De leden van de mossenwerkgroep Drenthe-Groningen kijken altijd naar de grond. Daar ontvouwt zich het schitterende mini-universum van het groenste groen. Welkom in de wereld van het mos. Na drie maanden zonder bericht belt Evert Rietsema (86). ‘Met Rietsema. Van de mossengroep. Morgen gaan wij weer van start.’ Het is maandag, half oktober. De dag erop gaat de mossenwerkgroep Groningen-Drenthe op excursie naar het Westerholt, tussen Anloo en Anderen. Rietsema begint aan een routebeschrijving en meldt dat de groep om tien uur heeft afgesproken. In de zomer ligt het mossenwerk stil. Als het droog is, zijn de mossen niet op hun best, zegt Rietsema. ‘Wij wel, maar de mossen niet. Wij werken het meest in de herfst en het vroege voorjaar.’ De leden van de mossengroep gaan eens per twee weken op pad, op een dinsdag. Ze werken van kwart over tien tot een uur of twee. ‘We zien elkaar, brengen de mossen in kaart en spreken af voor de toekomst, hoe we weer verdergaan.’

Ongeveer twintig regionale mossenwerkgroepen brengen de mossenbodem van Nederland in kaart. Er zijn ongeveer zeshonderd soorten mossen. Verder komen er zeshonderd korstmossen voor, een van het gewone mos gescheiden onderzoeksgebied met eigen werkgroepen. Mos- en korstmosmensen vinden elkaar in de bryologische en lichenologische werkgroep van de KNNV, de vereniging voor veldbiologie. Er zijn lezingen, excursies, er is het tijdschrift Buxbaumiella en een online mosforum. De Drents-Groningse mossenwerkgroep doet Drenthe en Groningen. Dat is historisch zo gegroeid. Er is ook een werkgroep Fryslân, die aan zijn kant van de grens blijft. Er is af en toe contact. De Drents-Groningse groep is jaren geleden begonnen, toen mossenwetenschapper Ben van Zanten buiten de Rijksuniversiteit Groningen c…