Hoe krijg je de vastgelopen versterkingsoperatie van de Groninger woningen weer op gang? Leer van de geslaagde vernieuwing van Groningse schoolgebouwen en van het Nationaal Programma Rotterdam Zuid.

Het gloednieuwe scholencomplex in Ten Boer oogt licht en open. ‘Kindcentrum’, prijkt in grote letters op de bakstenen gevel van het moderne gebouw, waar sinds twee jaar een paar honderd kinderen naartoe gaan. De leerlingen van de christelijke basisschool De Fontein dwarrelen op het leerplein tussen hun collega’s van De Huifkar, de openbare school, door. Achter glazen deuren zie je wat er in de klaslokalen gebeurt. Ook de peuters en kleuters van Kids2b is een vooruitblik vergund op de lokalen waar ze later naartoe mogen.
‘Kinderen in onveilige gebouwen? Onbestaanbaar.’ Vanuit die hartenkreet ontstond in 2014 het plan om ruim honderd schoolgebouwen veilig te maken. Ten Boer was slechts één van de vele scholen die op de planning stonden. Bé Schollema, toen wethouder van Loppersum, ging de kar trekken. Het werk zou in 2021 af zijn.
In het aardbevingsgebied stonden toen nog ruim honderd schoolgebouwen. Voor 37 daarvan was er geen toekomst meer. De NAM tastte diep in de buidel en gaf ruimte aan de scholen om hun eigen toekomst te maken. Ook het Rijk en de gemeenten trokken de portemonnee en zo kwam er bijna 400 miljoen euro in de pot. Schoolbesturen waren vaak al jaren aan het bakkeleien over een eventuele fusie. Maar toen ze zagen dat er geld voor een beter gebouw klaarlag, kwamen ze in beweging. De gemeenten waren eveneens gretig. Veel schoolgebouwen waren oud en werden karig onderhouden door geldgebrek en het vooruitzicht van krimp.
De deadline van 2021 is inmiddels achter de rug en twee derde van de schoolgebouwen is aardbevingsbestendig. Het scholenprogramma bleek een monsterklus te zijn. Maar het werkte. De onveiligheid van de panden heeft schoolbesturen in elkaars armen gedreven. Meer dan de helft van de scholen fuseerde of trok met een andere instelling in een van de 43 nieuwe gebouwen. Zo brandt in de splinternieuwe school en opvang van Hoogezand ook ’s avonds licht. Buurtbewoners sporten er als de kinderen thuis liggen te slapen. Of ze wandelen de bibliotheek binnen. Dit gebouw – met open veranda’s en multifunctionele ruimten – kan meebewegen als de wereld verandert.
Over een jaar staan overal in het aardbevingsgebied toekomstbestendige gebouwen zoals die in Ten Boer en Hoogezand. Bovendien zijn twintig oude gemaakt en gemoderniseerd. Het succes van het scholenprogramma staat in scherp contrast met het aardbevingsbestendig maken van de huizen. Waarom lukt het met de scholen wel en schiet het met de huizen zo slecht op?

Het scholen­programma bleek een monsterklus, maar het werkte

Laten we bij het begin beginnen: de commissie-Meijer heeft in 2013 in beeld gebracht wat er in Groningen kapot en ontwricht is door de aardbevingen en hoe dat te herstellen valt. Groningers hebben nauwelijks van de gasbaten geprofiteerd, stelde de commissie vast. Die onbalans tussen lusten en lasten heeft het vertrouwen van burgers in de overheid aangetast.
Wim Meijer, zelf geboren Harksteder, kent de Groninger inborst. Laat bewoners het herstel van hun huizen en hun eigen toekomst vormgeven, adviseerde hij. ‘Leg de lat hoog’, raadde Max van den Berg, commissaris van de Koning, de stuurgroep scholen aan toen die in 2014 begon. En geheel in lijn met Meijer c.s. voegde hij eraan toe: en houd je blik gericht op de toekomst. Laat je drijven door ambitie en niet door programmagelden. Zo herrezen uit de onveilige oude schoolgebouwen nieuwe iconen.

27.215 keer ‘mogelijk onveilig’

Als je door Groningen rijdt, zie je hier en daar fraaie nieuwe huizen. Maar drie kwart van de onveilige huizen staat er nog gewoon en de bewoners zitten ergens klem in een procedure. Van de ‘werkvoorraad’ van 27.215 ‘mogelijk onveilige’ woningen is na min of meer ingrijpende bouwwerkzaamheden eind 2022 slechts een kwart ‘veilig’, terwijl de Nationaal Coördinator Groningen daar al zeven jaar aan werkt.
Als een woning onveilig is, waarom gaat de versterking dan niet sneller? Dat komt omdat de gekozen methode bewerkelijk is; experts inspecteren en beoordelen ieder huis nauw­gezet. Maar de bewoonde huizen passen vaak niet precies in de zorgvuldig omlijnde hokjes.
De kinderen gaan misschien acht uur per dag naar een veilige school, maar de rest van de dag zijn ze thuis. Daar wachten hun ouders op wat de NCG met hun huis voor heeft. In Woltersum zien de laatste jaren steeds meer huizen er verpauperd uit. Waar de panden eerder zorgvuldig werden onderhouden, zijn de bewoners daarmee gestopt omdat ze in afwachting zijn van een beoordeling door de NCG. Het uitblijven van versterkingsplannen verlamt het leven van veel bewoners. Waar de scholen een stip op de horizon hebben en keihard aan het werk zijn gegaan om daar te komen, worden veel huiseigenaren veroor­deeld tot passiviteit.

Niet gebieds- maar objectgericht

Tijdens de verhoren van de parlementaire-enquêtecommissie heeft Erik Wiebes geschetst hoe hij zich als minister richtte op het veilig maken van woningen. Gemeenten wilden van de versterkingsoperatie tevens ‘een stap naar een betere toekomst’ maken, zo vatte hij samen. De minister was niet voor zo’n ‘gebiedsgerichte aanpak’. Een bewoond huis vernieuwen is al ingewikkeld, maar ga je dat combineren met andere zaken – zoals de woonomgeving verbeteren of anticiperen op krimp – dan maak je het nog veel ingewikkelder. Zo legde Wiebes de schuld van de stroperigheid en traagheid van de verster­kingsoperatie deels bij ‘de regio’. Als de veilig­heid in het geding is, moet je tempo maken, vond hij. En daarom moest de NCG gaan voor de snellere, ‘objectgerichte aanpak’.
Maar de vaart was er niet ingekomen. Je bouwt geen nieuwe huizen met een gaskachel en lage deuren, zoals vroeger. Hele dorpen en wijken versterken, is een ingrijpende verandering met niet alleen bouw­kundige maar ook grote sociale dimensies. Bij het ministerie van Economische Zaken in Den Haag hadden ze daarvan weinig kaas gegeten. Op dit punt kreeg ‘de regio’ dus meer gelijk dan ‘het Rijk’.
Maar Wiebes’ verwijten zijn wel begrijpelijk. Het Groningse bestuur had de aardbevingscrisis namelijk vaak ‘klein’ proberen te houden. Waar externe toezichthouders als de Nationale ombudsman en het Staatstoezicht op de Mijnen glashard stelden: ‘In Groningen is sprake van een crisis’, kozen de noordelijke bestuurders vaak een meer omfloerste toon. Ze wilden de streek in de rest van het land niet al te zeer omlaaghalen, want ‘er gaat niets boven Groningen’ – de provincie lonkt graag naar toeristen en nieuwe bedrijven. Bovendien voelden gemeenten en provincie niets voor noodprocedures, want daarbij is het afwachten of en waar ze zelf nog aan de knoppen blijven zitten.

Nationaal Programma Rotterdam Zuid

Overheden kunnen wat dat betreft veel leren van Rotterdam-Zuid, waar bij een grootschalige aanpak van armoede, groeiende onveiligheid en ondermijning wél noodprocedures zijn ingezet. Het Nationaal Programma Rotterdam Zuid heeft tien jaar geleden bewoners, ondernemers, wijken, woningcorporaties, scholen en maatschappelijke organisaties opgetrommeld. Samen bedachten ze welke verbeteringen ze nodig vonden om het tij te keren.
Rijk en gemeenten kwamen over de brug met geld (1 miljard euro per jaar gedurende twintig jaar) en maakten ruimte voor ‘ongewone oplossingen’. Zo is het revolutionaire plan geslaagd om schoolkinderen tien uur per week langer les te geven.
Het huizenprogramma daar is net zo omvang­rijk als in Groningen. Bij de uitvoering krijgen bewoners en hun organisaties ruimte en steun. De baas van dit Nationaal Programma, Marco Pastors, staat in de coulissen klaar om de boel vlot te trekken als een partij te veel kleeft aan haar oude rechten. Hij belt desnoods vertragers hoogstpersoonlijk op om ze over de streep te duwen. Bovendien staat burgemeester Aboutaleb voor de afspraken. Hij laat de minister niet wegkomen met half werk. Het Nationaal Programma Rotterdam Zuid bindt partijen aan afspraken op hoofdlijnen en zodra de gemeenteraad of ambtenaren stroop smeren worden ze gecorrigeerd.
In Groningen kreeg de Nationaal Coördinator Groningen, Hans Alders, geen eigen budget voor twintig jaar en evenmin rugdekking. Integendeel. Het maatschappelijke veld voelde zich al snel door de minister geschoffeerd en trok de stekker uit de Dialoogtafel. Ook in Den Haag bij Economische Zaken kreeg de NCG een kille ontvangst. De ambtenaren spraken dezelfde taal als de vertegenwoordigers van de gasbedrijven, met wie ze vaak ook in besturen zaten.
De verhoren van de parlementaire-enquêtecommissie hebben verduidelijkt hoe deze gasregenten ‘Groningen’ aanpakten: ze wezen zo veel mogelijk verantwoordelijkheid af vanuit hun frame dat de meeste schade niet is veroorzaakt door de aardgaswinning. ‘Groningers hebben vast baat bij verbetering van de huizen en de leefomgeving,’ zo stelde Shell-directeur Marjan van Loon in haar verhoor, ‘maar niet op kosten van ons.’
Alders had dus geen eigen geld en boven­dien geen eenduidige opdracht. Want in tegenstelling tot het ministerie wilde de regio juist wel de versterkingsoperatie aangrijpen om de huizen én de streek te verbeteren. Ook daar had Alders dus weinig vrienden. De gemeenten waren druk met fusies en de provincie kreeg na Max van den Berg een commissaris van de Koning die meer een verbinder is dan een machtspoliticus die doorpakt. ‘De regio moet regie krijgen’, werd de mantra. Maar hoe dan? Dat bleef haken.
Hans Alders had ‘de herbouwer van Groningen’ kunnen worden zoals Marco Pastors de herbouwer werd van Rotterdam- Zuid, als hij samen met de lokale bestuurders een front had kunnen vormen. Den Haag vreesde dat ook. Maar de Groninger bestuurders zagen Alders als ‘handlanger van Den Haag’ en daarmee smeedden ze een zwaard waar ze zelf in zijn gevallen. De versterking werd een strijdtoneel waarop het Rijk vasthield aan zijn eigen idee en gemeenten hun polsstok een maat te groot inschatten. Alders kwam klem te zitten. Toen hij ontslag nam, hadden ze in Den Haag al een opvolger voorgesorteerd.

De NCG blijft onder de nieuwe directeur vooral ‘objectgericht’ werken, zoals Den Haag wil. Inmiddels hebben de gemeenten ‘de regie-rol’ over de versterkingsoperatie losgepeuterd in Den Haag. Maar dat betekent niet dat ze de macht hebben om door te pakken, terwijl juist die nodig is om vastlopers los te trekken.

Brandweerman

In Groningen begon de versterking van de scholen met de erkenning: dit is urgent. Ook kwam er een fonds dat diende om de partijen te binden aan het programma. Dat is gelukt. Bij de versterking van de woningen ontbreekt het aan commitment; het wantrouwen tussen de regio en Den Haag raast als een veenbrand door de ondergrond.
Begin 2022 heeft Den Haag eindelijk een brandweerman gestuurd: staatssecretaris voor Mijnbouw Hans Vijlbrief. Hij zegt waar het op staat: Groningen is onveilig en het geklungel met de versterking brengt de rechtsstaat in gevaar. Nog steeds zijn er duizenden huizen onveilig. Het oponthoud zit bij de bureaucraten van het Rijk, de gemeenten en de NCG. Die kunnen niet meer luisteren omdat ze te veel in de controlestand staan. Ondertussen is het wantrouwen onder de Groningers angstwekkend gegroeid. Vijlbrief is ferm: geld kan en mag bij onveilig­heid niet het probleem zijn. Versterking is zo ingrijpend, daarbij moet je echt ruimhartig zijn, stelt hij. Groningers willen het graag geloven, maar liever nog zien ze het.
Tien maanden na zijn aantreden rapporteert Vijlbrief aan de Tweede Kamer over wat nodig is om de versterking van de huizen en dorpen los te trekken. Het is bijna alsof je het rapport van de commissie-Meijer uit 2013 herleest: geef de burgers weer regie over hun eigen leven en zorg dat er bij de uitvoering steuntroepen klaarstaan die de mensen helpen. Essentieel daarbij is dat er iemand paraat staat om door te pakken zodra een partij treuzelt of neuzelt. Groningen heeft een brandweerman nodig die met een noodverordening in de hand bureaucraten die te veel ruimte voor zichzelf maken, achter de hekken kan dirigeren.

In Appingedam gaan 1.700 jongeren van vier middelbare scholen en beroepsopleidingen naar het terrein waar ooit een zusterflat stond. Op de campus Eemsdelta komen niet alleen scholen maar wordt ook een concert­zaal gebouwd. Net als bij de sporthal kunnen alle Damsters daar straks van meegenieten. Rond de scholen sleutelen jongeren aan een foodtruck. De moestuin bij het complex gaat de mondvoorraad leveren. Buiten is het nog modderig – het kost tijd voor de begroeiing aanslaat. Maar toch voel je, net als binnen: hier is ruimte voor plezier en ontwikkeling. Op deze campus is in de toekomst geïnvesteerd.

De afgelopen maanden onderzocht Ineke Noordhoff in de rubriek Fakkels hoe Groningen in de gaswinningsmisère belandde en waar nieuwe energie te winnen valt. Vandaag haar laatste blog. Lees haar voorgaande verhalen hier.