In een chaos van twijfel over wie ze wil zijn, wat ze wil worden en waar ze wil wonen, vond journalistiekstudent Yara Meilink onverwacht een thuis.

Na de middelbare school is het de bedoeling dat je weet wat je wilt worden en wie je wilt zijn. Ik wist alleen waar ik niet wilde zijn: Leeuwarden. Te klein, te dicht bij mijn ouders in Sintjohannesga en niet stads genoeg. Hoe kon ik mij daar nou student voelen? 

Twee jaar later woonde ik in Leeuwarden. 

Tijdelijk hoor, dacht ik in de goedkope studio die ik er had weten te vinden. Ik zou er een paar maanden de pandemie overbruggen met vrienden die er ook woonden en dan naar Zwolle gaan, waar ik inmiddels journalistiek studeerde. 

Zo ver kwam het niet. Ik genoot van mijn eigen studio; geen gedeelde keuken waar gehaktresten een week op het fornuis lagen, of huisgenoten die tot diep in de nacht luidruchtig gameden. ’s Zomers lezen in het Rengerspark, waar fonteinen zachtjes kletterden. Oude boeken kopen bij De Rode Loper en praatjes maken met vrijwilligers die er ’s middags rode wijn dronken. Wonen in het centrum, maar ook zo de stad uit kunnen fietsen en de weilanden in.

Twee jaar later woon ik nog steeds in Leeuwarden.

Inmiddels ben ik begonnen aan de laatste maanden van mijn opleiding journalistiek en de zoektocht naar een master. Weer weet ik niet wat ik wil doen.

Een paar maanden terug zat ik in een collegezaal op de universiteit in Utrecht. In een vol lokaal wachtte ik op een voorlichting over de master Cultuurgeschiedenis en erfgoed. In het geroezemoes hoorde ik enkel rollende r-accenten. Het meisje dat naast mij zat – knip in het haar en laklaarzen aan – besprak met haar vriendin dat ze maar op een paar universiteiten voorlichtingen bezocht ‘want ik wil hoe dan ook in de Randstad studeren’. 

Haar woorden galmden nog door mijn hoofd toen ik die avond vanaf de universiteit naar Utrecht Centraal liep en bijna struikelde over de fietsen en deelscooters. Ik hoorde zachtjes kletteren, zocht om me heen naar een fontein, maar zag een student in verenigingspak voorovergebogen naast de gracht. Op straat was het zo druk dat mensen zonder opkijken tegen mij aan liepen.

Een paar uur later riep de machinist door schelle intercom dat de trein station Leeuwarden naderde. Een bescheiden aantal lichtjes doemde op in de verte. Verderop in de coupé sloeg een man zijn boek dicht. Zijn bladwijzer dwarrelde door het lege gangpad. Op weg van het station naar huis kwam ik slechts twee (netjes geparkeerde) deelscooters tegen. Op straat liep nog één iemand. Hij knikte vriendelijk gedag. Ik glimlachte en liep met geheven hoofd naar huis.

Wie ik wil zijn, weet ik nog steeds niet. Waar ik wil zijn wel.

In deze wekelijkse wisselcolumn schrijven Nb-redactieleden ombeurten over wat hen bezighoudt in en om het Noorden.