Elke donderdag vind je op onze de website een nieuw perspectief op het landschap. Deze keer journalist Bert de Jong, hij vraagt zich af of bomen en het Noorden wel goed samen gaan.

Er is overal bos te vinden en toch is het Noorden arm aan bomen. Altijd zo geweest. Oude bomen zijn er niet veel. Her en der staat in een bos of in een park nog een knoestig exemplaar. Een eik van 1673 bij Oldeberkoop, waaraan volgens overlevering Franse soldaten werden opgehangen, mag de oudste zijn.

Bomen zijn er meestal vanwege nut. Al eeuwen zijn er huizen en schepen mee gebouwd. Ook levend zijn er functies. Er zijn essen en populieren langs wegen geplant ter markering in het landschap of langs kanalen om de kades te verstevigen. Een bomenrij staat ook op het vlakke land om als fiere windbreker de machtige boerderijen te beschermen. En eenvoudiger is een houtwal als natuurlijke afscheiding van percelen weiland. Zo zijn het beeldbepalende elementen geworden in ons verder kale landschap.

Ons land is oud, maar de bomen zijn jong. De meeste bossen in het Noorden zijn in de twee vorige eeuwen aangeplant. Zo kon zelfs het woeste land nog enig nut hebben. Het landschap werd verrijkt met het groen van de bomen, maar de essentie van het bos was: te kappen hout.

In twee eeuwen tijd is er vooral daarom in ons land honderdduizenden hectares bos bijgekomen. Door allerlei stimulansen van de overheid is het landschap in bijvoorbeeld Drenthe veel naaldbossen rijker geworden. Als de tijd rijp is, worden de voor productiehout geschikte dennen en sparren gekapt.

Eigenlijk zijn de bossen met loofbomen als eiken en beuken aantrekkelijker. Vroeger vonden de landheren dat ook. Zo zijn we in het Noorden veel bosgebied rijker geworden. Ook hier wordt trouwens gekapt om met de stammen te kunnen bouwen of om aan andere bomen ruimte te geven. Of omdat ze ziek zijn.

Het mooie is dat de bomen in de bossen gemiddeld steeds ouder worden. Ze worden gespaard. Sommige zijn al zo dik en groot dat ze amper nog in planken zijn te zagen. Zo krijgen we uiteindelijk woudreuzen die tot de verbeelding spreken en die de historie van ons landschap met zich meedragen, zoals die oude eik bij Oldeberkoop ook een monument is.

Er is nieuw nut voor bomen. Bossen kunnen een oplossing zijn voor onze klimaatproblemen. Dan moet ons landschap echter wel offeren en wordt ons vlakke land een verdienmodel met bomen. Elke ton CO2 heeft een prijs. Daarvan kan veel bos worden aangelegd. Er is een ambitieus plan om maar liefst 100.000 hectare voor het jaar 2050 te realiseren, waarvan 30.000 in het Groninger Oldambt.

Nieuwe bossen zijn een schaamlap. Ze moeten helpen onszelf te verlossen van de klimaatproblemen, of ons in ieder geval daarover een minder groot schuldgevoel geven. Het belang van iedere boom is nu een factor in de klimaatdiscussie. De gemeenten en provincies voorop moeten bomen meer koesteren, ook die exemplaren die wat extra onderhoud vragen. Wil er resultaat zijn, dan is het in de toekomst vooral van belang dat de bomen blijven staan om ieder jaar opnieuw kooldioxide op te kunnen vangen. We blijven immers ook doorgaan met vliegen en autorijden.

Wie in de auto blijft rijden, die stoot voor de 240 kilometers lange rit van Groningen naar Rotterdam zo’n 24 kilogram broeikasgas uit. Eén boom zorgt ieder jaar voor de opslag van 24 kilogram. Er zijn dus nog heel veel bomen nodig. Voor het Noorden, waar de weidse vlaktes zicht op de einder garanderen, is dat geen verrijking. Het worden compensatiebossen voor het klimaatverdriet en een eeuwigdurend monument voor hoe het zo lelijk verkeerd is gegaan met de opwarming van de aarde.