Het wankele evenwicht tussen behoud en vernieuwing, de spanning tussen hoop en verwachting, het krachtenspel in het 'gevecht' om de hectares, dat alles bepaalt het gezicht van het landschap van morgen.

Het wankele evenwicht tussen behoud en vernieuwing, de spanning tussen hoop en verwachting, het krachtenspel in het ‘gevecht’ om de hectares, dat alles bepaalt het gezicht van het landschap van morgen.
Het mechanisme dat de veranderingen in het landschapsbeeld veroorzaakt, het dealen met bezit en belangen, werkt voornamelijk achter de schermen. Zoals een regisseur netjes een scène op het podium neerzet, zo levert de aannemer de woonbuurt keurig op. Wat we niet zien, zijn de emoties achter de coulissen. Af en toe pikt een journalist iets op over financiële tekorten of onwillige ontwikkelaars, maar nieuws over de stand van zaken behoort alleen naar buiten te komen als een succesvolle fase in de rit naar de eindoplevering van het plan.
Toch wordt het hectarenspel de laatste tijd doorzichtiger. Onder invloed van het nieuwe overheidsbeleid voor ruimtelijke ordening dat een meer ontwikkelingsgerichte aanpak van ruimtelijke problemen voorstaat, halen bestuurders partijen bij elkaar om ze in ontwikkelteams oplossingen te laten bedenken voor dorpsuitbreidingen, ecologische verbindingen, vaarverbindingen, bedrijfsvergrotingen et cetera.
Dat maakt veranderingen minder gedicteerd en meer gekozen. Dat maakt belangen en emoties zichtbaarder. Dat maakt van het ‘gedoe’ achter de schermen een spel voor op het podium. De opdrachtgever heeft nu meer regietalent nodig.
De belangenstrijd op weg naar het nieuwe landschap handelt doorgaans om twee zaken. Ten eerste om nut en noodzaak van het gebruik van de ruimte. Ten tweede om appreciatie van het ruimtelijk beeld. Kort gezegd draait het om gebruik en beleving van het landschap. Een begrippenpaar dat in de landschapsplanning al jaren meegaat en zeker nog eeuwen meekan. Functioneel gebruik (zoals wonen, landbouw, infrastructuur) van het landschap is evident. Hier zal niemand aan willen tornen, tenzij je van krimp in de economie houdt. Het begrip beleving ligt moeilijker. Zodra het om mooi en lelijk gaat of om geluidscontouren en geurcirkels tonen de gevoeligheden zich pas echt.
De balans tussen behoud en vernieuwing is het moeilijkst te behouden bij discussies over veranderingen in beeld. Vrijwel iedereen onderkent de noodzaak om te investeren in meer werkgelegenheid, maar o wee! als het uitzicht vanuit de wijk op veerijk grasland moet wijken voor een bedrijventerrein. Alles goed, maar niet in mijn achtertuin. Acceptatie van functieveranderingen in grondgebruik is dan ook sterk afhankelijk van de acceptatie van het nieuwe beeld dat de veranderingen met zich meebrengen.

Protesteren en accepteren

Een ruimtelijk plan moet zijn weg vinden in het krachtenveld van protesteren en accepteren. De spectrum varieert van volledige planbestrijders tot volledige acceptanten. Het baanverlengingsplan voor Vliegveld Eelde illustreert dat mooi. Het plan biedt veel kansen voor de regionale economie. Hoewel de groep acceptanten (uit de hele regio, dus niet alleen uit Eelde) veruit in de meerderheid is, stuit het plan al jaren op volhardend verzet van een protestgroep. Wie maken daar deel van uit? Dat varieert, van low-acceptanten, die verlenging willen toestaan maar dan met een ruime natuur-compensatie (een soort afkoopregeling voor nieuwe natuur op een plek in de buurt), tot high-acceptanten, die baanverlenging gekoppeld zien aan een onbeperkt aanbod aan nieuwe bedrijvigheid en vakantievluchten. Dat een ontwikkelteam met alle partijen het probleem kan oplossen, behoort al lang tot de onmogelijkheden. Iedereen heeft zich ingegraven, alleen de gang naar de rechter houdt er nog wat beweging in.

Beheerders en verbeelders

Bij alle schermutselingen om het ruimtelijk gebruik gaat het tussen de behouders en de vernieuwers, ook wel de beheerders en de verbeelders genoemd. De beheerders staan voor het duurzaam voortbestaan van aanwezige kwaliteiten, terwijl de verbeelders kansen zien in het benutten van die kwaliteiten en het ontwikkelen van nieuwe. Verbeelders zijn nieuwsgierig naar nieuwe beelden en sferen.
De Poolse filosoof Leszek Kolakowski (1927) vindt de tweepoligheid in behoud en vernieuwing een natuurlijk gegeven en een noodzakelijk spanningsveld bij elke verandering in de samenleving. ‘De spanning tussen de starheid van de structuur en de krachten van de vernieuwing, tussen traditie en kritiek is een voorwaarde voor het menselijk leven.’ Kolakowski ziet in de samenleving een tweedeling tussen onmisbare geheiligde waarden als religieus leven en goddelijke energie (sacrum) aan de ene kant en geloof in wereldse kennis en kunde (profanum) aan de andere kant. Het lijkt alsof de beide begrippen zich ook in de ‘strijd’ om de ruimtelijke invulling hebben genesteld. Het sacrum als de partij voor een goed rentmeesterschap van de natuur en het historisch erfgoed, het profanum in de gedaante van vooruitgangsdenkers en vernieuwers.
Vooral ontwerpateliers met een gemÍleerd gezelschap en een ecologische planopgave doen vaak denken aan de traditionele strijd tussen het leven en de leer. De ecologen hanteren het ecologisch handboek voor nieuwe natuur en natuurverbindingen als een kerkleer. Het geloof in een herschapen natuur, het sacrum van de ecologie komt recht tegenover de ‘verstorende’ profane ondernemer te staan.
Die botsing deed zich vorig jaar ook voor in een ontwerpatelier voor de uitwerking van de ecologische verbinding tussen de Sallandse Heuvelrug en het Dwingelderveld. Het driedaagse atelier, georganiseerd door de provincie en de Dienst Landelijk Gebied, was ondergebracht in een groepsaccomodatie in het Drentse Zuidwolde, in het tracé van de aan te leggen ecologische snelweg. De belangen waren groot, dus er was een grote opkomst. De provincie stond in de startblokken om beschikbaar geld uit te geven voor een ecologische verbinding oostelijk van Zuidwolde, de boeren aldaar stonden klaar om dit te voorkomen met een alternatief tracé aan de westkant. Midden op tafel lag het Handboek Robuuste Verbindingen (met alle ecologische randvoorwaarden). Het proces kon van start gaan.

Confronteren en balanceren

In haar laatste levensjaar schreef de Engelse journaliste Nan Fairbrother (1913-1971) haar alom geprezen boek New Lives, New landscapes. Ze behandelde daarin onder andere het thema van de tweepoligheid natuur/cultuur en vatte dit samen in de zin ‘Veranderend landschap is altijd een samengaan van een ecologisch en cultureel continuüm’.
Het had niet veel zin om dit verheven standpunt op de deelnemers in Zuidwolde, in dat zaaltje vol spanning, over te brengen. En er was al helemaal geen ruimte voor de filosofische gedachte dat natuurontwikkeling net zo cultuurbepaald is als het verbouwen van aardappelen. Nee, het atelierprogramma zag er rechtlijnig uit: een dag confronteren, een dag balanceren en een dag informeren. De media hingen al vanaf het eerste uur aan de lijn. Het proces voltrok zich drie dagen lang in een atmosfeer van gespannen verwachtingen. Er moest iets uitkomen, het leek wel een milieutop.
De Dienst Landelijk Gebied heeft een ateliermethode (merknaam ‘Schetsschuit’) ontwikkeld. Wat houdt die in? Pas gaan schetsen aan oplossingen als alle dubbele agenda’s op tafel liggen. Werken in kleine schetsteams van niet meer dan vijf personen, onder leiding van een landschapsarchitect die de deelnemers ‘uithoort’ over hun belang en hun oplossing. De informatie in tekeningen ‘notuleren’, om die daarna met alle teams te bespreken. In zoín plenaire sessie wordt naar een balans tussen alle belangen gezocht, die daarna per team wordt doorontwikkeld en uitgetekend. De methode anticipeert op openheid en goed naar elkaar luisteren. De landschapsarchitect is al die tijd niet meer dan een schetsende notulist. Pas in laatste instantie ‘waagt’ hij zich samen met de teamleden aan creatief ontwerpen. Alle noteringen en schetsen van de vorige dagen leveren hiervoor het basismateriaal. Het atelier sluit af met een beamer-geprojecteerde presentatie van alle tekeningen, fotoís en teksten aan de verantwoordelijke bestuurders, die zo een beeld krijgen van het procesverloop en zich kunnen uitspreken over de waarde die het resultaat voor hen heeft.
Het atelier Zuidwolde was een spannend avontuur met journalisten en camera’s. De emoties liepen soms hoog op maar het succes was dat alle partijen tot het laatst aan tafel bleven en er een resultaat uitkwam dat het meeste wantrouwen wegnam. Het tracé is nog niet bepaald. Wel is duidelijk dat er geen variant meer tegen de wil van de ander doorgedrukt kan worden.

Doordrukken

Traditioneel en nog steeds gangbaar ligt in het voorportaal van de meeste ontwerpopgaven al een plan klaar. Een wethouder heeft plannen voor woningbouw en wil die ambitieus ontwikkelen en uitvoeren. De gemeente zoekt een ontwerpbureau, dat de opdracht voor het maken van een plan vervolgens naar wens uitvoert. Echter, in de planpresentatie aan de raad stellen de raadsleden lastige vragen over samenhang van het plan met de historie van het plangebied, wateronttrekking uit de omgeving voor de vereiste drooglegging van de woningen, de schaal van de openbare ruimte. Vervolgens wordt in de openbare raadsvergadering het plan als onvoldoende gekwalificeerd. De tijd van plannen doordrukken raakt achter ons, het publiek wordt deskundiger en mondiger.
Je valt als ontwerper door de mand als uit het ontwerp nauwelijks enige aandacht voor de historie van de plek blijkt. Vooral bij bewonerspresentaties valt zoín tekort aan plaatselijk historisch inzicht slecht. Het zal niet de eerste keer zijn dat een bestuurder voor een afkeurende zaal staat op het moment dat hij een historie-ontkennend plan verdedigt. Hij is dan of met een lui, of met een creatief-ambitieus bureau in zee gegaan, waarbij dat laatste eerder een ‘briljant’ dan een mooi plan heeft willen maken. De wethouder zie je dan zweten om het ontwerp geaccepteerd te krijgen. Vooral in de noordelijke landschapsontwikkelingsplannen van de afgelopen tien jaar zaten vaak nodeloze eigenzinnigheden waarmee de ontwerper het plan bijzonder wilde maken, zoals woningbouw op de mooiste plekken in de Ecologische Hoofdstructuur, of een serie uitkijktorens op de zeedijk. Je bewijst hier het ideaal om de politiek dicht bij het volk te krijgen geen dienst mee. Het kan natuurlijk ook zijn dat de ontwerper gewoon met een verkeerde of onduidelijke opdracht op pad is gestuurd, maar dan nog.
Ook plannen die maar één belang dienen, vallen slecht. Ze gaan, is het niet op korte dan wel op lange termijn, krom staan van de bijwerkingen. Neem een waterbeheersingsplan dat alleen rekening houdt met het belang van de landbouw. Het leidt op den duur tot conflicten met andere gebruikers van dezelfde ruimte. De natuurbeheerders zien hun natuurterrein ontwaterd, archeologen vrezen voor hun plaatselijk bodemarchief, historisch geografen zien oude structuurlijnen verdwijnen, bewoners missen een recreatief medegebruik van het plan en ten slotte blijkt het plan ook nog eens ongeschikt voor uitvoering van nieuw beleid voor waterberging. Dus geen mono-thematische plannen meer. Zelfs het kleinste plan kan beter worden als er ook nog iets voor de medegrondgebruiker inzit. Al is het maar een iets grotere maat duiker in de vaart, zodat er niet alleen water maar ook nog een kanoÎr onder de dam door past. Zo kan zelfs het kleinste plan inspireren.

Plangewenning

Inspirerende plannen kent het Noorden genoeg. Denk aan de jarenzeventigwoningbouw in Emmen, de wijk Hoornse Meer in Groningen, het museum Belvédère in Heerenveen, het gemeentehuis van Tynaarlo, het Friese Merenplan, het plan voor de glastuinbouw bij Sexbierum, het vaarrecreatieplan voor Midden- en Zuid-Drenthe.
De plannen voor Meerstad en Blauwestad zijn spraakmakend, maar moeten zich nog bewijzen als bron voor inspirerende woningbouw. Ze inspireren al wel de perifere dorpsbewoning, waar ze het ondernemerschap in de horeca en recreatiebranche tot leven wekken (Blauwestad). Meerstad had in de beginfase van de planvorming te maken met een zich van het plan afkerend dorp Harkstede. Na een paar jaar van plangewenning meldt Harkstede zich opnieuw, nu met het verzoek om een mooi front aan het meer. De beide meerplannen hebben zich inmiddels bewezen als meer dan stedenbouwkundige plannen alleen. Door de enorme schaal van de plangebieden en het sterk geïntegreerde gebruikskarakter van meer functies dan alleen woningbouw profiteren hele regio’s van deze nieuwe vorm van landinrichting.

Het ongeplande

Ten slotte zij er op gewezen dat niet elke transformatie van het landschap volgens plan verloopt. Een verloren hoek of een vergeten gat kan zomaar promoveren tot interessante locatie voor een nieuwe bestemming. Een slibdepot of een onbebouwd industrieterrein kan zichzelf jarenlang in alle rust verrijkt hebben met leuke dier- en plantensoorten, die met dank aan de Flora- en Faunawet niet per se hoeven te verhuizen.
Hoe zuur ook voor Waterstaat en het Havenschap, ze dachten bouwterrein te hebben maar het bleek natuurterrein te zijn. Of al die zandgaten, gevuld met geurig kwelwater… Als je de natuurlobby nog net voor bent, blijk je er magnifieke meerwijken van te kunnen maken.

Wim Boetze is landschapsontwerper en werkt bij de Dienst Landelijk Gebied

Trefwoorden