk geen adequate term. De bijna-orkaan van toen heeft bos en hei niet verwoest maar alleen veranderd, kun je zeggen. Het zogenoemde Stormbos bij Exloo bijvoorbeeld is springlevend. In vak 165 van een productiebos met spar en eik is de ravage van destijds na een lumineus idee van een houtvester gewoon blijven liggen. Dik 51 jaar nadien is het vak meer levend, of in ieder geval biodiverser dan het omringende bos, dat na 13-11-1972 netjes werd opgeruimd.

Een paradijsje is het, een rommelig Hofje van Eden waarin Adam en Eva met van alles zijn bezig geweest behalve opruimen

Rommelig paradijs

Op een zonnige dag in januari is het bijna alsof de storm gisteren overtrok, zo fris en ongerept ziet stormvak 165 eruit. Alsof de geschiedenis is stilgezet op 14 november 1972, waarna de natuur, tijdloos en eeuwig, het weer overnam.
Op de twaalfduizend vierkante meter van vak 165 voltrekt zich een natuursprookje in slow motion. Het eerste dat opvalt is de schoonheid ervan: bomen en struiken liggen in rust en vrede over en door elkaar heen, horizontaal, diagonaal, de overlevers van eleven-thirteen nog overeind, een ecologisch mikado, vandaag afgemaakt met een poederlaag verse sneeuw. Tussen het wit glanst het zachte groen van mos en varens, in de bomen kwetteren mezen en kruisbekken, de zon schittert in dikke druppels aan de takken. Een paradijsje is het, een rommelig Hofje van Eden waarin Adam en Eva met van alles zijn bezig geweest behalve opruimen. En het leeft dus, alles, zegt Linde Veldhoen, boswachter op de Hondsrug. Veel van de gevallen bomen leven liggend door, hun wortels nog deels in de bodem. Uit hun bast groeien takken zo dik als bomen. Zelfs het dode hout van afgebroken stammen en takken wemelt van leven, dat gehoorzaamt aan de natuurwet dat de één z’n dood de ander z’n brood is.
Meer dan een gemiddeld bos waarin de bomen nog overeind staan is het Stormbos een biodivers feest van microklimaatjes, zegt Veldhoen. ‘Er zijn plekken waar altijd schaduw is en plekken met veel zon. Dat trekt veel soorten insecten aan, die zich voeden met dood hout. Daar komen insectenetende soorten op af, vogels, maar ook dassen, die ook wel houden van een lekkere kever.’ Als we met krakende, zachtlandende stappen het bosje zijn ingelopen, zien we stammen, takken en opstaande wortels, dichtbegroeid met varens, mos en mintgroen en oranje korstmos.

Ongerept

Het Stormbos bij Exloo is een van de voorbeelden van ‘ongerepte natuur’ die zijn verzameld op een website met die naam, ongerepte-natuur.nl. Oorspronkelijke wildernis bestaat al lang niet meer in Nederland, meldt de site terecht. Met de kap van het Beekbergerwoud bij Apeldoorn in 1871 verdween het laatste restant oerbos dat daar al achtduizend jaar stond. Om zo’n oerbos te vinden moet je tegenwoordig naar Białowieża in Oost-Polen, op de grens met Wit-Rusland.
Maar ook in Nederland zijn allerlei gebiedjes die we met een minder strikte hantering van de criteria ‘oer-’ of ‘ongerept’ noemen. Op Terschelling heb je de Boschplaat, op Schiermonnikoog de Oosterkwelder en de zandplaat Balg, in Drenthe onder meer het Bargerveen en het Norgerholt, en op het Wad boven Groningen liggen Rottumeroog en -plaat. Ook het zogenoemde ‘referentiegebied’ in de Waddenzee blijft bij wet onaangeroerd.
Een gemeenschappelijk kenmerk van de ruige gebieden is dat er geen of zo weinig mogelijk beheer plaatsvindt.
Een stap verder dan het simpelweg de boel de boel laten, gaat het actief bevorderen van verwildering of ‘herwildering’, in het Engels rewilding. Echt oer wordt het natuurlijk nooit meer, maar dat hoeft een mens er niet van te weerhouden om ernaar te streven. Dat streven is natuurlijk inherent ironisch, dat er menselijk handelen nodig is om de natuur weer oer te krijgen.

Wat is het verschil tussen beschermde natuur en ongerepte natuur? Twintig procent van het Nederlandse vasteland is beschermde natuur, legt Stefan Pasma, initiatiefnemer van en drijvende kracht achter de ongerepte-natuur-site, uit aan de telefoon. Dat is het Natuurnetwerk Nederland, de vroegere Ecologische Hoofdstructuur. ‘In ongeveer 5 procent ervan staan natuurlijke processen centraal. Daar proberen we als mens zo min mogelijk in te grijpen.’ Ongerepte natuur is kortom een stukje van een deel van het land, dat we echt met rust laten.

Bij het Stormbos valt op dat in de omringende vakken 163, 164 en 166 ook allemaal gevallen bomen liggen. Die gingen om bij recentere stormen: Poly, vorig jaar zomer, en Henk, begin januari. Zolang ze recreatie en bosverkeer niet hinderen, blijven ze liggen onder het motto ‘dood hout doet leven’, wortelend in 1972.

Chaotische schoonheid

Als een bos opbloeit zoals het ’t zelf mag doen, is de logische vraag: waarom doen we dat dan niet overal? ‘Het ligt er maar net aan wat voor doel je hebt met de natuur’, zegt Linde Veldhoen. ‘Bos is meestal multifunctioneel. Het heeft ook een productiefunctie. Dat is nodig: de gemiddelde Nederlander gebruikt jaarlijks nog steeds een kuub hout.’

De boswachter loopt met knisperende stappen door de sneeuw. Het pad langs het stormvak is een klein stukje van de wandelroute In het spoor van de mammoet, dat vanaf vakantiepark Het Land van Bartje een rondje van vijf kilometer over de Hondsrug maakt. Het Stormbos is een hoogtepunt onderweg. Wandelaars gaan wat trager lopen, blijven staan om foto’s te maken met hun telefoon, als ramptoeristen ruim een halve eeuw na dato. Kijk eens even wat een chaotische schoonheid. Ze hebben niet in de gaten dat ze zelf worden bekeken door tientallen ogenparen van vogels en reeën die in het schotse en scheve een perfecte verstopplek vinden.
Niet lang na de storm zagen ze dat de boommarter zich vestigde in vak 165. Veldhoen wijst op een opstaand wortelbed. ‘Dat is een perfect plekje voor een winterkoninkje om een nestje in te bouwen.’ Je ziet meer niet dan wel. In de zachte bodem ligt een dicht net van mycelium. Vanaf juni jubelt een variëteit aan paddenstoelen de bodem uit.
Het is jammer dat hier niet is gemonitord, zegt Veldhoen. Dit was een gouden kans. Het zou alsnog kunnen. Veldhoen zou graag een mossenwerkgroep, een korstmoswerkgroep en een mycologische vereniging loslaten op vak 165, om te kijken wat ze allemaal onder de loep krijgen.
De Drentse bossen van Staatsbosbeheer worden voor de helft beheerd als ‘natuurbos’. Andere terreinen ‘multifunctioneel bos’ worden in zo’n ‘natuurlijk bos’ omgeturnd. Dat is niet zo makkelijk als simpelweg de boel de boel laten, aldus Veldhoen. ‘Je moet overleggen met de provincie, gemeentes, waterschappen, je moet de waterhuishouding op orde brengen, de stikstofneerslag terugbrengen, iets doen aan recreatie. Je moet de knoppen eerst terugdraaien naar nul, dat de natuur ook echt de kans krijgt om zich volwaardig te ontwikkelen.’
In de zonnige stukken van het Stormbos komt het vandaag net boven nul, op de schaduwplekken blijft het licht vriezen. Onder de sneeuw leeft vak 165 uitbundig. In het voorjaar barst het hier weer los, feller en rijker dan in het omliggende bos, alsof iemand de versterker niet op nul maar op elf heeft gezet.
Veldhoen: ‘Alle bomen in dit bos zijn aangeplant. Maar uiteindelijk groeit een boom zelf en doet de natuur zijn werk. Wij zijn later gekomen dan de natuur. Als de voorwaarden op orde zijn, redt de natuur zich verder zelf wel. Die heeft dan geen hulp van ons meer nodig.’