Akkerlandbroeders, graslandbroeders en struweelbroeders zitten in het nauw.

De goeie oude tijd voor weidevogels, dat was de tijd van natte/vochtige, kruidenrijke, pollige graslandjes met traag groeiend gewas en met veel gezond bodemleven door het gebruik van ruige mest. Er werd in een veel langzamer tempo dan tegenwoordig, en vaak pas na broedtijd gemaaid. Grutto’s zag je veel; tot 1957 mochten er zelfs nog grutto-eieren geraapt worden. Behalve grutto broedden op dit soort graslandjes ook watersnip en kemphaan. Het hoogtepunt wat betreft de stand van de weidevogels in Nederland lag zo tussen 1920 en 1975.
Kieviten en grutto’s nestelen op grasland, en kieviten ook graag op een (nagenoeg) vegetatieloze ondergrond, zoals bouwland. Kieviten konden zich goed staande houden op de akkertjes toen de boer nog achter de kont van het paard, de ploeg, de eg en de zaaimachi…

Trefwoorden