Melkkoeien moeten elk jaar een kalf krijgenVan die kalveren blijft 30 procent op de boerderij, de rest gaat naar de slachtEen plantaardig dieet helpt ook het milieu echt
Ze heeft een heel goede prijs betaald voor Sjouk, zegt Hiske Ridder niet zonder trots. Ridder stelt met haar werk het voedsel- en landbouwsysteem ter discussie plus de invloed daarvan op het landschap. Dat doet ze onder meer met een site over Sjouk het Kalf en praktijkdagen over visserij en jacht. Sjouk kocht ze van Jaring Brunia in het Friese Flânsum. Een roodbont-kalfje van een biologisch-dynamische melkveehouderij, maar toch zou haar lot niet anders zijn dan dat van de meeste andere kalfjes.
Die goede prijs was 125 euro. Een goede prijs voor de boer op een moment dat kalveren in werkelijkhei…

Melkkoeien moeten elk jaar een kalf krijgen
Van die kalveren blijft 30 procent op de boerderij, de rest gaat naar de slacht
Een plantaardig dieet helpt ook het milieu echt
Ze heeft een heel goede prijs betaald voor Sjouk, zegt Hiske Ridder niet zonder trots. Ridder stelt met haar werk het voedsel- en landbouwsysteem ter discussie plus de invloed daarvan op het landschap. Dat doet ze onder meer met een site over Sjouk het Kalf en praktijkdagen over visserij en jacht. Sjouk kocht ze van Jaring Brunia in het Friese Flânsum. Een roodbont-kalfje van een biologisch-dynamische melkveehouderij, maar toch zou haar lot niet anders zijn dan dat van de meeste andere kalfjes.
Die goede prijs was 125 euro. Een goede prijs voor de boer op een moment dat kalveren in werkelijkheid nauwelijks een nominale of zelfs een negatieve waarde hadden. Waarbij we meteen op de eerste filosofische vraag stuiten: kan een wezen met een hartslag een negatieve waarde hebben? Hoewel ons gevoel op grond van de ervaring met dat ene individuele dier zeker ontkennend zal zijn, is heel ons voedselsysteem gebaseerd op het bevestigende antwoord op die vraag.
Want als een koe geen kalf krijgt, stopt langzaamaan de melkproductie. Daarom laat de boer de koeien ieder jaar een kalf krijgen – liefst verspreid door het jaar om een constante melkstroom te houden. Een boer als Jaring Brunia laat zijn kalveren volgens het natuurlijke ritme in het voorjaar baren, maar zit dan in de winter tijdelijk zonder melk. Van de geboren kalfjes mag zo’n dertig procent op het bedrijf blijven. De rest – mannelijk én vrouwelijk – gaat naar kalvermesterijen, of het bedrijf nu gangbaar is of biologisch-dynamisch. Daar blijven ze opgehokt tot ze bijna een jaar zijn, om dan geslacht te worden en geëxporteerd naar Zuid-Europa voor de vitello tonnato en saltimbocca. Ondanks dat Nederland weinig kalfsvlees eet en we jaarlijks 1,6 miljoen kalfjes ‘overhouden’ als restproduct, importeren we nog bijna een half miljoen kalveren om af te mesten.
Voor elke liter melk ‘ontstaat’ op die manier tweehonderd gram vlees, ook voor elke liter melk die vegetariërs drinken. En per kilo kaas nog veel meer. Toen door de coronacrisis de export stil kwam te liggen en de horeca ook geen kalfsvlees meer afnam, ontstond een overschot aan kalveren. Dat wakkerde Ridders fascinatie voor de zuivelketen aan, waarna zij besloot een kalf te kopen en aan de hand daarvan het verhaal van al deze verloren kalverlevens te gaan vertellen. Sjouk zou weliswaar een ander leven krijgen, maar wel als einddoel de slacht hebben bij een leeftijd van twee jaar.
Spek
Sjouk staat nu bij voormalig melkveehouder Maarten de Jong in Midden
Delfland, waar Ridder haar zo veel mogelijk zelf verzorgt. ‘Ik nodig
iedereen uit vragen te stellen en met me mee te denken, dat is de basis van het
initiatief. Eén van de eerste opmerkingen die ik kreeg, was dat het niet goed
voor een kalf is om alleen in de stal te staan. Dat heb ik uitgezocht en
inderdaad: er moest een hokgenoot bij. Bij een biologische boer hier kocht ik
een kalf dat door de boer Speklap (roepnaam: Spek) werd genoemd. Een Belgisch
Blauwe/Jersey-kalf voor een nog betere prijs: 150 euro. Zo had ik binnen een
halfjaar tijd twee kalveren.’
Inmiddels
zijn Sjouk
en Spek al twee aandoenlijke puberkoeien. Zonder het te weten hebben ze met
hun bruine ogen hun eigenaar in een lastig parket gebracht. Want hoe geniet je
nog van zuivel als je het systeem erachter kent? Ridder doet open en onbevangen
onderzoek. Ze stelt vragen zonder oordeel en wil ieders verhaal horen. Dat is
moeilijk, want in 2020 is een gesprek over koetjes en kalfjes allerminst
vrijblijvend.
Hoe gaan wij om met dieren, nu de waarden die we eeuwenlang gehanteerd hebben niet meer fool
proof blijken te zijn in ons totaal veranderde landbouwsysteem? Het is
noodzakelijk de grens te bepalen van wat nog acceptabel is. Mag de mens een
dier gevangen houden? Mogen we een dier levenslang binnenhouden in een stal?
Mogen wij bepalen hoe het zich voortplant? En daarna: mogen we dieren
met een zeer beperkte levensverwachting ter wereld laten komen? Is het oké om
de melk te nemen van een koe als die met haar kalf in een kruidenrijke weide
graast, vlak naast de boerderij? Als dat nog steeds oké is: en als je
het kalf direct bij de moeder weghaalt? Is het acceptabel om dat kalf te doden
als je er geen geld mee kunt verdienen? En dan met duizenden tegelijk? Ergens in dat spectrum
ligt ieders individuele kantelpunt. Ergens in dat spectrum ligt ons collectieve
kantelpunt, maar het probleem is dat het collectief het spectrum niet in beeld
heeft.
Misschien
is het oké om een dier te doden voor zijn vlees, maar is dat ook nog in
orde als je honderden dieren tegelijk doodt, in een fabriek alsof je een anonieme
grondstof verwerkt? Waar ligt het punt waarop melkveehouderij industrie met
levende grondstof wordt?
Ridder
is opgeleid als jager. Zij eet vlees, maar enkel vlees waarvan ze de oorsprong
kent. ‘Een jager bedankt het dier. De boeren en vissers van wie ik vlees
en vis koop, gaan met het grootst mogelijke respect om met een
dierenleven.’ We hebben het over dieren doden, en specifieker, over het bijzondere
moment vlak voordat je een dier doodt. Wat gebeurt er dan? En moet je zelf ooit
een dier geslacht hebben om een dier te kunnen eten en te weten wat de waarde
is van vlees?
Poedermelk zonder melk
Terug naar de realiteit van de kalverstal. Alleen al Sjouk voeren, bleek een lastig verhaal
te zijn. In de biologische melkveehouderij krijgen kalfjes gewone koeienmelk
uit de tank, maar twee maal daags melk van de boerderij verderop halen, was
niet te doen. De
pensionhouder van Sjouk voerde kunstmelk. Ridder: ‘Op zoek naar de beste poedermelk kwam ik in contact met
de medewerker kalveracquisitie van de naburige veevoerfabriek. Daar had ik nou
nog nooit van gehoord. Een wereld op zich. Het komt erop neer dat er hooguit een paar procent echte
koeienmelk in dat poeder zit. Zo doen we dat met onze eigen baby’s ook
natuurlijk, daar zijn we ook helemaal
weg van de natuur.
Slechts een handjevol Nederlandse
boeren slaagt erin kalveren bij de moeders te houden en daarnaast te melken.
Een iets groter aantal heeft zoogkoeien die voor alle kalveren een
substituutmoeder zijn.
Ridders eigen
omgang met het kalf zette haar aan het denken over de kloof tussen het
natuurlijke proces en ons voedselsysteem. ‘In hoeverre zijn een koe en een kalf nog natuur? In
hoeverre zijn wij zelf nog natuur? En in hoeverre is ons voedsel nog natuur? Ik
drink nauwelijks melk, kaas haal ik bij een goede biologische kaasboerderij,
vlees en vis eet ik van bevriende producenten. Maar ik realiseer me dat ik me
daarmee in een niche bevind.’
Om de aarde te redden van de ondergang is een
grotendeels plantaardig dieet, naast minder
spullen kopen, minder stoken en minder vliegen, de belangrijkste keuze die we
kunnen maken. De documentaire A Life on our Planet van David
Attenborough is daar een heldere getuigenis van. Dus zou je kunnen
terugredeneren: uitgaand van groenteproductie als hoofdbestanddeel van onze
consumptie, kun je bepalen hoeveel hectare (gemengde, polycultuur, strokenteelt,
permacultuur) akkers er nodig is om voor Noord-Nederland te produceren.
Vervolgens is na te gaan hoeveel dierlijke mest er nodig is om die akkers te
bemesten en hoeveel dieren die mest produceren.
Een
morele afweging is vervolgens hoeveel melk en vlees van deze dieren er dan te
verdelen is. Ridder: ‘Ik roep iedereen op dit soort vragen bij mij neer te
leggen, dan ga ik op onderzoek uit.’
Ook
op de website van Foodlog doet Ridder verslag van haar zoektocht. Tussen
de reacties van bezoekers komt ook het verwijt naar voren dat je het publiek
hiermee lastigvalt. Ridder: ‘Want niet-weten is comfortabel en je kunt vinden dat het
beter is dat zo te laten. Dat is niet mijn keuze. “Zonder vlees
geen melk” is de ondertitel van dit initiatief – dat laat ik zien
zonder verontwaardiging, zonder oordeel, met open vizier.’
Ridder
krijgt leunend tegen het hek nog een hardhandig kopje van Sjouk. ‘Melkafval’, zo werden
Sjouk en haar duizenden lotgenoten genoemd in een pittige analyse van de keten.
Aan de hand van het kalf Sjouk vertelt Ridder het verhaal van de andere
kalveren die geen melkkoe worden. Sjouk zal na 24 maanden eindigen in een slachthuis, maar
dan bij een heel oké-e slager. Hoe is het na een halfjaar gesteld met de
gevoelens die Ridder koestert voor Sjouk en Spek? ‘Ik houd beslist van ze, ik ben
echt dol op ze. En ik verplicht mezelf tot niets, hoor. Als ik een leuk huisje
in Friesland vind met wat grond erbij, dan loopt het misschien heel anders.’
Geld
heeft de hoofdrol in het huidige voedselsysteem. Dat holt de manier uit
waarop mensen omgaan met dieren. Toch zijn subsidies niet de oplossing, volgens Ridder. Is het
überhaupt mogelijk met grote geldstromen een eerlijk voedselsysteem te bouwen?
Het blijft even stil. En met het geld zijn we dan weer terug waar we begonnen.
Hoeveel is een leven waard? ‘Daar sprak ik over met veearts Wenno Wagenaar voor een van mijn
filmpjes. Die vindt dat er een bodemprijs moet komen voor kalveren.
Waardigheid, voor het kalf en de boer. Dat vind ik mooi.’ •
De foto’s zijn gemaakt bij de Eytemaheert in Sandebuur. Hier houden Maurits en Jessica Tepper alle kalveren tot ze groot zijn. Daarna gaan ze als kalfsvlees van de boerderij af, of ze worden ingezet als fokstier dan wel melkkoe.
Meer over Sjouk vind je op sjoukhetkalf.nl