‘Maak van het Noorden één groot Center Parcs’. Als vervolg op deze uitspraak schreef planoloog Gert de Roo het boek Lila.

LILA = Living In Leisure-rich Areas, oftewel: ontspannen wonen en verpozen in aantrekkelijke landschappen. Dat kan bij uitstek in het Noorden, en er valt goed aan te verdienen. Je moet het landschap dus ‘vermarkten’, maar wel zonder het te verpesten. Aldus de beleidsstrategie die warm wordt aanbevolen in het boek Lila en de planologie van de contramal van Gert de Roo en Evelien Hermans. Lila verscheen in november 2006 en heeft ongetwijfeld mede door de prikkelende titel in diverse media aandacht gekregen. De Roo is hoogleraar planologie aan de Rijksuniversiteit Groningen maar wilde naar eigen zeggen nu eens geen academisch verantwoord boek schrijven dat ‘niemand leest’. Voor wie is het rijk geïllustreerde boek dan wel bedoeld? ‘Voor ‘allen die zich inzetten voor samenwerking in Noord-Nederland’, zo staat voorin geschreven. Het is gesponsord door onder meer de drie provincies, de grote noordelijke gemeenten en diverse ingenieursbureaus.
Lila pretendeert een nieuw ruimtelijk-economisch concept te zijn. Een concept dat uitgaat van de eigen kracht van het Noorden. De Roo schrijft over een ‘economie van rust en ruimte’ als een gelijkwaardige tegenhanger van de ‘economie van de razende Randstad’. ‘We gaan voor de ontspanningsplanologie, voor wonen in mooie landschappen, dat is anders dan we het gewend zijn, maar wel heel oké’, zo zei hij bij een van zijn optredens rond het boek.
Het is een opmerkelijke toekomstvisie: hoewel de verhuisbewegingen vanuit andere delen van het land naar het Noorden (hoe mooi en rustig ook) sinds jaar en dag miniem zijn, zouden er op het gebied van wonen en toerisme toch aanzienlijke economische kansen liggen.
Reden voor Noorderbreedte om De Roo’s opvattingen te leren begrijpen en te analyseren. We lazen zijn boek, discussieerden erover in de redactieraad, woonden een debat over zijn boek bij en spraken met de auteur. Allereerst formuleren we een antwoord op de vraag: waar komt Lila vandaan?

Van Center Parcs naar Lila

Drie jaar geleden trok Gert de Roo ook al de aandacht. ‘Maak van Noord-Nederland één groot Center Parcs’, betoogde hij begin 2004 in het Dagblad van het Noorden. Van de miljoen woningen die in Nederland de komende jaren nog gebouwd zouden moeten worden, kan een aanzienlijk deel in het Noorden terecht komen, zei De Roo. De hoogleraar achtte het mogelijk voldoende kapitaalkrachtige bewoners voor al deze huizen te werven, als die zouden worden neergezet in een woonomgeving met veel mogelijkheden voor recreatie. De Roo wilde de open landschappen daarbij niet sparen.
Dat was even schrikken en het voorstel wekte dan ook verontwaardiging in onder meer de Noorderbreedtekolommen, waarin de naam Gert de Roo niet eerder was opgedoken. Beelden van nog meer gestandaardiseerde bungalowparken met volop gelegenheid tot voorgekookt vertier, uitgestort over het kwetsbare landschap, drongen zich op.
In het boek Lila lezen we echter dat De Roo ‘Center Parcs’ niet zo letterlijk bedoeld heeft: ‘Met de metafoor wordt een multifunctioneel gebied beoogd waar wonen in een landelijke en waterrijke omgeving mogelijk is’, staat in hoofdstuk 3.
Achteraf gezien heeft De Roo ‘helemaal geen spijt’ van zijn voor misverstanden bevattelijke metafoor, zegt hij half december in gesprek met Noorderbreedte. Want Center Parcs staat voor hem voor ‘kwaliteit’, zoals die wordt nagestreefd in grote projecten als Blauwestad en Meerstad in Groningen. Hij waarschuwt juist voor ‘vertrutting’ en ‘verkitsching’, waarvan hij het nieuwe ‘vestingstadje’ annex vakantiedorpje Esonstad aan het Lauwersmeer een voorbeeld vindt. ‘Daar is helemaal niet gezocht naar aansluiting bij de landschappelijke kwaliteiten van de plek.’

Tragedie

Is De Roo persoonlijk zo begaan met de toekomst van het Noorden dat hij er als hoogleraar een niet-wetenschappelijk boek aan wijdt? Uit het boek stijgt wel een soort gedrevenheid op die dit doet vermoeden. Maar nee, zo blijkt in het interview dat ik met hem had, het is puur de planoloog die spreekt, en ‘betaald wordt voor visievorming’.
Hij vertelt dat zijn Center Parcs-metafoor bij bestuurders interesse opwekte, en dat hij door de Groningse gedeputeerde van Ruimtelijke Ordening Marc Calon werd benaderd met de vraag: ‘Hoe kan ik een slag maken met het landschap?’
Achter deze vraag moet globaal de volgende werkelijkheid gescholen hebben. Het lukte de bestuurders maar niet om met de kreet ‘In het Noorden hebben we nog rust en ruimte’ een betere spreiding van mensen en werk over Nederland te bewerkstelligen. Al jaren hamert het Noorden op het gigantische ruimteprobleem dat men in het Westen zou hebben. Goeddeels vergeefs: bedrijven strijken niet en masse neer op de noordelijke bedrijventerreinen, hoe aantrekkelijk het vestigingsklimaat hier ook moge zijn.
Tien jaar geleden ageerden topbestuurders nog fel tegen het idee dat het Noorden het niet verder zou kunnen schoppen dan tuin van de Randstad. ‘Wij zijn een deel van Nederland, wij leveren een aandeel in de economie, dat willen we ook blijven doen. Het is doodzonde om te denken dat alle belangwekkende activiteiten elders plaats moeten vinden’, zei de Groningse commissaris Hans Alders in 1997 in een interview met Trouw. Maar in 2004 vroeg behalve Calon ook Alders de planoloog De Roo om nieuwe inzichten en advies. Op 13 april nodigde Alders de directeuren van de vier nationale planbureaus uit om in de Fraeylemaborg te Slochteren hun licht te laten schijnen over de ontwikkeling van Groningen. De Roo en twee andere noordelijke deskundigen waren gevraagd om op de beschouwingen te reageren. In zijn boek Lila doet De Roo verslag: ‘Hoe de planbureaus ook naar Groningen keken – het meest stellig hierin was Paul Schnabel van het Sociaal Cultureel Planbureau – het zou nooit en te nimmer opstoten in de vaart der volkeren, hoe actief ook de Groningers de handen uit de mouwen wilden steken.’
De bijeenkomst, die volgens De Roo veel weg had van een tragedie, kreeg een vervolg op 8 juni van dat jaar – men kon toch moeilijk bij de pakken neer gaan zitten. Weer mocht de hoogleraar van de partij zijn, maar nu in een kleine kring van Groninger ‘provincialen’. En hierover schrijft hij: ‘Kansrijke toekomstperspectieven bleken alleen te beargumenteren, wanneer afstand wordt genomen van klassieke ruimtelijk-economische standpunten. Al discussierend werd het enkelen duidelijk dat monofunctionele en megalomane functies in Noord-Nederland ondanks veel geloof in de goede zaak en dito beloften over de goede afloop, nimmer geslaagd zijn. Zie de leegte van de Eemshaven, de tragiek van het International Business Park Fryslân, Eelde Airport Groningen. Wanneer daar de terugtrekkende landbouw aan toe wordt gevoegd, lijkt het beeld dat de planbureaus schetsten compleet.’

Yin en Yang

In het hoofd van De Roo begon het toen te kolken: dat het Noorden in de statistieken sinds jaar en dag op economische achterstand staat (hoewel daar steeds minder sprake van is, zie kader) komt doordat de Randstad als economische maat der dingen wordt beschouwd, stelde hij vast. Maar in plaats van te vergelijken, kun je veel beter het een als aanvulling op het ander zien, bedacht hij. En hij noemde de Randstad ‘de mal’, en het Noorden ‘de contramal’. Drukte en rust – ze horen bij elkaar als yin en yang. Dit betekent dat het noordelijke economische model niet geënt moet zijn op het randstadmodel. Blijf dan ook niet bezig met moeizame pogingen hier werkgelegenheid te creëren, in de hoop dat dan ook de woonfunctie body zal krijgen, redeneert De Roo, maar draai dit om: zet in op het wonen (en recreëren), dan volgt daaruit het werk vanzelf; immers (zo zou zijn aangetoond), elke nieuwe drie tot tien inwoners zijn goed voor één arbeidsplaats.
Het versleten klinkende begrippenpaar ‘rust en ruimte’ kreeg zo als marketinginstrument een tweede kans: je haalt er niet veel randstadachtige economische activiteiten mee binnen, maar rust, ruimte en natuurschoon vormen wel de ideale basis voor een rustieke woon- en toerisme-industrie. Groot voordeel, stelt De Roo: zo’n economie is stevig in het landschap verankerd en verdwijnt dus niet zo gemakkelijk als (internationale) bedrijven. Bovendien sluit landschappelijk wonen volgens planologen aan bij de wens van de toekomstige mens om te worden ‘bediend door belevingen en beelden’.
Niet dat andere economische activiteiten (de traditionele sectoren als landbouw, industrie en dienstverlening, maar ook de kenniseconomie rond ict en energie) er voortaan niet meer toe doen. Maar beloftevol is volgens De Roo toch wel een economie die aansluit bij ‘unieke’, ‘gebiedseigen’ kenmerken.

Spiritueel

Het begrip Lila werd nog niet meteen breed gelanceerd, ging nog niet rondzoemen. Eerst was er nog een congres dat door De Roo en collega’s van de faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen van de RuG werd georganiseerd aan het eind van datzelfde jaar 2004. De naam van het congres was De regio pakt de ruimte. Samen werken aan een (eigen) zinnige ontwikkeling van de Noord-Nederlandse leefomgeving. Directe aanleiding was de nieuwe beleidsvrijheid op ruimtelijk gebied voor lokale en regionale bestuurders. Op het congres kwamen achthonderd mensen af.
Hierna werd besloten een boek te publiceren. Het kreeg de opgewekt en spiritueel klinkende naam Lila. Naast een theoretisch deel bevat het achttien hoofdstukken met ‘creatieve ideeën voor het Noorden van morgen’. Dit zijn voor een groot deel bestaande ruimtelijke projecten die tijdens het congres zijn gepresenteerd en die door De Roo worden geschaard onder de noemer Lila: van nieuwe dorpen en nieuwe landgoederen, Blauwestad en Zuiderzeelijn en de regiovisie Groningen-Assen tot het Noorden als wellness valley en als dairy (zuivel) valley.
Inmiddels heeft De Roo trouwens alweer een tweede boek klaarliggen: deze maand verschijnt Expeditie Woonlandschappen (zie kader).

Welvarende periferie

Eind november 2006 boog de redactieraad (denktank en debatclub) van Noorderbreedte zich over het boek Lila. Een charmant pleidooi voor ‘werk volgt wonen’, zei iemand over het betoog van De Roo. Maar in Almere heeft dat niet gewerkt, wierp een ander tegen.
De scepsis over Lila als ruimtelijk-economische ontwikkelingsrichting had in de discussie de overhand. Dit had in de eerste plaats te maken met het gevoel dat het Lila-verhaal oude wijn in nieuwe zakken is. Verschillende aanwezigen moesten bij Lila meteen denken aan het negen jaar geleden verschenen boek De welvarende periferie, de neerslag van een Keuningcongres, waarbij Noorderbreedte en ook De Roo’s faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen destijds waren betrokken. De welvarende periferie-benadering ging ook uit van de eigen noordelijke ontwikkelingskracht, als alternatief voor het ‘denken vanuit het centrum’ (de Randstad). De welvarende periferie op zijn beurt was weer gebaseerd op een standaardwerk uit 1955 (heruitgegeven in 1998) van de Groninger geograaf prof. dr. H.J.Keuning, Mozaiek der functies. Proeve van een regionale landbeschrijving van Nederland op historisch- en economisch-geografische grondslag. In Lila worden dergelijke publicaties niet aangehaald. Het voorstel van De Roo om regionale identiteit en landschappelijke kwaliteit in economische kansen te vertalen, lijkt daardoor origineler dan het is.

Hunkerende minnaar

In de tweede plaats spitste de kritiek van de redactieraadleden zich toe op het grote en tegelijk eenzijdige concept dat De Roo nodig meent te hebben om het Noorden te verlossen van het Randstad-denken. Gaat het hier economisch nog steeds zo slecht dat je zulk geschut moet inzetten? (zie kader). Het Noorden heeft probleemgebieden maar is geen probleemregio, merkte iemand op, en ook in andere opzichten is het Noorden diverser dan De Roo doet voorkomen. Misschien moet je bij een ontwikkelingsstrategie juist helemaal niet meer uitgaan van één noordelijke regio.
In de derde plaats had men moeite te geloven dat onder de vlag van Lila op de kortere termijn wel zal gaan lukken wat de afgelopen decennia niet is gelukt: mensen overhalen zich in het Noorden te gaan vestigen, en wel in zulke aantallen dat de economie er echt iets mee opschiet. In de vorige Noorderbreedte (2006-6) wees ook Dirk Sijmons erop dat veel dichter bij de Randstad er genoeg aantrekkelijke woonmilieus te vinden zijn: het Groene Hart, de Gelderse Vallei, de Utrechtse Heuvelrug, Zeeland, de IJsseldelta.
Een van de aanwezigen verwoordde zijn kijk op de Lila-boodschap zo: ‘Het Noorden moet eens ophouden zich ten opzichte van de Randstad te gedragen als een hunkerende minnaar, en zuinig zijn op zijn bruid-schat tot men erom komt smeken.’

Niet dichtsmeren

Kritiek op Lila was er ook te horen tijdens een debat op 14 december in Groningen, georganiseerd door DwarsDiep. De auteur werd hier geconfronteerd met het commentaar van de in dit verhaal eerder genoemde Marc Calon en met de reactie van algemeen-secretaris van VNO/NCW-Noord Hans Haerkens. De laatste noemde leisure ‘een te smalle basis voor een strategische visie’. Hij miste verder de aandacht voor een in zijn ogen belangrijke economische voorwaarde: ‘het vermogen jong getalenteerden vast te houden’.
Gedeputeerde Calon juichte het Lila-verhaal enerzijds toe maar gaf tegelijk nogal afwijkende opvattingen prijs. Jongeren hoeven hier van hem niet per se te blijven, maar we zouden er wel veel mee opschieten als de stad Groningen geen veertig- maar tachtigduizend studenten zou trekken. In het Center Parcs-concept zei hij niet te geloven. Hij waarschuwde ervoor Noord-Nederland ‘in vredesnaam niet dicht te smeren’, niet met huizen met grote tuinen en ook niet met nog meer bedrijventerreinen. Hij pleitte voor investeren in kennisintensieve dingen. En voor selectief groeien. ‘Dat hebben we te weinig gedaan, de sterke punten worden steeds minder sterk.’
Hoewel deze opmerkingen niet allemaal in de lijn van Lila lagen, was de conclusie van Calon, Haerkens en De Roo dat ze het in feite eens zijn. De Roo merkte verder nog op dat hij ondanks zijn oproep aan de noordelijke bestuurders om collectief kleur te bekennen en de Lila-kansen te grijpen, toch niet snel een gezamenlijke visie ziet ontstaan. ‘Het Noorden wordt geen spat meer Lila’, voorspelde hij.

Mislukt planbureau

Als ik De Roo over dit laatste nader spreek – een kleine week later – blijkt dat hij op zichzelf niet te klagen heeft over belangstelling voor zijn leisure-concept. De vastgoedsector is enthousiast en de hoogleraar is onder meer uitgenodigd door het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (een regionaal bestuursorgaan) om Lila nader te verklaren voor gedeputeerden en wethouders
Ook B en W van Leeuwarden lieten hem een verhaal houden. Op zijn werkkamertje van de universiteit laat De Roo een sheet zien die hij in de Friese hoofdstad gebruikte. Deze illustreert aardig hoe hij het vermarkten van kwaliteiten voor zich ziet.
Het begint met een blik op de kaart. Dan zie je dat er een verticale lijn te trekken valt door waterrijke plaatsen als IJburg, Almere, Lelystad, Makkum, Friese Meren en Leeuwarden. Noem dit bijvoorbeeld de Leeuwarden-IJburg-Leisure-As (Lila!) en je hebt mogelijk goud in handen. Een kwestie van via een ‘geografische truc’ de kracht van een geheel benutten.
Een gebied aan de zuidkant van Leeuwarden, waar kantoren zijn gepland, zo doceert De Roo verder, leent zich veel beter als recreatiepark met de mogelijkheid tot ‘overwinteren’ c.q. de kerstvakantie doorbrengen. Want leisure hoeft niet beperkt te blijven tot het hoogseizoen, zo valt van Center Parcs te leren.
Dat De Roo zich ondanks alle belangstelling weinig illusies had gemaakt over de impact van zijn publicatie op het beleid, blijkt alles te maken te hebben met het mislukken, afgelopen jaar, van een vrij onbekend gebleven initiatief van De Roo en Calon: een eigen noordelijk planbureau, met als deelnemers de overheid, bedrijven, woningcorporaties en kennisinstituten als de RuG. Onder de naam Noordwijzer, vertelt de hoogleraar, had het zich moeten bezighouden met het signaleren van trends en de reflectie daarop. ‘Zo’n 25 mensen waren er met elkaar over in gesprek. De oprichtingspapieren lagen klaar, medio 2006. Maar op provinciaal niveau kreeg men de handen niet op elkaar.’ De Roo blijft een beetje vaag over de oorzaak. ‘Er bestond huiver voor een niet-democratisch gekozen organisatie die aan visievorming gaat doen; men vond dat de taak van de politiek.’

Spannend jongensboek

Terug naar Lila. Het boek wemelt van de heldhaftige zinnen. Het Lila-concept zou een mentale revolutie vergen: weg met het klassieke denken over ruimtelijk-economische ontwikkeling. De Roo poneert zijn visie als een soort wraak op de cijferfetisjisten van de randstedelijk gerichte planbureaus. Niet voor niets merkte Hans Haerkens van VNO-NCW op dat Lila leest als ‘een spannend jongensboek’.
Tegelijk heeft het vergezicht van de ontspannen regio iets slaapverwekkends: rust, rust en nog eens rust: met ontspanning als economisch basisprincipe lijkt het er in het Noorden niet dynamischer op te worden. Het succes van een typisch Lila-project als Blauwestad is bovendien nog lang niet aangetoond. Het grootse, top-downconcept van de wooneconomie roept daarom gemakkelijk angstbeelden op van geflopte woonlandschappen.
Door de opvallende verpakking van zijn boodschap heeft De Roo de aandacht weten te vestigen op het landschap als belangrijke waarde én bron van vernieuwing en vooruitgang. Een beetje onhandig is dat hij door de enthousiaste toon opnieuw verkeerd begrepen kan worden. Hij signaleert zoveel kansen dat het soms lijkt alsof hij het Noorden zo snel mogelijk wil volbouwen of omtoveren in een pretpark. Maar wie het vlotte taalgebruik even laat voor wat het is, ziet dat De Roo vooral bestaande beleidstrends heeft omgesmolten tot een verhaal dat juist wil waarschuwen voor verspilling van eigen kansrijke noordelijke kwaliteiten.

Ultieme drijfveer

Aan welke beleidstrends heeft De Roo zijn betoog opgehangen? Belangrijk is de in april 2004 verschenen Nota Ruimte, waarin staat dat gemeenten en provincies voortaan zelf verantwoordelijk zijn voor de ruimtelijke inrichting. Daarmee verdween het beleidstaboe op bouwen (wonen) in het open landschap (het ‘buitengebied’). Met alle kansen en bedreigingen van dien – Noorderbreedte schreef er de laatste jaren veel over, onder meer in het themanummer Plattelandsmetropool (2002).
Ook was er de rijksnota Pieken in de Delta, met als strekking dat regio’s buiten de Randstad ‘op eigen kracht vooruit’ moeten zien te komen, en dus minder subsidies uit De Haag krijgen. De Roo meende dat een nieuw planologisch motto voor de bestaande samenwerking tussen partijen in het Noorden verstandig is, nu die Haagse gelden als de smeerolie van die samenwerking dreigen weg te vallen.
Verder borduurt hij met Lila (terecht) voort op de ervaring die in Noord-Nederland reeds is opgedaan met gebiedsgericht, integraal beleid (brede oplossingen voor specifieke lokale problemen). Hij speelt ook in op Belvedere: het rijksbeleid dat cultuurhistorie een plek wil geven in de ruimtelijke ordening. Hij zag verder dat zich op het gebied van leisure feitelijk al van alles afspeelt, ook op initiatief van marktpartijen, zoals woon-zorgconcepten waarbij supermarktketens afzetkansen zien voor een speciaal op de doelgroep afgestemd assortiment. Het landschap wordt helaas genegeerd in zulke plannen, stelde hij vast.
Al met al bracht dit de planoloog tot een overkoepelend concept dat de overheid in staat moet stellen voor cohesie en sturing te zorgen in ruimtelijke ontwikkelingen. De Roo, tegenover Noorderbreedte over de ultieme drijfveer achter Lila: ‘Je hebt een verhaal nodig, een visie die richting geeft aan wat je met het landschap doet. Anders gebeuren er dingen waar mensen generaties lang last van hebben en verspeel je kansen op economisch gewin. Als iedereen z’n eigen dingetje doet, krijg je geen landschap waar kwaliteit van afstraalt.’ En: ‘Dingen slim doen, kan een wereld van verschil maken.’ ?

Economische achterstand anno 2007

Hoogleraar regionale arbeidsmarktanalyse Jouke van Dijk (een naaste collega van Gert de Roo) vindt dat het goed gaat met de noordelijke economie. Hij presenteerde op 7 december in Groningen een onderzoek dat hij uitvoerde in opdracht van de Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij. Volgens hem is de noordelijke groei van de werkgelegenheid en de productie in de afgelopen vijftien jaar even groot of groter geweest dan in de rest van Nederland. De economische structuur wijkt nauwelijks af van het landelijke beeld. Wel is de werkloosheid nog altijd hoger, de participatiegraad lager en het aantal WAO-ers groter. Vooral qua (technische en sociale) innovatie blijft de noordelijke economie achter. Het onderzoeksverslag is te vinden op www.txu.nl. Overigens is de Eemshaven, na decennia van leegstand en mislukte projecten, nu bijna vol, zei Marc Calon tijdens het debat op 14 december (zie artikel).

Expeditie Woonlandschappen

In dit net verschenen boek van Arjen Brouwer, Martine de Jong en Gert de Roo is het ontspannende Noord-Nederlandse landschap het uitgangspunt voor nieuwe en ‘gedurfde’ vormen van wonen in de Friese regio langs de snelweg A7. Het boek is het resultaat van samenwerking tussen de faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen van de RuG, de Accolade Groep (een koepelorganisatie van vijf Friese woningcorporaties) en drie ontwerpteams waaronder Paul van Beek & De Zwarte Hond. ‘De aantrekkelijke landschappen van de A7-regio werken als een marketinginstrument op de woonconsument, terwijl nieuwe investeringen in het wonen gelijk een investering in het landschap betekenen’, aldus de achterliggende visie. Expeditie Woonlandschappen en Lila en de planologie van de contramal zijn uitgegeven door In Boekvorm Uitgevers te Assen.