Over het Noorden, en over wat het Noorden dan wel of niet zou zijn, is al veel gezegd en geschreven. Vorige week nog verscheen een artikel van Marijn Molema bij Noorderbreedte: Het Noorden zal herrijzen, over het belang van regionaal zelfonderzoek.
Laat ik dan met dat regionaal zelfonderzoek beginnen. Zo zijn er bijvoorbeeld weinig dingen die mij meer op de kast krijgen dan na een soepele treinreis naar het westen des lands bij binnenkomst te horen: ‘goh, wat een lange reis, ben je helemaal uit het hoge noorden gekomen?’ En alle varianten op dat thema.
De ervaring leert: een echt goede respons op zo’n vraag is er niet. ‘Het valt wel mee’, riekt naar bagatelliseren en resoneert niet echt. Heel hard roepen ‘ja inderdaad, wat een klere-eind reizen is het toch’, of de zaak omdraaien (‘ja, ik vind Amsterdam ook ver’) levert in de regel niets meer op dan een meewarige blik. Voor je weet zit ik nog hoger op die spreekwoordelijke kast. Noord-Nederland – het hoge noorden – is voor veel mensen gewoon bijzonder ver weg.
Dat geloof vinden we ook terug in de media. Voorbeelden te over, maar een oude favoriet van mij is een artikel dat ik een aantal jaar geleden op de site van de NOS vond. Het artikel ging over Henk, die van plan was zonder rooie cent naar Jeruzalem te lopen. Kop van het stukje: ‘Vanuit Stadskanaal, helemaal in Noord-Nederland, naar Jeruzalem’. Niet de afstand naar Jeruzalem is hier blijkbaar opmerkelijk, maar het feit dat Henk van plan dit vanuit Stadskanaal, helemaal in Noord-Nederland te doen. Voor de goede orde: volgens Google Maps ligt Stadskanaal (4000 km) hemelsbreed dichter bij Jeruzalem dan Amsterdam (4213 km).
Waar het wel om gaat, en dat zal iedereen van ten noorden van de rivieren bekend voorkomen: de weg naar het Noorden is gemiddeld twee keer zo lang als de weg Noorden-Randstad. En inderdaad, als je alles vanuit het centrum van de wereld bekijkt [pun intended], tja, dan liggen we een beetje uit de route.
Misschien is dat maar goed ook. Want, waarschuwde een collega uit Brabant laatst: koester wat je hebt. Zijn Brabant herkent hij nauwelijks meer terug, het is een doorreisregio op de route Randstad – Ruhrgebied geworden. Het Noorden heeft in zijn ogen nog de ruimte om het zelf te regelen. Dus koester wat je hebt.
Er is ook nog een ander verschil met Brabant. Waar Brabanders graag hun identiteit als Brabander cultiveren en zich daarmee graag tegen de Randstad afzetten, lijkt dat voor noorderlingen altijd wat problematisch te liggen. Noorderlingen, zegt de één, schieten in dat soort interacties geheel volgens de wetten van het calimerocomplex net iets te vaak in een slachtofferrol. En, volgens een ander, zijn we notoir slecht in het vertellen waar we goed in zijn.
Of zijn ook dit alleen maar beelden? Eigenlijk heb ik er maar een hekel aan en geloof ik niet zo in stereotypen en generalisaties. En al die vergelijkingen. Of het nou om mensen, gebieden of de combinatie daarvan gaat. Wij en zij, hier en daar. Laten we ermee ophouden. Ze zullen er vast zijn die kleine cultuurverschillen, maar zoals een andere Brabantse collega zei: de verschillen in de groep zijn groter dan die tussen de groepen.
Dus – en hier is mijn goede voornemen – ik laat me voortaan niet meer op de kast jagen door zuchtende mensen die helemaal vanuit de Randstad naar het Noorden gekomen zijn. We lijken allemaal veel meer op elkaar dan we van elkaar verschillen. Dat lijkt me ultieme kerstreflectie. Er is tenslotte al meer dan genoeg polarisatie in deze wereld.