Aangezien dit nummer gaat over wierden en terpen, zal ik daarmee ook beginnen. Volgens het Nederlands-Fries woordenboek is een Nederlandse terp in het Fries een terp. En is een Nederlandse (of Groningse) wierde in het Fries een wier.

Aangezien dit nummer gaat over wierden en terpen, zal ik daarmee ook beginnen. Volgens het Nederlands-Fries woordenboek is een Nederlandse terp in het Fries een terp. En is een Nederlandse (of Groningse) wierde in het Fries een wier. Misschien hebben we hiermee gelijk een einde gemaakt aan een verhitte discussie die onlangs nog op de redactievloer van het Nieuwsblad van het Noorden werd gevoerd. Een nog niet zo lang geleden uit de randstad aangekomen redacteur had het in zijn stuk consequent over terpen. U zult begrijpen dat hoon zijn deel was toen het verhaal onder ogen kwam bij de niet geringe groep autochtone Groninger redacteuren ter redactie. ‘Dat heet bij ons een wierde. Punt uit.’
Dat laatste was mij wel duidelijk. Hoewel ik slechts enkele jaren na mijn geboorte in Delfzijl doorbracht, wist ik op jeugdige leeftijd wel dat wierde een verhoging betekende. Maar ik was dan ook geboren aan de Uitwierderweg, achter het station. Omdat we kort daarna naar Rotterdam verhuisden, legde mijn vader uit dat wat in Groningen een wierde was, in plat Rotterdams een ‘hol’ werd genoemd. Holwierde. Eenvoudig genoeg.
Daarna heb ik er tot op de dag van vandaag niet meer over nagedacht. En wanneer Jan Abrahamse me niet vrij dwingend had gezegd dat mijn eerste column voor Noorderbreedte in een nummer over wierden en terpen zou verschijnen, dan had ik er waarschijnlijk nooit meer een seconde aan besteed. Want ongetwijfeld zullen in de rest van dit nummer vele mooie verhalen en schitterende foto’s staan over wierden en terpen in het Noorden. Het probleem is: ik kan daar pas kennis van nemen op het moment dat dit nummer verschijnt. Maar, zo leer je weer een les voor de volgende keer. Is het niet beter een column te schrijven over een onderwerp dat in een vorige Noorderbreedte heeft gestaan?
Maar goed, na enige bezinning komt toch de vraag aan de orde: hoe zit het tussen mij en wierden of terpen?
Op de lagere school kregen we gelukkig nog geschiedenis volgens de ouderwetse chronologische methode. Dat betekent dat we al snel na het Steentijdperk bij onze manhaftige strijd tegen het water belandden. Met name in het Noorden woonden onze voorouders op terpen. ’s Zomers konden ze er ook af om hun koeien te weiden, maar, ik citeer nu de onderwijzeres juffrouw Van Leer, ‘als de novemberstormen de zee over de lage kust ranselden dan werden deze terpen ingesloten door het water en begon de ruige strijd om het bestaan.’ Het leek me heerlijk. Een hele winter op zo’n terp. Uiteraard een goed boek onder handbereik. Bovendien ging ik ervan uit dat de lagere school op een andere terp was gevestigd, zodat ik gedurende de hele winter geen rare sommen hoefde te maken over krankzinnige wandelaars die van A naar B of van B naar A vertrokken en ook nog verschillende snelheden aanhielden.
Dit terpengevoel, of moet ik zeggen wierderitis, heeft me – nu ik er echt over nadenk – eigenlijk mijn hele leven achtervolgd. Toen ik 12 was en vanwege een liesbreuk in het kinderziekenhuis was opgenomen, werd ik in allerijl geïsoleerd omdat men dacht – mijn krasje kwam op – dat ik tbc had. Mijn zaalgenootjes schilderden een zwarte toekomst toen ik inderhaast werd weggereden. Ik zou nooit meer bezoek krijgen. Ja, misschien moest ik wel naar een sanatorium in Davos in het verre Zwitserland. In een soort aquarium werd ik vertroeteld door de zusters. Ik had het recht van eerste keuze in de ziekenhuisbibliotheek. En Davos? Dat klonk pas spannend. Met de kerst zouden wenende familieleden mij over de radio horen, maar ik had in ieder geval geen gezeur aan mijn kop. Toen ik later beroepshalve regelmatig in Davos kwam, vond ik het al snel een terp te ver. Die bergen zijn leuk voor een tijdje, maar wie gewend is aan plat land, krijgt de neiging af en toe zo’n Alp verplaatsen om het uitzicht te verruimen. De snode plannen gingen helaas niet door omdat snel bleek dat ik als kleuter een bepaald vaccin had toegediend gekregen waardoor wel het krasje opkwam, maar juist als antistof tegen tbc zou moeten werken. Helaas. Geen tbc.
Veel later gebeurden natuurlijk allerlei andere dingen die achteraf als een vlucht naar een terp kunnen worden uitgelegd. Samenwonen is niet mijn grootste kracht, maar een warme wierde in de nabijheid desnoods over ijsschotsen bereikbaar, hoort er toch zeker ook bij.
Want is een wierde niet een wat zachtere, gelijkmatig rondende verhoging met een vrouwelijke uitstraling? En staat het woord terp niet eerder voor een veel hardere en steile, moeilijk te benaderen eenzame hoogte?
En dat is het verschil tussen wierden en terpen. Denk ik.

Trefwoorden