De melkquota worden afgeschaft. Vanaf 2015 mogen Europese boeren zo veel melk produceren als ze zelf willen. Maar de zuivelhandel is sterk internationaal en de groei van melkveehouderijen wordt ook door andere wetgeving gereguleerd. Hoe reëel is de angst voor monsterbedrijven en megastallen in Noord-Nederland?

De melkquota worden afgeschaft. Vanaf 2015 mogen Europese boeren zo veel melk produceren als ze zelf willen. Maar de zuivelhandel is sterk internationaal en de groei van melkveehouderijen wordt ook door andere wetgeving gereguleerd. Hoe reëel is de angst voor monsterbedrijven en megastallen in Noord-Nederland?

De zuivelsector is tevreden. Na dertig jaar quotering wordt de melkmarkt vanaf april 2015 opengebroken. De verwachting is dat in 2020 de Nederlandse melkproductie met tien tot twintig procent zal zijn gegroeid. Om daarop in te spelen investeert de zuivelsector de komende tijd 700 miljoen euro in de bouw van nieuwe faciliteiten en fabrieken in onder meer Heerenveen en Assen. Goed nieuws voor bouwbedrijven, die niet bepaald omkomen in het werk.
Maar naast de economische boost is er ook een keerzijde. Extra melkproductie betekent meer melkvee, en dus meer mest. Met een beperkt oppervlakte aan gras- en bouwland waarop boeren de mest kunnen uitrijden, hangt Nederland een mestoverschot boven het hoofd. Om megastallen en mestbulten te voorkomen, wordt er gewerkt aan een nieuwe wetgeving. En dit keer neemt niet de overheid, maar de zuivelsector het voortouw.

Nieuwe mestwet

Onder leiding van LTO Nederland heeft een aantal grote spelers binnen de sector een voorstel gedaan voor een nieuwe mestwet. Het plan past binnen de maatschappelijke trend van een terugtredende overheid. Dat werd ook wel tijd, vindt Kees Romijn, melkveehouder en voorzitter van de vakgroep melkveehouderij van LTO. ‘Wij hebben een broertje dood aan regelgeving’, zegt hij.
Romijn wil koste wat het kost voorkomen dat het kabinet een systeem van dierrechten invoert, waarmee staatssecretaris Dijksma van economische zaken heeft gedreigd. Daarbij kopen boeren rechten om een bepaald aantal dieren te mogen houden. Oude wijn in nieuwe zakken, zou je kunnen zeggen. Romijn is niet enthousiast over de dierrechten, want de sector kan het volgens hem best zelf af.
Dijksma geeft het initiatief een kans. Het voorstel met de naam ‘Koersvast richting 2020’ wordt op dit moment doorgerekend door het Planbureau voor de Leefomgeving, dat voor het eind van het jaar bekendmaakt of het plan haalbaar is. De crux van het plan is mestverwerking.
Een andere samenstelling en toediening van krachtvoer moeten de extra hoeveelheid mest die vrijkomt door de groei van de melkvee-sector indammen. Het overschot aan mest dat dan toch nog ontstaat wordt zowel decentraal als centraal verwerkt en omgezet in een exportwaardig product. Als het voorstel de rekenproef doorstaat, zal het omgezet worden in een wet.

Lichte groei

De afgelopen dertig jaar is de vraag naar zuivelproducten vanuit voornamelijk opkomende economieën als China, Rusland en Nigeria sterk gestegen. Mede door de melkquota bleef het aanbod relatief laag, wat de melkprijs opstuwde. De mondiale vraag naar melk groeit jaarlijks met 20 miljard kilo, een stijging van meer dan 2 procent.
Toch zal de melkquota opheffen volgens landbouweconoom Roel Jongeneel van onderzoeksinstituut LEI niet leiden tot een massale groei van boerenbedrijven in Nederland. ‘De melkquota in de verschillende Europese landen zijn sinds 2008 elk jaar met ruim een procent verruimd’, zegt hij. ‘In april 2015 perken alleen Nederland, Denemarken en Ierland de melkproductie nog door quota in.’ Jongeneel verwacht een lichte stijging in het aantal koeien, wat zal leiden tot meer melk. ‘Ik voorzie de komende jaren een prijsdaling van zo’n vijf procent’, zegt Jongeneel, die uitgebreid onderzoek heeft gedaan naar afschaffen van de melkquotering. ‘Dat zal gevolgen hebben voor een aantal melkveehouders die toch al op de rand zitten. Die zullen er noodgedwongen mee stoppen. Maar ik denk dat dat eerder boeren in Scandinavië zullen zijn, dan in Nederland. Daar zijn de productiekosten per liter melk hoger dan hier.’
Deense boeren zijn daarbij extra kwetsbaar, doordat veel agrariërs daar de laatste jaren flink hebben geïnvesteerd in schaalvergroting. De sterk stijgende grondprijzen in Denemarken maakten die investeringen mogelijk. Maar toen de grondbubbel in 2008 barstte, verloor agrarisch land in een klap de helft van zijn waarde, waardoor veel Deense boerenbedrijven nu onder water staan.

Koe in de wei

Jongeneel verwacht in Nederland daarom niet direct een toename van faillissementen door de lagere melkprijs. De prijs van melk zal zich volgens hem binnen afzienbare tijd stabiliseren op een relatief hoog niveau. ‘Maar ik voorzie wel een daling van het percentage koeien dat in de wei staat’, zegt hij.
De veertig koeien van bio-boer Gerben Engwerda uit Tytsjerk blijven wel in de wei. De Fries weet nog niet of hij de komende tijd zal groeien. ‘Er zijn boeren die met het oog op 2015 ontzettend hebben uitgebreid, maar ik wacht eerst nog even af. Ik kan meer grond pachten en dus ook uitbreiden, maar of dat gebeurt hangt helemaal af van de prijs die ik voor mijn melk kan krijgen.’
Hij vindt dat biologische boeren op dit moment nog te weinig samenwerken om hun product aan de man te brengen en te veel zijn overgeleverd aan de grillen van de markt. ‘Als je de supermarktfolders ziet, gaat het alleen maar over “wij zijn het goedkoopst”. Daar moet je als biologische sector een weerwoord op hebben. Bioboeren zien de noodzaak om samen een vuist te maken, maar niemand neemt de leiding.’
Volgens een rapport van de Universiteit Wageningen produceert een koe in de wei in ons land 6.000 tot 7.500 kilo melk per jaar, terwijl een dier dat geen weidegang krijgt meer dan 8.500 kilo per jaar oplevert. Hoge melk-
prijzen maken het aantrekkelijk voor boeren om een zo hoog mogelijke productie per koe te realiseren. Het is dan ook verleidelijk om melkkoeien standaard op stal te zetten.
Onzin, vindt Kees Romijn van LTO. ‘Een koe in de wei levert niet per definitie minder melk dan een koe op stal. Dat ligt aan de boer zelf. Sommige boeren hebben het nu eenmaal meer in de vingers dan anderen.’ En het ligt aan de consument, vindt hij. ‘De koe in de wei is onlosmakelijk verbonden met de agrarische sector, maar meer koeien in de wei betekent ook meer betalen voor weidezuivel.’

Exportlanden bepalend

Of de Nederlandse consument hierbij ook daadwerkelijk een lans kan breken voor weidegang is de vraag. Het overgrote deel van de Nederlandse zuivel wordt geëxporteerd. In 2011 ging voor bijna 5,4 miljard euro aan zuivelproducten naar het buitenland, ruim 80 procent van de totale productiewaarde van 6,4 miljard euro.
Driekwart van de export vindt plaats binnen Europa, maar de export naar buiten Europa, met name Azië en Afrika, stijgt de laatste jaren met zo’n vijftien procent per jaar. Of de
Nederlandse koe in de wei kan blijven, hangt dan ook voor een aanzienlijk deel af van Duitsers, Chinezen en Nigerianen. Als die bereid zijn om extra te betalen voor melkpoeder van koeien die buiten grazen, kan dat het verschil maken.
De woordvoerder van Dijksma verzekert dat weidegang belangrijk is voor de staats-secretaris. Maar het is de vraag of een sector die bovenal economische drijfveren heeft en gericht is op winst maximaliseren voldoende openstaat voor deze maatschappelijke wens.
In Zweden neemt de overheid zelf initiatief. Daar is weidegang voor koeien verplicht. Een beleid dat op dit moment geen optie is voor de Nederlandse overheid. ‘Op dit moment zijn bij ons geen specifieke maatregelen op dat gebied bekend’, zegt de woordvoerder van Dijksma.
De weidegangbonus die zuivelbedrijven aan boeren betalen varieert van een halve tot een hele cent per liter. ‘Er zijn boeren die dat niet lonend vinden en hun koeien daarom op stal houden’, zegt Romijn. Hij verwacht dat het absolute aantal koeien in de wei gelijk blijft, maar omdat het totale aantal koeien stijgt, wordt het percentage koeien dat in de wei staat wel lager.

Mestvergisters

Zowel Jongeneel als Romijn gaat uit van schaalvergroting. Toch verwachten ze geen explosieve groei. ‘De melkquotering valt weg, maar er zijn in Nederland nog allerlei andere regels die een onbeperkte groei in de weg staan’, zegt Jongeneel.
Mest lijkt de grootste beperkende factor. De hoeveelheid mest die boeren mogen uitrijden loopt de komende jaren naar verwachting iets terug. Maar extra koeien zorgen voor meer mest. De oplossing ligt volgens LTO in mest verwerken. Dat zal zowel lokaal als centraal gebeuren. De capaciteit voor mestverwer-king verdrievoudigt volgens de plannen de komende jaren bijna naar 12,5 miljoen ton mest per jaar. Het gaat daarbij voornamelijk om mestvergisters, biologische zuiverings-
installaties en mestscheiders.
‘Je zult de komende jaren meer centrale mest-verwerkingsinstallaties zien’, zegt Romijn. ‘Maar er zullen ook kleinere installaties worden gebouwd op boerenerven. Dat scheelt in de kosten voor vervoer en verwerking.’ Een massale bouw van biovergisters op erven zoals in het noorden van Duitsland ziet hij vooralsnog niet gebeuren.
‘In Duitsland heb je grote bedrijven van duizend koeien, met grote vergisters. Ik verwacht dat het gemiddelde Nederlandse melkvee-bedrijf zal groeien van zo’n 75 koeien nu, naar zo’n 140 koeien in de toekomst. Dan heb je het dus over relatief kleine bedrijven, waar ook kleine vergisters bij horen.’
Zo zal het afschaffen van de melkquota leiden tot veranderingen in de agrarische bedrijfsvoering en in ons landschap, maar lijkt de angst voor het ontstaan van monsterbedrijven vooralsnog ongegrond.

Achtergrondinformatie – Waarom werd het melkquotum ingevoerd?

In 1983 zijn de melkprijzen op de wereldmarkt laag. Toch produceren Europese boeren zo veel melk als ze kunnen. Ze krijgen dermate veel subsidie op hun melk, dat het loont om te groeien en steeds meer melkvee te houden. Het resultaat: een boterberg, een melkplas, een groeiend mestoverschot en een Europese landbouwbudget dat meer dan een derde van het totale EU-budget opslokt.
In 1984 komt het keerpunt. Brussel stelt een melkquotum vast voor alle landen van de Europese Unie. De richtlijn is het productieniveau van dat jaar, min tien procent. De melkproductie schiet omlaag en de subsidiekosten dalen. Boerenbedrijven groeien niet langer en boeren zijn verzekerd van een minimum inkomen. De subsidies zorgen ervoor dat de agrarische sector in Europa kan overleven.
De EU had er ook voor kunnen kiezen een liberale koers te varen en de markt zijn werk te laten doen. Maar de Europese melk kan in de jaren tachtig niet concurreren met melk uit andere delen van de wereld. De productieprijzen zijn zo hoog, dat de Franse en Nederlandse boer het binnen de kortste keren af zou moeten leggen tegen concurrenten uit Zuid-Amerika en Oceanië.
Een koeloos Nederland, waar alle melkproducten geïmporteerd zouden worden, werd het schrikbeeld van menig Nederlander. Met de koe in de wei zou ook de werkgelegenheid in de zuivelsector en de onafhankelijkheid van buitenlandse leveranciers verdwijnen. Onacceptabel, oordeelden de beleidsmakers. Een productieplafond voor melkveehouders moest dit scenario voorkomen en verzekerde boeren van een minimumprijs voor hun melk.
Inmiddels zijn we dertig jaar verder. De melkquotering als beleidsinstrument heeft zijn werk naar behoren gedaan. In plaats van de verwachte productiegroei van 45 procent die economen tussen 1984 en het jaar 2000 verwachtten, is de Europese melkplas met 10 procent afgenomen. Niet alle boeren hebben het gehaald, maar er lopen nog steeds koeien in de Nederlandse, Zweedse en Ierse wei.