Hans Polman is wethouder van de gemeente Aa en Hunze. Hij beheert onder andere de portefeuilles Volkshuisvesting en (een deel van) Ruimtelijke Ordening. Aa en Hunze ontstond twee jaar geleden door samenvoeging van Gieten, Gasselte, Anloo en Borger. De gemeente heeft 25.000 inwoners. We praten met Polman over zijn visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Aa en Hunze, dat gedeeltelijk gelegen is in het Hunzedal en de Veenkoloniën. Ook staan we stil bij de studie van Sylvia Karres 'Spannend wonen in de Veenkoloniën'. De studie maakt deel uit van 'Ontspannen wonen'. Sylvia Karres schetst hoe het Hunzedal en de Veenkoloniën kunnen worden gerevitaliseerd door de aanleg van landgoederen, grootschalige natuurontwikkeling en waterwinning en nieuwe bebouwingslinten. In 'Ontspannen wonen' staan drie studies naar typen cataloguswoningen voor de Veenkoloniën. Ook deze komen in ons gesprek aan de orde.

Raakvlakken met Hunzeproject

‘De studie van Karres vertoont veel raakvlakken met ons Hunzeproject. Dit project voorziet in een geleidelijke transformatie van de Veenkoloniën en het Hunzedal. We willen in het Hunzedal de natuur de ruimte geven op die gronden die voor de landbouw niet meer van primair belang zijn. De gekanaliseerde Hunze moet weer gaan meanderen. Daar zullen natuur en landschap sterk van profiteren en dat moet kansen bieden voor toerisme. Daarnaast willen we de verstedelijking van de Hondsrug afleiden, naar de Veenkoloniën. De Veenkoloniën zijn altijd een zorgenkind geweest. Het goede van het Hunzeproject is dat de nadruk komt te liggen op een verandering in positieve richting, waarbij we gebruik maken van de potenties van de streek. Er is veel te lang gedaan alsof het gebied geen kwaliteit heeft. Met het laten meanderen van de Hunze brengen we een oud cultuurhistorisch verband weer tot leven: er zullen door toerisme en woningbouw nieuwe economische bindingen aan de Hunze ontstaan. We betrekken nadrukkelijk en heel bewust de mensen uit het gebied bij de beoogde functieverandering. Gebiedscommissies die bestaan uit bewoners, boeren, ondernemers en vertegenwoordigers van milieuorganisaties, adviseren de bij het plan betrokken gemeenten. We kunnen veel leren van wat zij de kwaliteiten en tekortkomingen van het gebied vinden.’

Leeg en niet goedkoop

‘Laat ik allereerst over de studie van Karres zeggen dat we vereerd zijn dat iemand van buiten het gebied de moeite heeft genomen een visie te formuleren. Kennelijk heeft het gebied niet alleen aantrekkelijke kanten voor de mensen die er wonen. Verder zou ik toch een paar kanttekeningen bij de studie willen plaatsen. Er wordt naar mijn smaak gedaan alsof het Hunzedal en de Veenkoloniën een leeg gebied vormen, bijna zonder identiteit, waar je dankzij de lage grondprijzen allerlei initiatieven kunt ontwikkelen. Ik ben het niet eens met die benadering: het heeft wel identiteit – onder andere doordat het leeg is – en het is niet goedkoop. De afgelopen 2,5 jaar zijn de grondprijzen hier verdubbeld. Dat maakt bijvoorbeeld bosbouw als economisch rendabele activiteit een stuk minder aantrekkelijk dan een paar jaar geleden.’

Ongelukkige keuzen

‘Het gebied zit vol met cultuurhistorische elementen. Nu is een vraag voor een ontwerper hoe je daarmee om moet gaan. Welke elementen neem je over en welke niet? Het is evident dat een ontwerper hierin keuzen moet maken. Ik vind dat Karres daarin niet altijd even gelukkig is geweest. Zij wil nieuwe bebouwingslinten stichten, omdat er in de Veenkoloniën traditioneel in linten werd gebouwd. Ik vraag me af of dit een goed element is om op voort te bouwen. Om te beginnen moet je over die lintbebouwing niet te romantisch doen. Men had destijds geen andere keus. Het lint was de enige plek waar je droge voeten hield. Als men op het zand had gewoond weet ik zeker dat men heel praktisch de huizen aan de brink rond de kerk had gebouwd. De lintbebouwing is wat mij betreft geen absolute waarde. Ik denk dat je door lange nieuwe linten de openheid van het landschap aantast, die ik wel een wezenlijke kwaliteit vind van het gebied. Ik zou daarom zeggen: als je wilt bouwen Ð al dan niet in linten Ð doe het dan vooral in bestaande linten of tussen twee dicht bij elkaar liggende linten.’

Productiebos

‘Het plan van Karres voorziet ook in de komst van boerenlandgoederen. Op uit productie genomen akkers worden productiebossen geplant. Nu ben ik op zichzelf niet tegen bos, maar je moet het dan wel heel gericht aan laten sluiten op bestaande bossen en andere natuur. Terecht heeft Karres gekozen voor het gebied tussen Gasselternijveen en Stadskanaal. Daar is op braakliggende gronden het zogenaamde ‘Bos van Kruit’ aangeplant. Een gigantisch, langgerekt productiebos, dat nu weinig relatie heeft met zijn omgeving. Deze recent verkregen natuur kan je goed gebruiken voor de ontwikkeling van enkele landgoederen en woningbouwprojecten in het groen. Het nieuwe groene lint dat zich in Groningen aan het ontwikkelen is kan hierdoor verbonden worden met de bosgebieden op het Drents plateau. Hierdoor wordt de identiteit van de nieuwe natuur versterkt.’

Buitenplaatsen zonder bos

‘Wat me zeer aanspreekt is het plan om op de grens van de Veenkoloniën en het Hunzedal buitenplaatsen te stichten. Grote huizen, midden in de natuur. Gezien karakter van het landschap dat we hier willen Ð enigszins moerasachtig door de meandering van de Hunze – zouden dit soort buitenplaatsen momenteel niet als landgoed worden erkend door het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. De landelijke norm is dat op een landgoed vele hectaren bos staan en daardoor zouden we hier een hoop subsidie mislopen. Een goed voorbeeld van landgoederen zonder bos kennen we in onze gemeente. Geclusterd, op een zandkop in het open veengebied net boven Gieten, staan in het gehucht Veenhof een aantal prachtige boerderijen. Ik heb laatst een hoge ambtenaar van het ministerie het gebied laten zien en hem ervan proberen te overtuigen dat de definitie voor landgoederen ook anders kan zijn. “Hou er maar over op, ik snap wat je bedoelt,” riep hij uit toen we in Veenhof stonden en uitkeken over het gebied.’

Welke cataloguswoning heeft de toekomst?

‘Ik ben niet bijzonder enthousiast over de drie studies naar cataloguswoningen voor het gebied. Het plan ‘The secret garden’ met die ommuurde complexjes midden op de kavels spreekt mij totaal niet aan. Dat hoort hier niet. Alles in het gebied ademt ruimte en openheid. Dat moet je ook in je ontwerp zoeken. Deze woningen zijn me veel te introvert. Dan is er het plan van Inbo/vertex, dat een soort huizen behelst die je uit kunt bouwen als je weer wat geld hebt gespaard. Ook dat spreekt me niet zo aan. Zo ging het vroeger ook, maar heb je hier een cultuurhistorisch gegeven dat je moet verzilveren in een ontwerp? Ik vind eigenlijk van niet. Het plan van Bart Duvekot en O.N.X. architecten probeert een systeem, waarmee je met een beperkt aantal standaardmodules, binnen de grenzen van het lint, maximale vrijheid hebt. Wel interessant als verkavelingsstudie of architectonisch experiment, maar ik vind ook hier te weinig terug van de identiteit van de streek. Ik denk niet dat de huidige bewoners van de streek er warm voor zouden lopen. Wat me veel meer aanspreekt is het ontwerp van Peter Keijsers. Deze huizen kan ik me zo aan de rand van het toekomstige Hunzedal voorstellen. Dat kan een Veenhof van de 21e eeuw worden. Je woont op de eerste verdieping en hebt rechtstreeks contact met het open veenkoloniale landschap om je heen. Of je huis, dat gedeeltelijk op palen is gebouwd, staat midden in een moerasachtig gebied dat is ontstaan door de meanderende Hunze. Dat is een vorm van wonen die toekomst heeft in dit gebied.’