Kim van Dam ziet dat de bezwaren voor zonnepanelen en windmolenparken verminderen als mensen kunnen meepraten of profiteren van de opbrengsten. Toch moeten de zorgen van burgers ook serieus worden genomen.

Not In My BackYard, NIMBY. Ook bekend als: wel de lusten, niet de lasten. Je wilt wel schone energie, maar geen windmolen in je achtertuin. Het begrip heeft nogal een negatieve klank gekregen. Zodra je ergens tegen in het verweer komt, worden je zorgen ter zijde gelegd als typische ‘NIMBY-reactie’, waarmee bezwaren eenvoudig gediskwalificeerd en afgeserveerd worden. Overigens vaak door mensen die zelf geen last hebben van die windmolen of dat zonnepark. Wat je ook ziet: bedrijven en ontwikkelaars gebruiken het NIMBY-argument te pas en te onpas om mensen die ergens tegen protesteren weg te zetten als egoïsten die zich alleen zorgen maken over hun eigen hachje. 

Is dat eigenlijk wel terecht? Uit wetenschappelijke literatuur weten we dat het afdoen van bezwaren van mensen als NIMBY-gedrag vaak geen recht doet aan wat mensen ervaren als hun plek – de achtertuin – bedreigd wordt. De band die mensen hebben met de plek waar ze wonen is vaak groot en verdient meer nuance en respect dan simpel wegwuiven van zorgen als een typische NIMBY-reactie.

Ook is het niet zo dat iedereen die op een bepaalde plek woont, met diezelfde spreekwoordelijke achtertuin dus, op eenzelfde manier reageert: de één vindt een hoogspanningsleiding spannend en associeert dit met een toekomstige schone wereld zonder CO2 uitstoot. De ander raakt van slag door die geplande molens vanwege de gevolgen voor het uitzicht, zorgen over geluidshinder en verwachte effecten op de gezondheid. Zwart-wit is het in het in ieder geval niet. Wel leert de praktijk dat als mensen mee kunnen praten of mee kunnen profiteren van opbrengsten van bijvoorbeeld zonnepanelen of windmolens, de bezwaren vaak mee lijken te vallen. Laatst hoorde ik van de app PIMBY: Please In My BackYard, die gebruikt kan worden om mensen actief te betrekken bij toekomstige plannen in hun leefomgeving. Hoopvolle ontwikkelingen.

Meedoen dus, of in vaktermen: participeren. Nu is er niet alleen de energietransitie met z’n zonnepanelen en windmolens, maar moeten er ook nieuwe huizen, wegen, sporen en bedrijventerreinen worden aangelegd. Ook hier willen we als burger graag over meedenken. Wat hier in ieder geval kan helpen is ‘gebiedsgericht’ te werk te gaan, want op een plek, daar komen al die ontwikkelingen samen. Omdat mensen zich vaak verbonden voelen met hun plek en verstand hebben van wat daar allemaal gebeurt lijkt dit niet meer dan logisch.

Maar wat doen we dan met al die dingen die zich niet tot één plek beperken? Wat doe je als je het hebt over een spoorlijn (denk Lelylijn) of een hoogspanningsleiding (denk Vierverlaten naar Ens)? Lijnen die in ongeveer hetzelfde gebied van A naar B gaan, dat is wel duidelijk, maar waar precies de definitieve tracés gaan lopen blijft lange tijd (achter gesloten deuren) in nevelen gehuld. Bewoners kunnen zolang alleen maar gissen of die lijnen door de eigen achtertuin gaan of door die van de buren. Meedoen of meepraten is dan een lastig verhaal. Maar ook hier is hoop. Rondom de Lelylijn is een experiment met raadpleging van mensen in een relatief groot gebied. Het is een mooi begin. Of de conclusie van de staatssecretaris klopt dat daarmee de problemen over de route in en bij natuurgebieden in Friesland ’te overzien’ zijn? Dat lijkt me een gevalletje wishful thinking – wacht maar tot duidelijk wordt in welke achtertuin die lijn komt. En juist dan is het zaak om bezwaren en zorgen níet als NIMBY-gedrag weg te zetten, maar betrokken boeren en burgers serieus te blijven nemen en respectvolle oplossingen te vinden.

In deze wekelijkse wisselcolumn schrijven Nb-redactieleden ombeurten over wat hen bezighoudt in en om het Noorden.

Trefwoorden