De nationale regenton – het IJsselmeer – zal niet altijd meer vol genoeg zitten. Hoe maakt de Waddenkust zich klaar voor de droogte en verzilting?

‘Wat valt je op aan dit land?’ Directeur Henk Westerhof van Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw (SPNA) loopt voor ons uit de akkers bij Munnekezijl op. In de verte dartelt een kudde konikpaarden door het aangrenzende Nationaal Park Lauwersmeer, vermoedelijk net als wij ongeduldig tot de lente definitief doorbreekt. Westerhof wijst, als een antwoord op zijn vraag uitblijft, naar de brede trekker­sporen in de bodem. ‘Onze machines zijn twee keer zo breed als de gebruikelijke.’
Op deze proefboerderij in ‘het hart van het pootgoed’ doen Westerhof en zijn collega’s onderzoek voor de akkerbouwers van het gebied. SPNA experimenteert met manieren om meer regenwater vast te houden in de bodem. De bredere trekkers berijden tijdens het bewerken een kleiner deel van de grond, vergeleken met standaard­trekkers. Daardoor blijft de bodem luchtig als een spons, klaar om bij een goede bui het regenwater op te zuigen en niet meer los te laten.

De tijden dat Nederland niet hoefde in te zitten over een gebrek aan zoetwater, zijn door klimaatverandering voorbij. Dat terwijl wij er op ontelbare manieren van afhankelijk zijn. Het is ons drinkwater, koeling voor de industrie en de levensader van de Nederlandse natuurgebieden.
Verder lijken er alleen maar activiteiten bij te komen die om zoet­water vragen. Een miljoen extra huizen krijgt een aansluiting op het leidingnet, Google breidt uit met nieuwe datacenters, hoogveengebieden worden vernat en ook de productie van waterstof zal misschien een groot beroep doen op de hoeveelheid beschikbaar water.
Los van dat er minder van is, is het ook minder goed te voorspellen hoeveel zoetwater Nederland in een gegeven periode tot zijn beschik­king heeft. We konden voorheen rekenen op een consistente aanvoer doordat de Europese gletsjers in het voorjaar en de zomer smelten. Maar dat die meer en meer verdwijnen, maakt ons steeds sterker afhankelijk van regenval in Frankrijk en Duitsland. De aanvoer van het water fluctueert daardoor meer, wat maakt dat periodes van droogte en overvloed elkaar vaker afwisselen en minder voorspelbaar zijn.

‘We zijn kampioen water wegwerken. Maar hoe we water vasthouden…’

‘We zijn kampioen water wegwerken’, aldus Westerhof. ‘Maar hoe we water vasthouden nu er meer droogte is, daar is pas twintig jaar aandacht voor.’ De directeur tuurt over het land, waar afgestorven planten uitsteken en kleine groene planten de bodem bedekken.
Dode plantenresten houden de bodem luchtig. SPNA probeert daarom verschillende soorten compost uit en zaait verschillende groenbemesters. Dat zijn planten die boeren buiten het seizoen zaaien om de grond vruchtbaar te houden. ‘Dit kon weleens bladrammenas zijn’, gokt Westerhof, gevraagd naar de resten die uit de grond steken. ‘Maar we gebruiken een mengsel van wel dertig soorten. Die wortelen allemaal op andere manieren.’
Bij het bewerken van de grond valt ook nog winst te behalen. ‘Werk je de grond te veel om, dan wordt die te los. Maar het is een balans: te weinig en je hebt geen goed zaaibed voor het nieuwe seizoen.’
Rijden, planten, ploegen. Als we dat allemaal anders doen, kan de landbouwgrond langs de Waddenkust meer regenwater opvangen. Dat is hard nodig. Hier in de akkers bij Zoutkamp geldt net als voor de rest van de kustregio dat toekomstige droogte de kans op verzilting met zich meebrengt. In de bodem ligt namelijk slechts een klein laagje lichter zoetwater boven op het verder zoute grond­water. Op die zogeheten zoetwaterlens verbouwen de boeren hun bloembollen of pootaardappelen.
Het opgevangen regenwater drukt het zoute water naar beneden en houdt het bij het oppervlak vandaan. Maar als het zoete water in een droge periode opraakt, krijgt de zoute kwel de kans zich omhoog te drukken en verzilt de bodem. Het lage polderpeil dat waterschappen hanteren zodat de zware landbouwmachines het land op kunnen, werkt de verzilting daarbij verder in de hand. Doordat er minder water in de bovenste laag zit, krijgt de zoute kwel nog minder tegendruk en kruipt hij sneller omhoog.
Bereikt het zout het oppervlak, dan verandert de klei van structuur. En de zoete gewassen die nu worden verbouwd kunnen het zout niet aan. ‘Er zijn nu al percelen bij Sexbierum en de Kolk te zout geworden om op te verbouwen’, stelt Westerhof.

Nationale regenton

Dat de landbouw langs de kust nu nog niet veel last van zout heeft, komt mede door het IJsselmeer. De waterschappen gebruiken het water uit onze nationale regenton namelijk om opgekomen zout uit de sloten te spoelen. ‘Het zoetwaterplan werkt voorlopig nog goed’, zegt programmastrateeg Vincent Hovinga van waterschap Noorderzijlvest.
De waterschappen maken zich wel alvast klaar voor een andere toekomst. Minister Harbers van Infrastructuur en Waterstaat liet in november in een Kamerbrief namelijk nog maar eens merken dat een goed gevuld IJsselmeer niet meer vanzelfsprekend is. ‘Toename van verzilting is in de komende decennia helaas onafwendbaar door klimaatverandering.’ Hij geeft aan dat hij geen nieuwe maatregelen kan garan­deren om gebieden te voorzien van zoet­water van elders. ‘We vragen alle water­gebruikers zelf maatregelen te nemen om beter bestand te zijn tegen periodes van extreme droogte, watertekorten en verzilting.’
Dat maakt dat akkerbouwers vaak naar de waterschappen kijken voor oplos­singen. ‘Ondernemers die flinke inves­teringen doen in de bollenteelt, willen weten waar ze aan toe zijn’, zegt dage­lijks bestuurder Siem-Jan Schenk van waterschap Hollands Noorderkwartier. ‘Er zijn wel organisaties die zeggen dat de bollenteelt geen toekomst heeft, maar ik ga ervanuit dat er wel oplossingen komen. Je kunt het probleem alleen niet meer op de waterschappen afwentelen. Als het water er niet is, kan ik er niet voor zorgen.’

Gelukkig zit er voorlopig nog rek in het systeem: we kunnen akkerbouwers minder afhankelijk maken van het IJsselmeer. ‘Er valt langs de kust nog altijd meer regenwater dan er verdampt’, aldus landschapsarchitect Lieke Jildou de Jong. ‘Maar het water trekt niet goed de bodem in. Het meeste wordt via de sloten gedraineerd en verdwijnt in zee.’
De Jong komt net van een gastles bij Hogeschool Van Hall Larenstein en heeft de Powerpoint-presentatie nog open­staan als ze haar laptop openslaat in het café van het Grand Theatre in Groningen. Voor haar afstuderen heeft ze zogeheten zoetwatererven ontworpen, gebaseerd op een methode ontwikkeld door onder­zoekbureau Deltares. Op bepaalde plaatsen wil De Jong een laagje klei verwijderen, zodat het meer waterdoorlatende zand aan het oppervlak komt. Zo creëer je in een straal van driehonderd meter een zoete bodem, doordat het regenwater de bodem infiltreert en daar het zoute water omlaagdrukt.
De Jong won er de Archiprix mee, de prijs voor het beste masterproject van de architectuuropleidingen. Als ze de ontwerptekeningen tevoorschijn haalt, is te zien waarom. Om de ‘putten’ komt een erf, nauwelijks te onderscheiden van de oude boerenerven die voor de schaalvergroting in de land­bouw om de zoveel honderd meter met hun puntdakjes uit het landschap staken.
De Jong scrolt door de slides, en houdt stil bij een dwarsdoor­snede van het ontwerp. Onder de bodem heeft ze een royale bel zoetwater getekend, maar ook bovengronds heeft ze van alles bedacht. Er staat een huisje met puntdak, niet bedoeld voor bewoning door mensen, maar door vogels en insecten. ‘Op die manier biedt het erf ook natuurlijke ongediertebestrijders.’ En de erven kunnen dienstdoen als bezoekers­plekken voor fietsers en wandelaars in het gebied. ‘Er zitten natuurlijk complexiteiten aan’, zegt De Jong om de verwach­tingen te temperen dat de erven overal een oplossing zouden zijn.

Zilte teelt

‘Negentig procent van de projecten rondom verzilting is gericht op het voorkomen ervan’, zegt hoogleraar plantfysiologie Theo Elzenga van de Rijksuniversiteit Groningen. Hij doelt op projecten zoals die van SPNA en De Jong, bedoeld om de zoetwaterlens zo goed mogelijk te behouden.
Volgens hem is het zaak na te denken over een toekomst waarin verzilting aan de orde van de dag is. ‘De zoetwaterlens spoelen is uitstel van executie. En ook als je alle ingezetenen zover krijgt om maatregelen te nemen zoals die van SPNA, is het met zo’n vijftig jaar gedaan.’
Hoewel er voor bloembollen geen zouttolerant alternatief is, zijn er gelukkig wel meer toekomstbestendige aardappelen en groenten. ‘Er bestaat veel pootgoed dat zouttolerant is, en het is behoorlijk succesvol.’ Wereldwijd is bovendien veel vraag naar pootaardappelen die ook in een zoute bodem kunnen groeien, want verzilting speelt overal.

‘De veredelaars hebben altijd weinig interesse gehad voor zilte aard­appelrassen’, zegt bioloog Bas Bruning. Met zijn sociale onderneming The Salt Doctors werkt hij over de hele wereld aan zoutbestendige landbouw. Hij komt net terug van een project in Senegal. Hij nam daar bodemmonsters van verzilte landbouwgrond om die hier te analyseren. Dat de meeste aandacht in Nederland nog altijd uitgaat naar verzilting voorkomen, en niet naar de zilte teelt, begrijpt Bruning niet helemaal. ‘Er is best veel mogelijk na verzilting.’
Wel merkt hij dat bij de veredelaars de interesse langzaam begint te komen. ‘Het besef dat de verzilting niet helemaal is af te houden, is geland. Samen met HZPC, een grote veredelaar uit Metslawier, doen we nu bijvoorbeeld proeven in Egypte naar zouttolerante aardappelgewassen.’ Ook zijn er plannen om in Senegal hetzelfde te doen.
Verzilting betekent dus niet per se einde oefening voor de akkerbouwers in de kustregio. Wel vergt ze opnieuw de flexibiliteit die het gebied gelukkig al eeuwen karakteriseert. Want wie naast zee woont, kan nooit achteroverleunen. Of alle boeren hier op termijn daarom zoute gewassen verbouwen? Op de akkers bij het Lauwersmeer krabt Henk Westerhof zich nog eens achter de oren. ‘Ik vraag het me af. Ik zie de consument nog niet massaal stamppot-lamsoor eten.’ Dan laat hij een stilte vallen en kijkt bedenkelijk. ‘Maar ja, ooit aten we ook geen aardappels.’

Dit is het laatste artikel van Tjesse Riemersma als De Waddencorrespondent. Historicus Sanne Meijer volgt hem op. Een samenwerking tussen de Waddenacademie en Noorderbreedte maakt deze rubriek mogelijk.