We hebben bij Noorderbreedte weleens discussies over hoe we ‘jongeren’ actief en passief kunnen betrekken bij het blad. Passief vertaalt zich concreet in een studentenabonnement gericht op, ik citeer onze eigen website, aanstormende young professionals. Actief doen we ook. Zo hebben we korte lijnen met verschillende hoger onderwijsinstellingen in het noorden, waardoor we met enige regelmaat recent afstudeeronderzoek in het blad een plek kunnen geven.
Maar is dat dan genoeg, vragen we ons af. Op redactiebijeenkomsten komt af en toe de vraag terug wie nu eigenlijk onze doelgroep is. Nu kun je dat zo ingewikkeld maken als je zelf wilt, maar grofweg is iedereen het er wel over eens dat het een blad is dat zich richt op mensen met interesse in ruimtelijke ordening, kunst, landschap, en mensen in het noorden. Een deel daarvan is dan zogenaamd professional, anderen zijn gewoon geïnteresseerd. Jongeren, laten we zeggen mensen onder de dertig, maken een relatief klein deel uit van ons ledenbestand.
Een deel van de redactie zou graag zien dat Noorderbreedte meer jonge leden krijgt. Een bekende reflex is dan om aan generationeel profileren te doen. De jongere is daarin iemand die vrijwel niet meer leest, een beperkte concentratiespanne heeft, en sowieso niet meer zit te wachten op papier. Uit zo’n profiel volgt dan automatisch een oplossingsrichting met meer activiteit op de socials en korte knallende teksten. En Taylor Swift natuurlijk. Vooral dat laatste element is nog best een gedoe om te regelen.
Nu ben ik geen expert op jongerengebied, maar een deel van de doelgroep tussen de twintig en de dertig kom ik als docent aan de universiteit dagelijks tegen. Is deze groep illustratief voor jongeren als geheel? Beslist niet. Zowel met betrekking tot het type onderwijsinstelling als de specifieke vakgroep waarin ik me begeef, is het een klein deel van een veel diversere realiteit. Dat is niet per definitie een probleem. Voor het niet-jongere deel van de Noorderbreedtegemeenschap geldt dit immers ook.
Desalniettemin wil ik voor deze studenten, waaronder kunsthistorici, landschapshistorici en archeologen, op deze plaats een lans breken. Ik heb het dan specifiek niet over hun interesse in de thematiek van Noorderbreedte, maar vooral over hoe ze passen in het hierboven geschetste profiel. Er bestaan inderdaad studenten die mekkeren bij ieder artikel van meer dan vijf pagina’s en ik hoorde recent een verhaal van een collega over een verslag dat geschreven was op een telefoon. Maar ik zie ook studenten die moeiteloos lange teksten lezen in meerdere talen en stukken schrijven van een niveau waarop ik zeker in dat stadium van mijn ontwikkeling nog niet zat.
Ik zie studenten die goed geïnformeerd zijn, gevoel hebben voor vormgeving, en serieus bezig zijn met hun vakgebied. Dat doen ze meestal heel soepel naast sociale media, en in mijn omgeving misschien in iets mindere mate Taylor Swift, maar vast wel allerlei andere artiesten en kunstenaars waar ik nog nooit van gehoord heb. Dit zijn jongeren die een mooi vormgegeven blad, met goede inhoudelijke stukken echt wel waarderen. Dat dit misschien nog niet het moment is dat ze een abonnement nemen, is ook een kwestie van levensfase. De jongeren die ik om me heen zie stemmen hoopvol. Voor Noorderbreedte, maar ook op een breder maatschappelijk niveau. Het idee dat je zo’n generatie moet lokken met allerhande flitsende vluchtigheden is nodeloos neerbuigend.