Robin Kramer heeft een plan voor de harde valwinden die hem in de stad van zijn fiets af blazen.

Steden hebben een eigen klimaat. Door de dichte bebouwing is het er in de winter vaak warmer dan op het platteland. Je merkt er bovendien weinig van de wind, behalve als je langs een hoog gebouw fietst. Zo waaide ik laatst op een winderige lentedag per ongeluk een kruispunt op terwijl ik langs het UMCG  fietste. Het kale stenen plein dat door het ziekenhuis en andere hoge gebouwen omsloten wordt, werkt als een trechter voor al het windgeweld dat boven en langs de stad raast. Zodoende werd ik door de wind over het kruispunt gelanceerd.

Afijn, zo geeft het beton en de stenen van de stad me dus regelmatig de wind van voren. Sindsdien fiets ik regelmatig onderzoekend door de stad. Ik vind het namelijk opmerkelijk dat er zoveel lokale verschillen in klimaat zijn in een stedelijk en dichtbebouwd gebied als Groningen. Iedereen kent de hitte-eilanden en hittestress, maar over windhinder en het windeiland-effect wordt nog weinig gerept.

In een poging er meer over te leren stuitte ik op het onderzoek van A. M. Droste uit 2017. Droste concludeert dat onder bepaalde omstandigheden in de stad hardere winden waaien dan daarbuiten. Je zou het omgekeerde verwachten doordat wind vrij spel krijgt waar geen bebouwing staat, maar juist de aanwezigheid van bebouwing van afwisselende hoogten kan de wind versterken.

Op de website fietsersbond.nl noemen ze het fenomeen ‘valwind’. Daar is sprake van wanneer wind tegen hoge gebouwen botst en naar beneden stroomt en op de grond versneld zijn weg rond het gebouw zoekt. Ik ben blijkbaar niet de enige die wel eens van z’n fiets wordt afgeblazen in de nabijheid van hoge gebouwen.

Even verderop lees ik dat Nederland het enige land is met een norm voor windhinder. De norm gaat schuil onder de catchy naam NEN8100, bedacht door de Stichting Koninklijk Nederlands Normalisatie Instituut. Lang verhaal kort: bij gebouwen boven de 30 meter wordt vanuit Rijkswaterstaat geadviseerd om windonderzoek uit te voeren. Het is een geruststellend idee dat in ons land de NEN8100 ons tegen windhinder beschermd.

Maar één gedachte kan ik niet loslaten: waarom is de omgeving rondom die hoge gebouwen vaak zo kaal? Zouden bomen niet de perfecte windbrekers zijn? Het woningtekort in de stad zorgt voor meer bebouwing, parking en hoogbouw in plaats van groen. Al die bebouwing zorgt op zijn beurt weer voor meer windhinder. In een onderzoek uit 1988 van de TU Eindhoven vind ik een bevestiging op mijn vermoeden. De stromingspatronen van wind kunnen verstoord worden door ‘het creëren van een algeheel rustig klimaat d.m.v. veel bomen’.

Ik ben benieuwd wat er gebeurt met onze winderige pleinen en stenenstad als er meer ruimte zou zijn voor geboomte. Wellicht zouden we daar een norm op kunnen verzinnen. Ik wil wel een voorstel doen voor de naam: ‘De Norm Meer Handig Groen in de Stad ten Behoeve van een Algeheel Rustig Stedelijk Klimaat’. Of in ’t kort de RK8101.

In deze wekelijkse wisselcolumn schrijven Nb-redactieleden ombeurten over wat hen bezighoudt in en om het Noorden.