Hoogleraar Zef Hemel wandelt door het Noorden, op zoek naar inspiratie en kennis. In deel vier van zijn reeks blogs voor Noorderbreedte loopt hij door het Groningse wierdenlandschap.

Het regende pijpenstelen. We hadden afgesproken bij de gereformeerde kerk. Zelf kwam ik uit de richting van Friesland gelopen. Ik was net de provinciegrens gepasseerd en stak het water van het Reitdiep over. Door het dorp zocht ik mijn weg. Zoutkamp dus. Daar ontwaarde ik hem in zijn rode jack, maar ik zag hem op de rug. Prompt draaide hij zich om en bood onmiddellijk zijn verontschuldigingen aan. Waarom? 

Misschien, zei hij, had hij het centrumpje van Zoutkamp in zijn boek ten onrechte niet als een wierde aangemerkt. Het kerkje stond inderdaad hoog, want vanuit de haven moest je flink klimmen. Maar al snel kwam de correctie: nee, Zoutkamp was van origine een schans. Het kerkje, dat inderdaad vreemd buiten het centrum lag, moet op de restanten van het bastion zijn gebouwd. Kijk maar. We liepen er omheen en keken van een afstand terug, in de richting van het koor. Hij schatte nog even. Nee, hij wist het zeker. Hij had toch echt geen fout gemaakt.

Ben Westerink, auteur van Het wierdenlandschap (2022), was een van de weinigen die ikzelf had gevraagd om met mij een wandeling te maken. Ik had hem benaderd nadat ik zijn bekroonde boek had gelezen. Als iemand het Noord-Groningse landschap kan lezen, dan is hij het. 

Daar stond hij voor me. De drie uren erna zou hij me over het historische Marne-eiland voeren, langs weggetjes die hij goed kende, druk vertellend en gebarend, me op elke verhoging in het landschap wijzend. Overal zag ik nu wierden. Hij had het landschap al talloze keren gefietst en gefotografeerd, zei hij. Nu liep hij naast me omdat ik zo graag wilde lopen. 

Hij vertelde me over Adorp, waar hij al sinds 1986 op de rand van een wierde woont. In de tijd dat hij zijn huis daar bouwde had hij, als farmaceut, niet geweten wat een wierde was. Maar bij het graven van de kelder had hij beseft dat een wierde bestaat uit meters goed geconserveerde bewoningslagen, een archeologisch monument waarop je niet zomaar moet bouwen. Bijna uit schuldgevoel was hij begonnen de geschiedenis van Adorp te onderzoeken. Eerst schreef hij een roman over het dorp: Zuiderstraat 5. Daarna leerde hij de archeologen van de Rijksuniversiteit kennen. Die deelden hun kennis met hem, en uiteindelijk publiceerde hij zijn wierdenboek. 

We liepen naar Vliedorp, restant van een oude kerkwierde. De kerk is rond 1700 afgebroken en de wierde zelf begin twintigste eeuw afgegraven. Het pad dat we liepen voerde langs een lief water. Wat we aantroffen was een halve hectare met oude bomen en een veld bezaaid met grafzerken. Romantischer kon niet. De eenvoud van het landschap en zijn eeuwenoude geschiedenis beroerden ons beiden. 

Rondom lag uitgestrekt akkerland bloot tegen de grijze lucht die nu snel opklaarde. Alles bleek tot aan de horizon volkomen strakgetrokken. Het was alsof je door de Noordoostpolder liep. Westerink vertelde me dat deze naakte akkers tot voor kort allemaal nog bol liepen. Dat hadden de boeren ooit gedaan omdat het hielp bij de afwatering. Maar diezelfde boeren hadden onlangs de meeste sloten gedempt, de akkers rechtgetrokken en er drainagepijpen onder gelegd. De rode buizen zag ik streng naar buiten steken. Daar was niets romantisch aan. Ik moest maar naar Middag-Humsterland gaan als ik nog gebolde akkers en historische sloten wilde bekijken, zei hij nuchter.

Uiteindelijk bereikten we Leens uit de richting Ulrum. Westerink vond dat ik de twee schitterende wierden vanuit deze hoek moest benaderen. De weg voor me slingerde elegant, Leens stak in de verte af tegen een ouderwets geplooide horizon. Daar links, zei mijn gids, woonde de dichter C.O. Jellema. Die was in 2003 overleden. Ineens begreep ik het. Ook Jellema had op een wierde gewoond, net als mijn wandelgenoot. En wat dichtte de Groningse dichter?
“Op zo’n wierde, zeiden we, dicht
bij zo’n eeuwenoud kerkje, zo
zouden ook wij wel – en wezen
elkaar de symbolen: zandloper,
vlinder, als ring om namen
de slang die zichzelf in de staart bijt.”


Zef Hemel blogt de komende weken over zijn wandelingen door het Noorden. Meld je aan voor de nieuwsbrief om bij elke aflevering een melding in je mailbox te ontvangen.