Gert Sennema wil met theatervoorstellingen waardig afscheid te nemen van zeven bouwwerken in het Groningse Westerkwartier.

Vanuit de voormalige zuivelfabriek van Grijpskerk, waar hij zijn atelier heeft, kijkt beeldend kunstenaar, muzikant en theatermaker Gert Sennema kilometers ver over het weidse Groningerland. Recht vooruit staat een Groninger boerderij met een driekappige schuur. Iets naar rechts zie je de gasopslaglocatie. Al weer enkele tientallen jaren geleden werd de oude zuivelfabriek omgebouwd tot een complex dat ruimte biedt aan bedrijven.
Sennema heeft iets met oude gebouwen. Tot mei 2005 had hij een atelier in het oude station van Grijpskerk, aan de andere kant van het dorp. Dat brandde af. Van het ene op het andere moment stond hij op straat. Enige tijd later ging hij terug naar de plaats van dat afgebrande station. ‘Alles was strak bestraat en je kon niet zien dat daar ooit iets had gestaan. Dat raakte me. Een aantal weken eerder was ik daar nog aan het werk geweest. Met het stationsgebouw was ook ik in de omgeving opgenomen geweest. Nu alles weg was, was ik een buitenstaander geworden. Op dat moment realiseerde ik me dat er op die wijze veel vaker gebouwen verdwijnen, zonder een spoor achter te laten. Ik kreeg toen sterk het gevoel dat ik iets met die verdwijnende werelden wilde doen.’
De Grijpskerker kunstenaar was op dat moment al als vormgever betrokken bij locatietheaterprojecten. ‘Na die brand heb ik me afgevraagd hoe je op een goede manier afscheid kunt nemen van iets wat verdwijnt. Als iets er niet meer is, bestaat het dan nog in de herinnering, en zo ja, hoe dan? Dat is mijn artistieke fascinatie. Uiteindelijk kwam ik bij het begrip “requiem” terecht. Daarin probeert een componist mensen te verzoenen met leven en dood, maar vooral met ’t onvermijdelijke. Zo’n requiem met de functie van een loutering kun je ook op gebouwen van toepassing laten zijn.’
Vervolgens realiseerde Sennema zich dat de verschillende fases van de menselijke rouwverwerking parallel lopen aan de verschillende delen van een requiem. Toen een bevriend historicus hem bovendien het zeventiende-eeuwse boekwerkje Des menschen op- en nedergang ter hand stelde over de zeven verschillende fases in een mensenleven, kwam voor hem alles samen. ‘Ik heb toen een zevental voor het Westerkwartier belangrijke bouwwerken gezocht die op de nominatie stonden om gesloopt te worden.’
Rond drie van die objecten zijn inmiddels muziektheatervoorstellingen gemaakt. Vier andere projecten zitten er nog aan te komen. ‘We proberen de toeschouwers aan het denken te zetten over de betekenis van zo’n plaats. Welke rol heeft die gespeeld in de levens van de mensen uit de omgeving? Wat betekende dat voor de identiteit van de streek?’
De makers betrekken zo veel mogelijk mensen uit de regio bij hun producties. ‘De bevolking van het Westerkwartier treedt niet vaak zelfbewust naar buiten. Oost-Groningen is veel strijdbaarder. Toch is hier ook veel dat de moeite waard is.’
Mirakel van Grootegast
De eerste voorstelling speelde zich af rond het buurtcentrum De Burcht in Grijpskerk. Dat was in november 2007. Het verenigingsgebouw, waar een belangrijk deel van het sociale dorpsleven zich afspeelde, moest plaatsmaken voor de uitbreiding van een supermarkt. In mei 2008 was er ‘Het mirakel van Grootegast’. In deze voorstelling draaide het om het inmiddels gesloopte café Centrum, of café Helmus zoals iedereen het noemde. Sietse van der Hoek schreef de teksten voor de voorstelling, op basis van dorpsverhalen uit de kroeg. Een twintigtal acteurs uit de regio en vier muziekkorpsen uit het Westerkwartier deden mee. En voor de voorstelling rondom een oude boerderij in het centrum van Kornhorn schreef Aafke Steenhuis een tekst. Er kwamen per voorstelling tussen de twee- en drieduizend belangstellenden. Per locatie zijn er vier of vijf uitvoeringen.
Van Starkenborghkanaal
Tussen mei van dit jaar en de zomer van 2010 volgen de andere producties. Momenteel werkt Sennema samen met anderen aan een spektakel dat in mei plaatsvindt in Zuidhorn, rond een brug over het Van Starkenborghkanaal. In september richt hij de aandacht op Kamp Nuis. ‘In dat verdwenen kamp hebben geïnterneerde NSB’ers gezeten en later Molukkers. Een soort schandplaats, ook al is dat lang ontkend. Samen met Molukkers gaan we daar weer een barak neerzetten en daaromheen een voorstelling ontwikkelen.’
Het gebied rond de al verdwenen drukkerij Bronsema in Leek, waar een winkelcentrum en appartementen komen, vormt het onderwerp van de voorstelling in het voorjaar van 2010. Sennema sluit de reeks in de zomer van dat jaar af met een project in de omgeving van Roden, waar een enorme nieuwbouwwijk zal verrijzen.
‘Alle voorstellingen vinden plaats onder de naam “SWET”. Dat is Gronings voor een erfafscheiding, een grens. We hebben hier bijvoorbeeld ook swetsloten. “Gods laifde kent inne noch swet”. Die tekst staat op het graf van mijn opa.’

Meer informatie over de voorstellingen:
www.swet.nu
Kader: Gert Sennema is ook beeldhouwer. Zijn
‘Sisyphus’ uit 2008 op de Brink voor het Drents Museum in Assen, hakte hij uit een driehonderd jaar oude, zieke beuk die op de Brink stond. Tijdens het maken liet de boom stukjes geschiedenis van Assen los. Zo stuitte Sennema op ijzerresten, diep in de jaarringen. Zijn verklaring: een haak, waaraan de eerste telefoon van Assen heeft gehangen. Assen heeft volgens de kunstenaar raakvlakken met Sisyphus. ‘De heroïsche figuur zeulde eindeloos met een zwerfkei, de Brink ligt bezaaid met zwerfkeien uit onze vroegste beschaving. Verder refereert het beeld aan de negentiende eeuw, toen Lodewijk Napoleon grootse plannen had met Assen. Die werden vroegtijdig afgebroken omdat hij door zijn broer werd teruggeroepen naar Frankrijk.’ Sennema wilde iets maken wat naar die periode van bloei verwijst, als tegenhanger van ‘Bartje’.

Trefwoorden