Een eeuw geleden huisvestte Gasselternijveen de op drie na grootste haven van Nederland. Nu staan de straten er droog.

Het roestende scheepswrak Machientje staat in schril contrast met de blauwe zomerlucht. De boot lijkt misplaatst op de betegelde dorpsstraat in Gasselternijveen, maar het stuk ijzer symboliseert juist de lokale geschiedenis.
Het wrak ligt halverwege de Monumentenroute Veen Zuid die wij op onze Gazelles volgen. Vanuit de start bij fietsverhuur Jaap Vos in Gasselte fietsen wij vandaag door het landschap van het Drentse Gasselternijveen en omstreken.

Speuren naar verleden

Vanaf de boot fietsen we de Vaart af. De straatnaam herinnert aan het kanaal dat hier sinds jaar en dag lag, maar na de Tweede Wereldoorlog gedempt is. De route stopt ook bij de Protestantse Kerk, waarvan de deuren openstaan. Binnen treffen wij twee dames aan die druk in de weer zijn met een stofzuiger en schoonmaakdoek. Tjitske Metselaar en Trijnie Wilts houden beurtelings met andere vrijwilligers de kerk schoon. We laten de kans niet voorbijgaan om een praatje te maken met de twee, die al een groot deel van hun leven in het dorp blijken te wonen. Het wrak Machientje dient nu als een herinnering aan het verleden, vertellen de dames. Verder zie je de geschiedenis nog terug aan de ankertjes op de graven, het schip en op de windwijzer van de kerk. Als wij vragen naar het eind van de scheepvaart hier, moeten de vrijwillige schoonmakers ons het antwoord schuldig blijven.
We vervolgen onze tocht naar multifunctioneel centrum de Spil, waarin onder andere een archief en een basisschool huizen. Hopelijk kunnen de medewerkers van het archief ons meer vertellen. Bij binnenkomst zien we onze afspraak staan tussen een waslijst aan activiteiten op het whiteboard in de hal. De hoofdruimte van de Spil bestaat uit een bescheiden bibliotheek en aan een vierkante tafel zit een aantal mensen. De vrijwilligers van de historische vereniging heten ons welkom en wij ontmoeten Anda Eeftingh, die onze gids zal zijn door het verleden van het dorp. Als wij eenmaal naast haar zitten, klapt ze haar laptop open en lacht een powerpointpresentatie van 186 dia’s ons tegemoet.

Een eeuw geleden huisvestte Gasselternijveen de op drie na grootste haven van Nederland. Nu staan de straten er droog.

Met een kop koffie in de hand luisteren wij aandachtig naar de geschiedenis van het dorp. Gasselternijveen ontleent zijn naam aan de primaire bron van inkomsten: het veen dat als brandstof in het hele land tot in de twintigste eeuw werd gebruikt. Veendam, Buinerveen, Burgerveen, Heerenveen, Amstelveen en vele andere plaatsnamen vinden in het veen hun oorsprong. Het bruine goud werd uitgegraven en getransporteerd op schepen. Zo ook naar Groningen. Om de stad te kunnen voorzien in zijn hoge energiebehoefte, kwam het stadskanaal er.
Eeftingh is de aangewezen persoon om ons door de geschiedenis van Gasselternijveen te leiden: haar overgrootvader (1885-1929) bevoer deze wateren met zijn houten zeiltjalk Columbus. Ze vertelt over de harde werkelijkheid van het leven toen. Mensen woonden in lemen hutjes langs de vaart en de veenontginning was zwaar werk waar vaak het hele gezin voor werd ingezet. Toen de vaart eenmaal uitgegraven was, werden de families opnieuw opgetrommeld. Ditmaal om de schepen vanaf de kant vooruit te trekken in een tuigje, het zogenaamde jagen. Daarom vind je langs de kanalen vaak een Jaagpad.

Ondernemingsgeest

In 1881 stonden er 67 schepen geregistreerd in Gasselternijveen en had het een van de grootste havens van Noord-Nederland. Er vestigden zich twee scheepswerven en een houtzaagmolen. In 1913 huisvestte Gasselternijveen de op drie na grootste haven van Nederland. Toen de turfhandel ten einde liep, bleven de schippers hier met ander goed varen. Op deze manier bleef het dorp relevant. Dit was zeker niet de regel in andere veenkoloniën, vele schippers stopten daar en zochten ander werk. Dat Gasselternijveen hierin anders was, dankt het dorp aan zijn ondernemingsgeest, volgens Eeftingh. Ook haar voorvaderen bleven varen met vrachten aardappels, hout, bakstenen, dakpannen, rode bieten, paaltjes, kunstmest, schelpen, krijt of zwerfkeien.
Die zwerfkeien kwamen van eigen bodem. Op de Hondsrug bleef tijdens de voorlaatste ijstijd een grote lading gesteente achter die Drenthe voor agrarische doeleinden onaantrekkelijk maakte. In andere delen van het land was vraag naar deze zwerfstenen, bijvoorbeeld voor de zeewering. Zogenaamde keienlopers maakten de stenen klein met explosieven, waarbij zij het risico van een incomplete hand voor lief namen.
Tijdens onze fietstocht komen wij her en der bultjes stenen tegen in de velden. Op den duur verschijnt aan de horizon zo’n grote bult stenen dat we menen ons eerste hunebed te zijn tegengekomen. Wij leggen onze fietsen op de grond en hobbelen enthousiast naar het kenmerkende Drentse fenomeen. Onze glimlach verdwijnt als de afstand vermindert en we hooibalen zien waar toch echt net een hunebed stond. Misschien niet zo gek aangezien er nu heel wat hunebedden in de zeewering liggen.

Einde tijdperk

In een u-vorm fietsen we terug naar Gasselternijveen, waar de hoge rookpluimen al van veraf de aanwezigheid van de aardappelmeelfabriek weggeven. Eenmaal dichterbij ruiken we de onaangename geur van zetmeel. De grootte van de industrie is opmerkelijk in de rustige omgeving, maar beter te plaatsen nu het scheepvaartverleden ons bekend is. De fabriek herinnert aan de economische welvaart die de scheepvaart teweegbracht.
De met aardappels afgeladen vrachtwagens die rijden over de Vaart illustreren hoe het dorp tot het eind van zijn hoogtijdagen kwam. Op den duur nam het efficiëntere vervoer over de weg het over van het vervoer over het water. In 1974 werd het laatste zeehandelsschip van het dorp verkocht. Ook de Anda, in 1955 vernoemd naar het pasgeboren dochtertje van de schipper, moest er in 1972 aan geloven. De vaart verkeerde toen in slechte conditie. De fabriek en dorpsbewoners gooiden er afval in en door gebrek aan doorstroming rotte het water. Om ruimte te maken voor de toenemende vraag naar parkeerplekken en tegelijk de stank en ratten te verdrijven, was dempen de beste optie. Geleidelijk veranderde Gasselternijveen in een gewoon Drents dorpje. De laatste generatie schippers ging met pensioen en de verhalen van weleer leven nu voort in families zoals de Eeftinghs.
Jaren later ging Anda Eeftingh zelf op zoek naar haar schip. Uiteindelijk vond ze het in de wateren van Finland. Dit avontuur kan ze niet laten zien op een van de 186 dia’s, omdat het fotorolletje van de reis is mislukt. Maar haar trotse blik vertelt meer dan een foto kan. De Anda, nu genaamd Kwiek, heeft ondertussen een nieuw leven gekregen als woonboot in Amsterdam.
Als Eeftingh is uitverteld en ze haar laptop sluit, bedanken we haar en verlaten we het gebouw. Buiten gaapt een groepje kinderen ons aan vanuit hun klaslokaal in het cultureel centrum. De school is op kruipafstand van het archief, waar de geschiedenis van hun voorouders ligt.

Archiefbeeld van toen de Vaartweg nog een vaart was

Terwijl we de laatste kilometers naar Gasselte fietsen, laten we het verhaal rustig bezinken. Nu vinden we het volstrekt logisch dat er een scheepswrak midden op de weg ligt en lijkt de enorme aardappelmeelfabriek volkomen op zijn plaats in het kleine en rustige Gasselternijveen. We kunnen de oude vaart bijna voor ons zien op de weg waarover we rijden.
We kijken nu door de ogen van kapiteins en veengravers naar dit landschap.