Geen plek zo afgelegen, geen locatie zo bijzonder of we kunnen er tegenwoordig met de auto, op de motor of per fiets komen. Toch hebben de meesten van ons geen idee wat zich afspeelt aan de stille achterkant van Nederland. In deze serie slaat Noorderbreedte doodlopende wegen in.

De gemeente? Jaren geleden hadden ze nog wel eens contact met een ambtenaar – ‘hoe heette hij ook al weer’ – maar sinds die man is vertrokken – ‘gepensioneerd of zo’ – horen ze niets meer. Het geeft niet: de club betaalt jaarlijks keurig erfpacht en belasting en that’s it. Voor de afvoer van hun vuilnis zorgen ze zelf en de klinkerweg naar hun clubhuis repareren ze zo nodig ook eigenhandig. Subsidie zit er niet in.
Henk, Paul en Jan (‘liever geen achternamen’) zijn lid van de Motorclub Black Sheep. Vooral op vrijdagavonden en zondagmiddagen zijn ze meestal te vinden in het zelf gebouwde happy family home van de vereniging. Net als de enige tientallen andere members en aanverwanten van de MC, vrouwen en kinderen incluis.
De leden komen uit alle delen van Noord-Nederland tot in de Kop van Overijssel aan toe. Wat hen bindt is een liefde voor alles wat met zware motoren te maken heeft.
Het clubhuis, twee opstallen, van elkaar gescheiden door een overdekt soort steegje, oogt onopvallend, sober zelfs. Dat dit het onderkomen is van de Black Sheep is alleen te zien aan het recent nog vernieuwde, zelf ontworpen embleem van de club naast het stevige ingangshek: een ietwat grimmige ramkop omcirkeld met de tekst ‘Black Sheep Netherlands’. In goed onderling overleg is deze naam destijds tot stand gekomen. Buitenmuren en dak van het clubhuis zijn voorzien van grijze platen met damwandprofiel. Ramen zitten er niet in. Het interieur bestaat uit een centrale ruimte met professionele bar, Amerikaans biljart en eenarmige bandiet, en er is een compleet ingerichte werkplaats waar de clubleden aan hun machines knutselen. Op de eerste verdieping kunnen de leden blijven slapen – als ze te veel gedronken hebben bijvoorbeeld. In het later opgetrokken bijgebouw bevindt zich een stalling met een twintigtal bolides. Sommige motoren staan klaar om uit te rukken. Andere zijn met het oog op de zomermaanden nog ‘in opbouw’. De leden maken dankbaar gebruik van de ‘garage’. Ze betalen er genoeg contributie voor en de meesten van hen zijn privé klein behuisd.

Henk (42, uitvoerder te Oudehaske), Paul (36, Oudehaske) en Jan (39, monteur uit Heerenveen) herinneren het zich niet exact meer, maar het zal dertien jaar geleden zijn geweest dat de Black Sheep op deze plek aan het einde van de Omweg neerstreken. Met uiteindelijk enige haast verhuisde de club tussen Kerst en Nieuwjaar van de oude locatie in Heerenveen-Zuid naar de huidige, afgelegen stek, pal langs rijksweg A32 naar Leeuwarden en dicht bij de kruising met de A7. De gemeente stelde tijdelijk verhuiscontainers beschikbaar.
In Heerenveen-Zuid verbleven de Black Sheep de eerste jaren na de oprichting in een oude kleuterschool tegenover een kerk. ‘Al die forse mannen met leren jacks op van die kleine wc-tjes. Zie je het voor je?’ Ze huurden het pand van de gemeente voor één gulden per jaar. Toen ze tien gulden overmaakten – de Black Sheep zijn altijd in voor een goede grap – kreeg de club negen gulden teruggestort. Ze waren er graag gebleven, want ze hadden het gebouw behoorlijk opgeknapt en de buurt accepteerde hun aanwezigheid. Maar de gemeente beschikte anders. De voormalige kleuterschool kreeg een nieuwe bestemming als cultureel centrum.
‘Ga voor een nieuw onderkomen maar eens kijken aan de Aengwirderweg’, kreeg de club te horen. De Omweg heette daar toen nog zo. De members schrokken zich rot. ‘Wat een chaos. Wat een bende. Dat nooit’, dachten ze. Een klein, stenen gebouwtje en een compleet vervallen kassencomplex, meer troffen ze er niet aan. ‘Er was daar al jaren niemand meer geweest.’
Maar de Motorclub had weinig keus en nam dus genoegen met de nieuwe locatie. Vele emmers met glas hebben de clubleden afgevoerd en nu nog vinden ze regelmatig scherven op hun terrein, dat de omvang heeft van een half voetbalveld. Er werd een bouwtekening gemaakt – alle leden hadden als gebruikelijk bij de Black Sheep hun inbreng – en de gemeente verleende een bouwvergunning. Henk, Paul en Jan zijn zichtbaar trots op de clubgebouwen, niet in de laatste plaats vanwege het onopvallende karakter ervan. Want de Black Sheep wensen niemand tot last zijn. ‘Er doen al genoeg verkeerde verhalen de ronde over motorclubs.’ Met de directe buren botert het goed. Die maken in voorkomende gevallen zelfs gebruik van de toiletten van de motorclub en betrekken er ook stroom en water. Wie die buren dan wel zijn? Henk (getrouwd, drie kinderen), Paul (samenwonend, geen kinderen) en Jan (gehuwd, twee kinderen) moeten er zelf ook om lachen: de Honden Dressuur Vereniging Heerenveen ofwel de plaatselijke politie die er oefent met politiehonden. Henk, Paul en Jan: ‘We leven gebroederlijk naast elkaar. Hebben geen geheimen voor elkaar, komen bij elkaar op de koffie’.

De Omweg te Heerenveen: zo heet het weggetje sinds juni 1975, zo blijkt uit een gemeentelijk ‘besluit naamgeving’. Het vormde volgens hetzelfde besluit de verbinding tussen het zuidelijke einde van de Aengwirderweg en de oude Leeuwarderstraatweg, en is aangelegd ten behoeve van het langzame verkeer tussen Heerenveen-Noord en Aengwirden. Die functie is verloren gegaan als gevolg van de aanleg van de A32 er dwars doorheen. De Black Sheep hebben het asfalt van deze rijksweg vóór de opening nog enige tijd gebruikt als circuit. De Omweg is nu vooral een fietspad met een vrij recent nog aangelegd tunneltje onder de Rijksweg. Autoverkeer is al vele jaren nog slechts mogelijk tot aan het einde van de korte aftakking naar het clubhuis van de Black Sheep.
Ooit was de Omweg een onooglijk stukje hoogveen onder de noordelijke rook van Heerenveen. Maar het is wel grond waar de ‘stichters’ van Heerenveen, Pieter van Dekama uit Jelsum, en de heren Cuyck en Foeyts uit Utrecht, mogelijk meer dan eens hebben rondgelopen om de afgraving van het veen ter plekke persoonlijk in ogenschouw te nemen. In het midden van de zestiende eeuw leidden zij als ondernemende turffirmanten avant la lettre de Schoterlandse Veencompagnie, de op een na oudste naamloze vennootschap van Nederland.
De Omweg ligt bovendien in het gebied van de voormalige Grietenij Aengwirden, met de nu nog bestaande, typisch Friese gemeenschappen Terband, Tuinjeberd en Tjalleberd aan de overzijde van de rijksweg. Deze grietenij (reeks dorpen) werd bestierd vanuit de state van de familie Crack in het huidige centrum van Heerenveen. De dorpen vallen nog steeds onder de gemeente Heerenveen, die in 1952 domicilie koos in, hoe kan het anders, de voormalige Crackstate.

De Black Sheep Henk, Paul en Jan weten weinig van dit verleden. Evenmin zijn ze bekend met (fictieve) verhalen van meer recente datum. ‘Is dat zo?’ luidt hun verbaasde reactie op de mededeling dat hun motorclub voorkomt in een vorig jaar verschenen en ruim gerecenseerde Noord-Nederlandse thriller van Sabine van den Berg en Maarten Meester uit Sexbierum. In Hoe de Mummies verdwenen uit Wieuwerd voert dit schrijverspaar (publicerend onder het pseudoniem Mimi Meester) ene Willem op. Deze man, de vorige bewoner van het huis van hoofdpersonen Claudia, Anton en hun kinderen Melle en Max, is ‘een zonderlinge figuur’, werkend bij de fabriek van Douwe Egberts in Grouw, liefhebber van keiharde muziek én lid van de motorclub Heerenveen.
Henk, Paul en Jan (her)kennen die Willem niet. De enige overeenkomst met hun club is wellicht diens voorliefde voor stevige muziek. De Black Sheep organiseren elke zomer, mét vergunning, op hun eigen terrein een party waar motoristen uit heel Nederland, Europa en zelfs uit Amerika op af komen. De muziekstijlen tijdens deze feestelijke bijeenkomsten: van dark-core, (early) hardcore en techno, tot oldschool en terror.
Elk jaar november organiseert de club ook een ‘binnenfeest’. Ze kunnen dan volstaan met de horeca-A-vergunning, die jaren geleden werd verkregen. Maar de ‘zwarte schapen’ doen meer. Zoals de organisatie van tattoo-weekeinden en het faciliteren van Unicycle races: wedstrijden met lawaaiige, éénwielige ‘monsters’ waarbij techniek en behendigheid een grote rol spelen. In de stalling aan de Omweg staat er een geparkeerd. De ogen van Henk, Paul en Jan verraden ontzag.
Voor het overige doen de clubleden, relaxed als ze zijn, het relatief rustig aan, zo lijkt het. Vanuit hun gebouw maken zij, als zij er spontaan zin in hebben, op hun motoren natuurlijk wel ritten, naar bijvoorbeeld kroegen in de omgeving of naar de aangesloten chapters in Ede en Delfzijl. En soms lonkt het buitenland.
De mannen worden, ’s zomers vooral, wel eens aangesproken door fietsers die de weg kwijt zijn of kampen met een slappe band. Van ongewenst volk hebben ze nooit last. Pogingen tot inbraak – dieven zouden er ongezien hun werk kunnen doen – zijn er nimmer geweest. Paul, Jan en Henk vermoeden dat niemand het in zijn hoofd haalt bij een motorclub als de hunne langs te gaan. En mocht toch iemand proberen hun ‘heiligdom’ illegaal binnen te dringen, dan worden enkele clubleden thuis direct gealarmeerd.

Trefwoorden