In de uitwerking van het waterbeleid werken waterschappen, provincies en waterbedrijven onvoldoende samen, aldus provinciale ambassadeurs Jorien Bakker en Jan Gorter van Natuurmonumenten. Samen met zeven andere noordelijke natuurorganisaties publiceerde de vereniging eerder dit jaar een manifest.

Al duizenden jaren vormen ze ons landschap: de ontelbare regen­druppels die bij stortbuien op het Drents plateau samen uit de hemel vallen en via een diep, stroompje of Aa in de Waddenzee eindigen. De Drentse Hondsrug en beekdalen, de Friese veen­weidegebieden en de Groningse zeekleipolders zijn onlos­makelijk met elkaar verbonden door water. Al het water dat wij drinken, waarmee wij ons wassen, het land beregenen en dat de industrie gebruikt, viel ooit als een regendruppel op de aarde.  
Dat is zoals het altijd ging, maar het water is nu een steeds grotere reden tot zorg. Periodes van langdurige droogte en hevige stortbuien wisselen elkaar door klimaatverandering vaker af. Al decennialang verdrogen onze natuurgebieden en de huidige omgang met water en de inrichting van het watersysteem verergeren de problemen. Die zijn vooral gericht op water snel afvoeren, niet op vasthouden.
Ook de kwaliteit van het water staat er slecht voor. In de Europese Kaderrichtlijn Water zijn afspraken vastgelegd voor 2027, maar Nederland gaat die zeer waarschijnlijk niet nakomen. We bungelen onderaan in de Europese ranglijst op het gebied van schoon water.  Dat het waterbeleid anders moet, weten we al best lang, maar in de praktijk verandert weinig. Door de samenhang van de Noordelijke wateren is het noodzakelijk dit in Noordelijk verband aan te pakken. Ons unieke landschap van Drentse, Friese en Groningse bossen, veengebieden, polders, meren en moerassen, verbonden door beken, rivieren en kanalen, vormen daarvoor de ideale ingrediënten. Deze natuurlijke rijkdom vormt een ideale ‘spons’ en maakt het landschap flexibel genoeg om de gevolgen van klimaatverandering op te vangen en te voorzien in de behoefte aan schoon water.

Spons

Acht noordelijke natuurorganisaties (zie kader) verwoordden deze visie in het manifest De Kracht van het Noorden. Hierin roepen ze de vijf noordelijke waterschappen, drie provincies en drie drinkwaterbedrijven op om hun kennis en daadkracht te bundelen en te komen tot een toekomstbestendig en duurzaam watersysteem. Dat watersysteem moet bij te veel neerslag als een spons het water kunnen vasthouden en het bij tekorten gecontroleerd kunnen afgeven. Zo is de landbouw voorzien van voldoende water in het groeiseizoen en blijft er genoeg water in de grond voor de natuur en de drinkwatervoorziening.

Watersysteem voor een zelfvoorzienend Noord-Nederland
Op het hoger gelegen Drens Plateau wordt zoveel mogelijk water vastgehouden als strategische watervoorraad voor Noord-Nederland. Het water dat wel afstroomt wordt vastgehouden in de beekdalen en de zone met veengronden rond het Drents Plateau in Groningen en Friesland. Door water in de veengebieden vast te houden vindt een verschuiving plaats van veenoxidatie nu naar CO2-opslag in de
toekomst. Door water zoveel mogelijk lokaal vast te houden, wordt de inlaat van IJsselmeerwater tot een minimum beperkt. In een brede kustzone is meer zoet water beschikbaar vanuit het achterland om tegendruk te geven tegen de verzilting. Op enkele plekken laten we gecontroleerd de zee binnen om zoet-zoutovergangen te creëren en de kustzone door opslibbing mee te laten groeien met de zeespiegelstijging.

Om dat voor elkaar te krijgen, is een hoop maatregelen nodig. Het waterpeil moet omhoog, zowel voor de natuur als voor het vastleggen van CO2. We moeten rivieren hermeanderen, sloten en beken verbreden en veron­diepen, en beter toezicht houden op beregening door particulieren en bedrijven. Tegelijkertijd is het ook van groot belang te werken aan toekomstbestendig beleid voor drink- en industriewater. Er zijn betere regels nodig voor drainage en beregening van landbouwgebieden, met beperkingen voor waterwinning rondom natuurgebieden. Wat betreft de waterkwaliteit moet er gewerkt worden aan beleid op het gebied van nutriënten (meststoffen) en pesticiden (bestrijdingsmiddelen). Hierbij moet de bron worden aangepakt en moeten voor natuurgebieden en grondwaterbeschermingsgebieden strengere voor­waarden gelden.  
Dat betekent dus aanpassing van ons landgebruik aan het water(peil): Van ‘peil volgt functie’ naar ‘functie volgt peil’. Of zoals de Rijksoverheid het formuleert: ‘Water en bodem worden sturend voor het landgebruik.’ Dat betekent bijvoorbeeld dat je je af moet vragen of er nog wel maïs verbouwd moet worden in laaggelegen beekdalen met de benodigde ontwatering. En wat te denken van bloemen­teelt met drainage pal naast natuurgebieden?
Het manifest komt voort uit de gedeelde zorg over de staat van het waterbeheer. Het manifest is gebaseerd op objectieve gegevens en op een wettelijke verplich­ting die urgenter is dan ooit. Het sluit aan bij signalen van tal van organisaties in Nederland (RIVM, Raad voor de Leefomgeving, alsook het Kabinet in de brief Water en bodem) die zich grote zorgen maken over de moeite die het kost om tot een transitie in het waterbeheer te komen. Overheden moeten voorbij de mooie woorden, de inten­ties, de pilots en de verkenning kijken. Dat is zeker niet makkelijk en er zijn vele obstakels te overwinnen, maar onze voorgestelde aanpak levert voor iedereen zoveel winst op, dat het een enorme misser is als we deze kans nu niet verzilveren.

Waterschap Hunze en Aa’s forceert een dijkdoorbraak om water uit het Drentse Diep de Kropswolderbuitenpolder in te laten lopen

Obstakels

Wat staat zulk waterbeheer in de weg? Een eerste obstakel is de functiescheiding tussen landbouw en natuur die Nederland decennialang nastreefde. Voor zaken met een potentieel groot ruimtebeslag, zoals recreatievoorzieningen, energietransitie en waterberging, wordt daarbij altijd meteen gekeken naar natuurgebieden. Maar de mogelijkheden daar raken uitgeput, onder andere omdat slechts twintig procent van het noordelijke landop­pervlak natuur is (veelal met een dubbelfunctie) en het slecht gaat met de biodiversiteit. Het is tijd om breder te kijken: het moet nu ook elders gebeuren, zoals in land­bouwgebied. Veel boeren zien dit gelukkig ook in.  

Toch kan het niet zo zijn dat boeren vervolgens worden geconfronteerd met korte-termijnmaatregelen en opbrengstverliezen. De aanpak van het watersysteem hoort onderdeel te zijn van de huidige landbouwtransitie. Specifieker nog: het waterbeheer van de toekomst is een van de dragers van die transitie. Dat vraagt nieuwe vormen van landinrichting, gekoppeld aan keuzes voor andere bedrijfsstijlen en verdienmodellen. En dat kost tijd, maar vooral ook samenwerking en minder polarisatie. Deze intensieve en ingewikkelde worsteling weerhoudt overheden er al decennia van om daadwerke­lijk stappen te zetten. Doelsturing – boeren meer zeggen­schap geven over de weg naar gestelde doelen – is niet voldoende. Een vrijwillig Deltaplan Agrarisch Waterbeheer of alleen water vasthouden is dat ook niet. Het is noodza­kelijk dat we het over het hele watersysteem inclusief het wenselijk landgebruik gaan hebben.  

Een tweede obstakel: onze beroemde bestuurscultuur van polderen en draagvlak zoeken. Scherpe keuzes blijven vaak achterwege om de kool en de geit te sparen.  Het derde obstakel is het ontbreken van een samenhan­gende visie op grond- en oppervlaktewater, op landbouw en drinkwater, ruimtelijke ordening en waterbeheer, op verdienmodellen voor de landbouw en op waterbe­heer. Het vraagt van partijen die elkaar best wel weten te vinden dat ze veel sterker gaan samenwerken. Want een groot deel van de opgave ligt buiten het technische waterbeheer.  

Wil je water en bodem echt sturend maken, dan gaat het ook over ruimtelijke ordening en grondgebruik. Vroeger konden we dat in Nederland. In het kader van landin­richting sprak de overheid meestal met één mond en het beleid was een samengaan van top-down en bottom-up. Misschien moeten we dat op een nieuwe manier weer uitvinden. In Brabant is reeds een brede bestuurlijke samenwerking opgezet met een gezamenlijk beleidskader gericht op klimaatadaptatie van het watersysteem. Betekenisvol en leerzaam.  Een vierde obstakel ligt in de harde grenzen tussen provincies, gemeenten en waterschappen en het ontbreken van voldoende samenwerking. Al begin jaren 2000 wilden diverse natuurorgani­saties, waaronder Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer en Het Groninger Landschap, van start gaan met het project Van Veen tot Zee. De ambitie was en is nog steeds om het stroomgebied tussen het Fochteloërveen, de Onlanden en de Waddenzee te ontwikkelen tot een grote natuurlijke eenheid, waarin herstel van watersystemen gepaard gaat met winst voor natuur en landschap. Maar alleen al in dit gebied hebben we te maken met alle drie provincies, twee waterschappen, vier gemeenten, drie natuurbeheerders en vele particulieren. Om tot resultaten te komen, moet men dus over zijn schaduw en grenzen heen stappen.

Het waterbeheer van de toekomst is een van de dragers van de landbouwtransitie

Daden

Friesland, Groningen en Drenthe vormen een samenhangend watersysteem. Het ligt zeer voor de hand om daarom in noordelijk (overheids)verband beter samen te werken. We hopen dat een Wateragenda Noord-Nederland een heldere visie, samenhang, gemeenschappelijkheid en daadkracht brengt op de hierboven genoemde punten. We verwachten dat zo’n initiatief ook extra rijks­geld kan aantrekken.  
Wij zien het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) daarvoor als essentieel kader. De drie provincies en vijf waterschappen zitten nu middenin hun provinciale uitwerkingen van het NPLG, waarin ze vastleggen hoe de doelen voor natuur, stikstof, water en klimaat behaald gaan worden. En hoewel veel waterbestuurders in het Noorden het in grote lijnen met ons eens zijn, is de volgende stap in gezamenlijkheid nog niet gezet.  
Provincies, kom uit uw NPLG-bubbel en organiseer een noordelijke watertop! Onze acht organisaties zijn graag bereid om mee te denken en te doen.

Reitdiep ter hoogte van Feerwerd, 17 november 2023

De Kracht van het Noorden  
Acht noordelijke natuur- en milieuorganisaties presenteerden op Valentijnsdag 2023 gezamenlijk het visierapport De Kracht van het Noorden. Hierin onderbouwen zij dat natuur, landschap, ruimte en een schoon milieu de belangrijkste basis vormen voor brede welvaart en economisch perspectief. Op 8 september gaven ze hieraan een vervolg met het ‘watermanifest’. Het watermanifest roept overheden op een Wateragenda Noord-Nederland op te stellen voor een toekomstbestendig, flexibel en duurzaam watersysteem. Leden van de groep zijn Stichting het Drentse Landschap, Staatsbosbeheer, Stichting het Groninger Landschap, Vereniging It Fryske Gea, Friese Milieufederatie, Natuur en Milieufederatie Drenthe, Natuur- en Milieufederatie Groningen en Vereniging Natuurmonumenten.

Jorien Bakker is provinciaal ambassadeur bij Natuurmonumenten voor Groningen, Fryslân en Wadden, Jan Gorter voor Drenthe.