Scharrelkippen horen bij het platteland. De een heeft bastaardkippen voor het eigen eitje, de ander neemt zijn raskippen of -hanen mee naar een show. Kees Willemen ging op zoek naar tradities en trends in de wereld van het hobbypluimvee.

Een toompje kippen dat vrij rondscharrelt door de eigen tuin: het is zo ongeveer het eerste dat bij mensen opkomt als je hun vraagt een typisch plattelandskenmerk te noemen. Maar klopt dit beeld? Gaat iedereen die de stad verruilt voor het platteland spontaan kippen houden?
Harde cijfers ontbreken. Zelfs de handel heeft geen duidelijk inzicht in de omvang van de hobbykippensector. Er is de gespecialiseerde fouragebedrijfstak die de rasfokkers bevoorraadt. De omzet daar is aardig stabiel. Geen spectaculaire groeicijfers de laatste jaren.
De Dibevo, de landelijke keten van winkels in diervoeder en -benodigdheden, heeft dit soort cijfers jammer genoeg nooit geïsoleerd. De toeleverende groothandel zag de omzet licht dalen.

Registratie

Deze magere verzameling gegevens weet ook het ministerie van LNV niet echt aan te vullen. Toen twee jaar geleden in het centrum van ons land de vogelpest uitbrak, had men voorafgaand aan de preventieve ruiming geen idee hoe groot het aantal hobbykippen eigenlijk was. Inmiddels is men voorzichtig gestart met een registratiesysteem.
De sierhoenderverenigingen zijn daar niet tegen, zegt Albert Groothoff (68) uit Winsum (Gr.). Hij is ‘secretaris hoenders’ van de Noordshow, de grote jaarlijkse sierhoendertentoonstelling in de Prins Bernardhoeve in Zuidlaren. ‘De bedoeling is dat het bondsbureau van de NHDB (de Nederlandse Bond van Hoender- Dwerghoender, Sier- en Watervogelfokverenigingen), dat sowieso al een uitgebreid registratiesysteem onderhoudt, op vrijwillige basis informatie overdraagt uit zijn gegevensbank. Daarin zitten gegevens van 2300 aangesloten fokkers’, vertelt Groothoff. Driekwart van zijn collega’s wil best meewerken. Hij schat het aantal stuks hobbypluimvee in Noord-Nederland op 75.000. ‘Maar getallen zeggen weinig over variatie. Steeds meer mensen willen uitsluitend kíppen. “Geen haan”, hoor je steeds vaker.’

Overlast

‘Eigenlijk heb je twee soorten mensen’, vindt Albert Ottens (65) uit Leek, een gepensioneerd bankdirecteur die al jaren op een ruime kavel een kleine vijftig kippen en hanen houdt, Wyandotte krielen. ‘Je hebt mensen die voor het eigen eitje op een rommelmarkt voor tweeënhalve euro per stuk wat bastaardkippen kopen. En je hebt mensen die toch wat meer zekerheid willen uit oogpunt van diergezondheid, of niet houden van “boerenbontheid in het hok”. Ook voor de legcapaciteit is het prettiger kippen van hetzelfde ras te houden. Die stressen minder. Raskippen hebben bovendien minder gezondheidsklachten.’
Ook Ottens bespeurt een geringe belangstelling voor hanen. ‘Je hebt ze nodig wanneer je eigen kuikens wilt, en ook om de hiërarchie in het hok te bewaken. Maar met het oog op overlast voor mijn buren in deze villawijk beperk ik het aantal hanen wel.’
Dat er in het Noorden toch nog een heleboel verschillende kippenrassen zijn, is helemaal niet zo vanzelfsprekend. Eén man moet hier met name genoemd worden, Roelof Houwink (Meppel 1869-1945). Als vertegenwoordiger in koloniale waren reisde hij in de negentiende eeuw rond in Drenthe en constateerde dat het goed aan de karige omstandigheden aangepaste Drentse Hoen op het punt stond te verdwijnen; verdrongen door buitenlandse rassen uit van oorsprong Australië of Amerika, vanwege de hogere eierproductie.
Houwink greep in door de paar tomen die er nog waren te verzamelen. Binnen een paar jaar kon hij op een pluimveetentoonstelling in Steenwijk al weer Drentse hoenders in twaalf verschillende kleurslagen laten zien.
Hobbyhouders van regionale rassen functioneren naar Houwinks voorbeeld als een soort levende Monumentenzorg. Zo doet de Nederlandse Pluimveesociëteit voorbeeldig werk. Actief in deze club is de voormalige interim-manager J.W. Hondelink (62) uit De Wilp (Gr.). Hij fokt onder meer prachtige zwarte Australorp-hanen. Hij heeft geen idee hoeveel sierhoenders hij precies heeft. Ieder jaar concentreert hij zich op het conserveren van één bepaalde eigenschap.
Hondelink: ‘Je bent voortdurend bezig om minder courante rassen uit de gevarenzone te houden. Een variant is heel snel voorgoed weg uit de genenbank. En zie die dan maar eens terug te krijgen; dat duurt jaren!’

Groninger Meeuw

Het houden van hobbykippen op het noordelijke platteland kent overigens de laatste tien jaar een forse trendbreuk, bevestigt Douwe Oldenbanning (39) van Olba, een fabriek/groothandel in broedmachines en aanverwante artikelen uit Oosterhesselen (Dr.). ‘Vroeger had je in de dorpen hobbyhouders met meer dan twintig legkippen bij wie het hele dorp eieren kocht. Deze nering is totaal verdwenen. Mensen hebben nu nog maar vier of vijf eigen kippen, voor eigen gebruik. En ze willen graag het hele jaar door eieren. Dat kan niet bij krielkippen want die stoppen in de winter. Krielen worden dus in de regel alleen door echte liefhebbers gehouden. Die gaan voor het specifieke formaat, kleur van het verenkleed en rastype.’
De eerder genoemde Albert Groothoff, mede-organisator van de Noordshow, zegt hierover: ‘Dat er in het Noorden zo veel puur regionale rassen rondlopen als Drents Hoen, Groninger Meeuw en Fries Hoen is te danken aan een aparte categorie geïnteresseerden. Maar de dwergvarianten hiervan zitten in de lift. Trouwens bij alle hobbykippen. Je moet het zo zien: in dorpen in het Noorden is tachtig procent kriel. Tenslotte heeft niet elke plattelander een dikke tuin.’
Groothoff is er van overtuigd dat het fokken van zuiver regionale rassen toekomst heeft. ‘Dat blijkt uit de vraag. Op de Noordshow waren er trouwens ook een kleine honderd jeugdinzendingen. Hobbykippen houden is echt niet alleen een tijdverdrijf van zestigplusmannen.’

Keurmeester

Toch is dat laatste wel het beeld als ik rondloop op de Noordshow in Zuidlaren, in de hallen en gangen van de Prins Bernardhoeve. Een show die door zijn omvang representatief is voor de enorme soortenvariëteit. Maar voor de beginnende liefhebber is dit evenement totaal ‘over de top’. Al die rassen, kleurslagen en formaten!
Wie echt iets over raskippen wil weten, kan beter een intiemere tentoonstelling bezoeken. Ik ging naar de laatste van het seizoen, in een achterzaal van Hotel Onder de Linden aan de Brink in Roden, op zaterdag 19 februari.
Kooi aan kooi, in vier rijen, wachten zestig hanen op Algemeen Keurmeester Adolf Feringa (68), uit het Groningse Loppersum, herkenbaar aan een witte keurmeesterjas. Hij neemt telkens een diepe stilte in acht als hij voor een kooi zit. Eerst observeert hij van buitenaf ieder dier op afwijkingen in bouw om vervolgens met een geroutineerd gebaar de soms enorme en niet altijd ongevaarlijke beesten in één vloeiende beweging uit de kooi te halen en poten en vleugels op zijn knieën aan een nauwkeurig onderzoek te onderwerpen.
Albert Groothoff uit Winsum zit aan de andere kant van het tafeltje om alle eventuele door de keurmeester met luide stem benoemde kwaliteiten, rasafwijkingen en andere tekortkomingen in bouw en verenkleed te noteren op een crèmekleurige fiche. Dat kaartje wordt voor iedereen goed zichtbaar aan de kooi gehangen. Bij kooi nummer 23, met daarin een grote Australorp-haan in de kleur zwart, heeft Feringa dit commentaar: ‘Kijk, dit is op het eerste gezicht een haan met een ZG-type (zeer goed). ZG Kop en kamvorming, ZG Hals en zadeltekening …’. Toch moet de haan volgens de standaard duidelijk forser van bouw zijn. Uiteindelijk krijgt hij als eindpredikaat ZG, met een opmerking over bouw.

Zalmkleurvariant

Hij is eigenlijk per toeval ‘in de kippen geraakt’, vertelt de keurmeester een paar weken eerder in zijn huis aan de Zeedijken in Loppersum. De van oorsprong stad-Groninger: ‘Ik had helemaal niks met het platteland. Ik ben in de Kloosterstraat in Groningen geboren in een burgerlijk huisje. Mijn vader was postbesteller.’
Tot aan zijn pensioen, tien jaar geleden, werkte Feringa op de Rijksuniversiteit en in het Academisch Ziekenhuis. ‘Door vrienden ben ik op het platteland terechtgekomen. Eenmaal onder dak had ik wel zin aan een hokje met een paar hennetjes en een haantje, krieltjes uiteraard; zo ruim was onze tuin niet. Bert Mombarg uit Peize van de vereniging Het Drentse Hoen ben ik dertig jaar terug in de Martinihal tegen het lijf gelopen. Bert is de grote promotor van het Drentse Hoen. Door mijn werk wist ik veel van parasieten. Bij kippen veroorzaken die een dodelijke darminfectie, coccidiosis. We raakten aan de praat, en zo begon mijn kippenliefde.
Wat mij boeit is hoe vererving van eigenschappen zoals kleurslagen nu eigenlijk werkt. Uit nieuwsgierigheid ben ik een schriftelijke cursus Algemeen Keurmeester (A-keurmeester) gaan volgen. Beoordelen is heel simpel. De Nederlandse Standaard van Hoenders en Dwerghoenders, van Houwink en Van Ginkel is in dit vak een soort Bijbel. De Standaard verscheen voor het eerst in 1914. De raskenmerken van alle toen in Nederland aanwezige hoenderrassen werden hier voor het eerst beschreven.
Raar, ik begon met een kanarie op een flatje in de stad. Nu probeer ik al jaren om bij mijn Hollandse krielen de zalmkleurvariant terug te krijgen.’